Toelichting bij COM(2024)143 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)143 - .
bron COM(2024)143
datum 27-03-2024
1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot gedeeltelijke schorsing van de toepassing van het Verdrag inzake het Energiehandvest (“EHV”) tussen Euratom en elke rechtspersoon die eigendom is van of onder zeggenschap staat van staatsburgers of onderdanen van de Russische Federatie of van de Republiek Belarus en die geen wezenlijke zakelijke activiteiten heeft op het grondgebied van de verdragsluitende partij waar hij is opgericht, en elke investering in de zin van het EHV die een investering is van een investeerder van de Russische Federatie of van de Republiek Belarus.

2. Achtergrond van het voorstel

Het EHV is een multilaterale handels- en investeringsovereenkomst die van toepassing is op de energiesector en die in 1994 is ondertekend en in 1998 in werking is getreden. Het EHV bevat bepalingen inzake de bescherming van investeringen, de handel in en de doorvoer van energiegrondstoffen en energieproducten, en mechanismen voor geschillenbeslechting. Het EHV stelt ook een kader in voor samenwerking op energiegebied tussen de verdragsluitende partijen. De EU is partij bij het EHV1, samen met Euratom, een aantal lidstaten, alsook Japan, Zwitserland, Turkije en de meeste landen van de Westelijke Balkan en de voormalige Sovjet-Unie, met uitzondering van Rusland2 en Belarus3.

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het EHV behoudt elke verdragsluitende partij zich het recht voor om de voordelen van deel III van het EHV te ontzeggen aan een rechtspersoon indien staatsburgers of onderdanen van een derde staat eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over een dergelijke rechtspersoon en indien die rechtspersoon geen wezenlijke zakelijke activiteiten heeft op het grondgebied van de verdragsluitende partij waar hij is opgericht. Daarnaast behoudt elke verdragsluitende partij zich overeenkomstig artikel 17, lid 2, punt b), van het EHV het recht voor om de voordelen van deel III van het EHV te ontzeggen aan een investering indien de ontzeggende verdragsluitende partij vaststelt dat het een investering betreft van een investeerder van een derde staat waarmee of ten aanzien waarvan de ontzeggende verdragsluitende partij maatregelen treft of handhaaft die i) transacties met investeerders van die staat verbieden, of ii) overtreden of omzeild zouden worden indien de voordelen van deel III van het EHV zouden worden verleend aan investeerders van die staat of aan hun investeringen.

Sinds maart 2014 legt de EU geleidelijk meer sancties op aan de Russische Federatie, aanvankelijk als reactie op de illegale annexatie van de Krim en Sebastopol en de moedwillige destabilisering van Oekraïne. Op 23 februari 2022 heeft de EU de sancties uitgebreid na de erkenning van de niet door de regering gecontroleerde gebieden in de Oekraïense regio’s Donetsk en Loehansk en het sturen van Russische troepen naar deze gebieden. In reactie op de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne heeft de EU de sancties na 24 februari 2022 aanzienlijk uitgebreid. Een groot aantal personen en organisaties kwam op de sanctielijst en er werden ongekende maatregelen genomen om de Russische economie aanzienlijk te verzwakken en af te sluiten voor vitale technologie en markten, en om Ruslands mogelijkheden om oorlog te voeren in te dammen.

Tegelijkertijd is de EU-sanctieregeling ten aanzien van de Republiek Belarus uitgebreid naar aanleiding van de betrokkenheid van dat land bij de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Dit komt bovenop de sancties die al golden ten aanzien van de Republiek Belarus. Deze sanctieregeling bestaat uit een reeks financiële, economische en handelsmaatregelen.

Noch de Russische Federatie, noch de Republiek Belarus is verdragsluitende partij bij het EHV. Investeerders uit deze landen zouden echter gebruik kunnen maken van ondernemingen die op het grondgebied van een verdragsluitende partij bij het EHV gevestigd zijn om aan te voeren dat Euratom of zijn lidstaten in strijd hebben gehandeld met de verplichtingen inzake investeringsbescherming van het EHV en op die grond procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten tegen Euratom of zijn lidstaten kunnen inleiden.

Het optreden van Euratom en dat van zijn lidstaten is in overeenstemming met het EHV en andere relevante overeenkomsten, en vorderingen met betrekking tot dergelijke maatregelen zijn hoe dan ook uitgesloten op grond van de toepasselijke instrumenten en het algemene internationale recht. Desondanks is het passend aanvullende procedurele stappen te ondernemen om procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten tegen Euratom of zijn lidstaten in het kader van het EHV te voorkomen.

3. Voorgestelde maatregelen

Artikel 17 van het EHV biedt de verdragsluitende partijen de mogelijkheid om de voordelen van de bepalingen inzake investeringsbescherming van het EHV te ontzeggen aan investeerders van niet-verdragsluitende partijen die het EHV proberen te misbruiken door via lege vennootschappen vorderingen inzake investeringen in te leiden of vorderingen in te leiden tegen maatregelen die samenhangen met sancties (“ontzegging van voordelen”).

Het is passend een beroep te doen op artikel 17, lid 1, van het EHV en de voordelen van deel III van het EHV te ontzeggen aan elke rechtspersoon die eigendom is van of onder zeggenschap staat van staatsburgers of onderdanen van de Russische Federatie of van de Republiek Belarus en die geen wezenlijke zakelijke activiteiten heeft op het grondgebied van de verdragsluitende partij waar hij is opgericht. Het is eveneens passend deze voordelen te ontzeggen aan elke investering in de zin van het EHV die een investering is van een investeerder van de Russische Federatie of van de Republiek Belarus in de in artikel 17, lid 2, punt b), beschreven omstandigheden.

De ontzegging van voordelen op grond van artikel 17 houdt een gedeeltelijke schorsing van het EHV in en moet door de Commissie worden uitgevoerd middels de bekendmaking van een publieke verklaring namens Euratom en alle lidstaten die partij zijn bij het EHV.

4. Rechtsgrondslag

Het Euratom-Verdrag bevat geen bepaling die gelijkwaardig is aan artikel 218, lid 9, VWEU voor besluiten van de Raad tot schorsing van de toepassing van een overeenkomst. Wanneer een door Euratom gesloten overeenkomst, zoals het EHV, moet worden geschorst, zijn de procedures van artikel 101 van het Euratom-Verdrag van toepassing.

Artikel 101, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag luidt: “Binnen de grenzen van haar bevoegdheid kan de Gemeenschap verplichtingen aangaan door het sluiten van akkoorden of overeenkomsten met een derde staat, een internationale organisatie of een onderdaan van een derde staat”.

Artikel 101, tweede alinea, van het Euratom-Verdrag luidt: “Met het oog op deze akkoorden of overeenkomsten worden door de Commissie onderhandelingen gevoerd volgens richtlijnen van de Raad; zij worden gesloten door de Commissie met goedkeuring van de Raad, welke daartoe met een gekwalificeerde meerderheid besluit.”

De inroeping van artikel 17 EHV leidt tot een gedeeltelijke schorsing van het EHV, namelijk van deel III van het EHV over de bevordering en bescherming van investeringen, ten aanzien van investeerders van de Russische Federatie en de Republiek Belarus. De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 101, tweede alinea, van het Euratom-Verdrag.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de verklaring uit hoofde van artikel 17 EHV de toepassing van het EHV door Euratom en alle lidstaten die partij zijn bij het EHV zal schorsen, is het passend deze bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.