Toelichting bij COM(2023)430 - Standpunt EU in de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de EU in de vergaderingen van de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) voor de periode 2024-2028 moet worden ingenomen in verband met de beoogde vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

1.

Achtergrond van het voorstel



2.1.Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

Het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (het NEAFC-verdrag) heeft met de oprichting van de NEAFC tot doel de visbestanden in het verdragsgebied (“het gereglementeerde gebied”) op lange termijn in stand te houden en optimaal te gebruiken. Het verdrag is op 17 maart 1982 in werking getreden en werd in 2004 en 2006 gewijzigd. De wijziging van 2006 is formeel in werking getreden op 29 oktober 2013. De wijziging van 2004 is nog niet in werking getreden.

De EU is partij bij het NEAFC-verdrag, aangezien zij dat verdrag uit hoofde van Besluit 81/608/EEG van de Raad 1 heeft goedgekeurd. De wijzigingen van 2004 en 2006 zijn goedgekeurd bij Besluit 2009/550/EG van de Raad 2 .

2.2.Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

De NEAFC is het lichaam dat is opgericht krachtens het NEAFC-verdrag en dat verantwoordelijk is voor het beheer en de instandhouding van de visbestanden in het gereglementeerde gebied. De commissie stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de onder haar verantwoordelijkheid vallende visbestanden optimaal te benutten.

Als lid van de NEAFC is de EU gerechtigd te participeren in, en te stemmen over, haar besluiten. De NEAFC neemt haar besluiten over instandhoudings- en controlemaatregelen met een meerderheid van twee derde van de stemmen van alle aanwezige verdragsluitende partijen die positieve of negatieve stemmen uitbrengen.


2.3.NEAFC-besluiten

De NEAFC heeft de bevoegdheid om instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de onder haar verantwoordelijkheid vallende visserijen vast te stellen, en die zijn bindend voor de verdragsluitende partijen.

Overeenkomstig artikel 12, leden 1 en 2, van het NEAFC-verdrag treden de maatregelen in werking 80 dagen na de datum waarop de NEAFC de verdragsluitende partijen ervan in kennis heeft gesteld. Verdragsluitende partijen die binnen 50 dagen na ontvangst van de kennisgeving bezwaar aantekenen tegen een maatregel, worden niet door die maatregel gebonden. Indien meer dan één derde van de verdragsluitende partijen bezwaar aantekent, zijn de overige verdragsluitende partijen niet verplicht de betwiste maatregel uit te voeren.

3.Namens de EU in te nemen standpunt

Het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de jaarvergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), wordt momenteel bepaald volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad worden de beginselen voor het standpunt van de EU voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt vóór elke jaarlijkse vergadering wordt aangepast via non-papers van de diensten van de Commissie, die door de Raad moeten worden bekrachtigd.

Voor de NEAFC is deze aanpak ten uitvoer gelegd bij Besluit (EU) 2019/865 van de Raad van 14 mei 2019, waarin het standpunt van de EU binnen de NEAFC voor de periode 2019-23 is vastgesteld. Het besluit bevat algemene beginselen, maar houdt ook zo veel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de NEAFC. Voorts is op verzoek van de lidstaten de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de EU in het besluit opgenomen.

In Besluit (EU) 2019/865 van de Raad zijn de beginselen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen die zijn bepaald in de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 4 . Voorts heeft het besluit het standpunt van de EU aangepast aan het Verdrag van Lissabon.

Besluit (EU) 2019/865 van de Raad voorziet in een toetsing, en waar passend, een herziening van het standpunt van de EU vóór de jaarlijkse vergadering van 2024. Dit voorstel strekt er dan ook toe het standpunt van de EU in de NEAFC voor de periode 2024-2028 vast te stellen, en vervangt Besluit (EU) 2019/865 van de Raad.

Dit voorstel houdt, met betrekking tot visserij, rekening met de Europese Green Deal, met name de biodiversiteits 5 -, de klimaatadaptatie 6 - en de “van boer tot bord” 7 -strategie. Het voorstel houdt ook rekening met de strategie voor kunststoffen 8 en het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 9 . Voorts wordt in het voorstel ook de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance in aanmerking genomen 10 .


Rechtsgrondslag



4.1.Procedurele rechtsgrondslag

Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar wel een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de EU vaststelt” 11 .

Toepassing op het onderhavige geval

De NEAFC is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het NEAFC-verdrag.

De door de NEAFC aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De handelingen zijn uit hoofde van het volkenrecht bindend overeenkomstig artikel 12 van het NEAFC-verdrag en kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, waaronder:

·Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 12 ;

·Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 13 ; en

·Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 14 .

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het NEAFC-verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de EU een standpunt wordt ingenomen. Wanneer die handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component (terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is) moet het krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Het besluit zal in de plaats komen van Besluit (EU) 2019/865 van de Raad, dat betrekking heeft op de periode 2019-2023.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.