Toelichting bij COM(2023)504 - Standpunt EU in het Gespecialiseerd Handelscomité voor administratieve samenwerking inzake btw en inning van belastingen en rechten dat is opgericht bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het namens de Europese Unie in het Gespecialiseerd Handelscomité voor administratieve samenwerking inzake btw en inning van belastingen en rechten in te nemen besluit in verband met de voorgenomen vaststelling van de besluiten voor de uitvoering van het Protocol betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en betreffende de wederzijdse bijstand bij de invordering van schuldvorderingen in verband met belastingen en rechten (“het btw-protocol”) zoals vastgelegd in artikel PVAT.39, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de overeenkomst” of de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”).

1.

Achtergrond van het voorstel



2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK

Overeenkomstig artikel 120 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst werken de bevoegde autoriteiten van de Partijen samen teneinde naleving te waarborgen van de btw-wetgeving en bij het innen van vorderingen die verband houden met belastingen en rechten overeenkomstig het btw-protocol.

Het doel van dit protocol is het kader vast te stellen voor administratieve samenwerking tussen de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk, zodat hun autoriteiten elkaar kunnen bijstaan bij het waarborgen van de naleving van de btw-wetgeving, de bescherming van de btw-inkomsten en de invordering van schuldvorderingen in verband met belastingen en rechten. 

2.2.Gespecialiseerd Handelscomité voor administratieve samenwerking inzake btw en inning van belastingen en rechten

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, punt k), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt het Gespecialiseerd Handelscomité voor administratieve samenwerking inzake btw en inning van belastingen en rechten ingesteld om aangelegenheden te behandelen die onder het btw-protocol vallen.

Overeenkomstig artikel PVAT.39, lid 1, pleegt dit Gespecialiseerd Handelscomité regelmatig overleg en evalueert het ten minste om de 5 jaar de werking en de doeltreffendheid van het btw-protocol. Overeenkomstig artikel PVAT.39, lid 2, stelt zij tevens besluiten of aanbevelingen vast ter uitvoering van alle aspecten van het btw-protocol.

2.3.De beoogde handelingen van het Gespecialiseerd Handelscomité voor administratieve samenwerking inzake btw en inning van belastingen en rechten

Het doel van de beoogde handelingen is de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de uitvoering van het btw-protocol, zoals bepaald in artikel PVAT.39, lid 2.

De beoogde handelingen zullen voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 10 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Het gaat om de volgende vier besluiten:

een besluit tot vaststelling van de te gebruiken elektronische formulieren voor het indienen van verzoeken om administratieve samenwerking en bijstand bij de inning van belastingen, informatie en terugmelding tussen het VK en de lidstaten, de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen om informatie uit te wisselen, en de inhoud en het formaat van de te verstrekken statistische gegevens;

een besluit tot vaststelling van de regels voor de uitvoering van verzoeken om inning van belastingen, met inbegrip van conservatoire maatregelen in verband met bijstand bij invordering;

een besluit tot sluiting van een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau, waarin de technische kwaliteit en kwantiteit van de diensten voor het functioneren van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen tussen het VK en de Commissie en tussen het VK en de lidstaten voor de uitwisseling van formulieren worden vastgesteld;

een besluit tot vaststelling van de financiële bijdragen van het VK aan de EU-begroting voor de eenmalige aanpassing van de elektronische formulieren voor administratieve samenwerking en inning van btw, en een jaarlijkse bijdrage om de kosten te dekken die verband houden met de ontwikkeling, het onderhoud en de modernisering van de gebruikte IT-oplossingen (CCN-, e-formulieren, enz).

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gespecialiseerd Handelscomité voor administratieve samenwerking inzake btw en inning van belastingen en rechten moet door de Raad worden vastgesteld. Het standpunt heeft betrekking op de vaststelling van de besluiten voor de volledige uitvoering van het btw-protocol als bedoeld in artikel PVAT.39, lid 2. Het initiatief zal de administratieve samenwerking op het gebied van btw en de inning van schuldvorderingen in verband met belastingen en rechten verbeteren.

De voorgestelde procedure heeft geen gevolgen voor de inhoud als zodanig van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Zij vereist dus geen effectbeoordeling.

Rechtsgrondslag



4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gespecialiseerd Handelscomité voor administratieve samenwerking inzake btw en inning van belastingen en rechten is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

De door dit Gespecialiseerd Handelscomité vast te stellen besluiten zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zullen overeenkomstig artikel 10 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het doel en de inhoud van de beoogde handelingen hebben in de eerste plaats betrekking op de volledige uitvoering van het btw-protocol, zoals bepaald in artikel PVAT.39, lid 2. Aangezien de bepalingen betrekking hebben op de harmonisatie van de indirecte belastingen, is ook artikel 113 VWEU als rechtsgrondslag van toepassing.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 113 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.