Toelichting bij COM(2023)369 - Vaststelling van de digitale euro

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)369 - Vaststelling van de digitale euro.
bron COM(2023)369
datum 28-06-2023
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Digitalisering en nieuwe technologieën geven steeds meer vorm aan het leven van de Europese burgers en de Europese economie. Nu de Europese economie steeds digitaler wordt, maken Europeanen ook steeds vaker gebruik van private digitale betaalmiddelen om transacties te verrichten.

Bankbiljetten en munten − momenteel de enige vormen van centralebankgeld met de status van wettig betaalmiddel die beschikbaar zijn voor het grote publiek (met inbegrip van burgers, overheidsinstanties en bedrijven) − alleen kunnen de economie van de EU in het digitale tijdperk niet ondersteunen. Het gebruik ervan voor betalingen neemt dan ook af naarmate onlineaankopen toenemen en de betalingsgewoonten van het grote publiek verschuiven naar de grote verscheidenheid aan private digitale betaalmiddelen die in de EU worden aangeboden. Dit brengt het gewenste evenwicht tussen centralebankgeld en private digitale betaalmiddelen in gevaar. Deze trend zou in de toekomst zelfs kunnen worden versterkt door de opkomst van digitale centralebankmunten (CBDC) van derde landen en stablecoins1 die door particuliere ondernemingen worden uitgegeven, waardoor de rol van de euro bij betalingen, zowel in de EU als daarbuiten, in het gedrang zou kunnen komen.

Het ontbreken van een breed beschikbare en bruikbare vorm van centralebankgeld die technologisch is aangepast aan het digitale tijdperk, zou ook het vertrouwen in commerciëlebankgeld, en uiteindelijk in de euro zelf, kunnen verminderen. Het vertrouwen in commerciëlebankgeld is afhankelijk van de mogelijkheid voor deposanten om hun deposito’s a pari te converteren naar centralebankgeld met de status van wettig betaalmiddel, dat momenteel alleen in de vorm van contanten beschikbaar is. Het ontbreken van een vorm van centralebankgeld dat in de digitale economie kan worden gebruikt en dat a pari converteerbaar is naar deposito’s bij commerciële banken, kan de rol van centralebankgeld als monetair anker ondermijnen, waardoor de financiële stabiliteit en monetaire soevereiniteit in de EU worden verzwakt.

In deze context heeft de uitgifte van een retail-CBDC de afgelopen jaren veel aandacht gekregen en interesse gewekt2. Net als contant geld zou een retail-CBDC een officiële vorm van centralebankgeld zijn die rechtstreeks toegankelijk is voor het grote publiek, met de status van wettig betaalmiddel. Zo zouden de officiële vormen van de munt worden aangepast aan de technologische ontwikkeling, als aanvulling op contant geld.

In de eurozone is de vaststelling van een retail-CBDC – de digitale euro – noodzakelijk als aanvulling op contant geld en om de officiële vormen van de munt aan te passen aan de technologische ontwikkelingen, zodat de euro in de hele eurozone op uniforme en doeltreffende wijze als eenheidsmunt kan worden gebruikt. De digitale euro zal ook worden aangeboden als openbaar digitaal betaalmiddel, naast de bestaande private digitale betaalmiddelen, ter ondersteuning van een sterkere, concurrerendere, efficiëntere en innovatievere Europese markt voor retailbetalingen en digitale financiële sector, en zal de veerkracht van de Europese markt voor retailbetalingen verder vergroten. Als zodanig zal de digitale euro de ontwikkeling van pan-Europese en interoperabele oplossingen voor retailbetalingen, met inbegrip van de volledige uitrol van instantbetalingen, vergemakkelijken.

