Toelichting bij COM(2023)487 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-IJsland over de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van dat Gemengd Comité

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en IJsland over de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen ingestelde Gemengd Comité, wat betreft de voorgenomen vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De overeenkomst tussen de EU en IJsland over de bescherming van geografische aanduidingen

De overeenkomst tussen de Europese Unie en IJsland over de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen (“de overeenkomst”) is van toepassing op de erkenning en bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen, met uitzondering van wijnen, gearomatiseerde wijnbouwproducten en gedistilleerde dranken van oorsprong uit het grondgebied van de partijen. De algemene taak van het Gemengd Comité bestaat erin de ontwikkelingen in verband met de overeenkomst te volgen en de samenwerking en dialoog inzake geografische aanduidingen te intensiveren. Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de overeenkomst ziet het Gemengd Comité ook toe op de goede werking van de overeenkomst en kan het alle aangelegenheden behandelen die verband houden met de uitvoering en werking ervan. Het is met name verantwoordelijk voor de wijziging van de bijlagen I en II bij de overeenkomst en voor de uitwisseling van informatie over ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en beleid, alsmede over alle andere aangelegenheden van wederzijds belang op het gebied van geografische aanduidingen, en voor de uitwisseling van informatie over geografische aanduidingen met het oog op de overweging van de bescherming ervan overeenkomstig de overeenkomst.

De overeenkomst werd ondertekend op 23 maart 2017 en is op 1 mei 2018 in werking getreden1.

2.2. Gemengd Comité

Bij artikel 10, lid 1, van de overeenkomst is een Gemengd Comité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en IJsland.

In artikel 10, leden 2 en 3, van de overeenkomst worden de werking en de verantwoordelijkheden van het Gemengd Comité vastgesteld.

De algemene taak van het Gemengd Comité bestaat erin de ontwikkelingen in verband met de overeenkomst te volgen en de samenwerking en dialoog inzake geografische aanduidingen te intensiveren. Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de overeenkomst ziet het Gemengd Comité ook toe op de goede werking van de overeenkomst en kan het alle aangelegenheden behandelen die verband houden met de uitvoering en werking ervan. Het is met name verantwoordelijk voor de wijziging van de bijlagen I en II bij de overeenkomst en voor de uitwisseling van informatie over ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en beleid, alsmede over alle andere aangelegenheden van wederzijds belang op het gebied van geografische aanduidingen, en voor de uitwisseling van informatie over geografische aanduidingen met het oog op de overweging van de bescherming ervan overeenkomstig de overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de overeenkomst neemt het Gemengd Comité zijn besluiten bij consensus tussen de partijen.

2.3. De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Overeenkomstig de overeenkomst moet het Gezamenlijk Comité zijn reglement van orde zelf bepalen.

Het doel van de beoogde handeling is om overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de overeenkomst het reglement van orde voor de werking van het Gemengd Comité vast te stellen en met name het besluitvormingsproces van het Gemengd Comité in detail vast te stellen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie vast te stellen standpunt moet ervoor zorgen dat het reglement van orde van het Gemengd Comité voor geografische aanduidingen kan worden aangenomen.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt1.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Overeenkomst tussen de Europese Unie en IJsland over de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Niet van toepassing.