Het doel van dit voorstel is ervoor te zorgen dat centralebankgeld met de status van wettig betaalmiddel beschikbaar blijft voor het grote publiek en tegelijkertijd een geavanceerd en kostenefficiënt betaalmiddel biedt, een hoog niveau van privacy bij digitale betalingen waarborgt, de financiële stabiliteit in stand houdt en de toegankelijkheid en financiële inclusie bevordert. Daartoe wordt in het voorstel de digitale euro vastgesteld die in het kader van het Eurosysteem kan worden uitgegeven door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, en wordt voorzien in het noodzakelijke regelgevingskader dat moet zorgen voor een effectief gebruik van de digitale euro als eenheidsmunt in de hele eurozone, om tegemoet te komen aan de behoeften van gebruikers in het digitale tijdperk en om de concurrentie, efficiëntie, innovatie en veerkracht in de digitaliserende economie van de EU te bevorderen. De digitale euro zou geen programmeerbaar geld zijn en zou daarom niet kunnen worden gebruikt om de uitgave ervan te beperken of naar specifieke goederen of diensten te leiden: als digitale vorm van de eenheidsmunt moet de digitale euro volledig fungibel zijn.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Afgezien van de relevante bepalingen van de Verdragen (artikel 3, lid 1, punt c), VWEU en de artikelen 127 tot en met 133 VWEU), de Aanbeveling van de Commissie van 22 maart 2010 betreffende de draagwijdte en de gevolgen van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten3 en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de draagwijdte en de gevolgen van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten en de toegang daartoe (aangenomen samen met het onderhavige voorstel)4, zijn er geen beleidsbepalingen op het relevante beleidsterrein, d.w.z. het monetaire recht als onderdeel van het monetaire beleid van de eurozone.

Het onderhavige voorstel is in overeenstemming met die bepalingen van primair recht. Om de samenhang tussen de twee vormen van centralebankgeld (digitale euro en eurocontanten) te waarborgen, zal de status van wettig betaalmiddel van contant geld ook consistent met de status van wettig betaalmiddel van de digitale euro worden gereguleerd, onverminderd de verschillen tussen deze vormen van de euro.

Dit voorstel bouwt voort op de vrijheid op de interne markt om betalingsdiensten aan te bieden, ongeacht waar de betalingsdienstaanbieder is gevestigd. Om ervoor te zorgen dat alle betalingsdienstaanbieders in de EU de digitale euro in de hele eurozone mogen distribueren, gaat dit initiatief vergezeld van een voorstel voor een verordening [referentie invoegen – voorstel voor een verordening betreffende het aanbieden van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders die gevestigd zijn in lidstaten die de euro niet als munt hebben – COM(2023) 368 final].

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De in september 2020 door de Commissie goedgekeurde strategie voor het digitale geldwezen en strategie voor retailbetalingen5 ondersteunden de opkomst van concurrerende pan-Europese betaaloplossingen en de verkenning van een digitale euro als mogelijke aanvulling op eurocontanten, die naast private digitale betaalmiddelen moeten worden aangeboden.

De invoering van de digitale euro zou van groot belang zijn in het kader van de huidige inspanningen om de versnippering van de Europese markt voor retailbetalingen tegen te gaan, de concurrentie, efficiëntie, innovatie en veerkracht op deze markt te bevorderen en initiatieven van de sector om pan-Europese betalingsdiensten aan te bieden aan te moedigen, waarbij met name de volledige uitrol van instantbetalingen wordt ondersteund.

De digitale euro zal belangrijke beleidsmaatregelen van de Unie ondersteunen, in het bijzonder de bescherming van persoonsgegevens, toegankelijkheid en financiële inclusie.

- Dit initiatief ondersteunt de doelstelling om een hoog niveau van privacy bij betalingen te waarborgen, in overeenstemming met de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming: met name Verordening (EU) 2016/679 (AVG)6 en Verordening (EU) 2018/1725 (EUDPR)7 zullen van toepassing zijn op de distributie en het gebruik van de digitale euro wanneer persoonsgegevens worden verwerkt. De digitale euro zal zodanig worden ontworpen dat de verwerking van persoonsgegevens door betalingsdienstaanbieders en door de Europese Centrale Bank tot een minimum wordt beperkt, d.w.z. tot wat noodzakelijk is om de goede werking van de digitale euro te waarborgen. De digitale euro zal offline beschikbaar zijn, met een niveau van privacy ten opzichte van betalingsdienstaanbieders dat vergelijkbaar is met de privacy bij de opname van bankbiljetten bij een geldautomaat en met het gebruik van contant geld. De afwikkeling van transacties in digitale euro’s zal zodanig worden opgezet dat noch de Europese Centrale Bank, noch de nationale centrale banken gegevens kunnen linken aan een geïdentificeerde of identificeerbare gebruiker van de digitale euro.

- Om de verenigbaarheid met Richtlijn (EU) 2019/882 (Europese toegankelijkheidswet)8 te waarborgen, zal de digitale euro bovendien zodanig worden ontworpen dat het te verwachten gebruik ervan door ouderen en door personen met een handicap, functionele beperkingen of beperkte digitale vaardigheden wordt gemaximaliseerd.

- Wat financiële inclusie betreft, is het initiatief geïnspireerd op de aanpak die is vastgesteld in het kader van Richtlijn 2014/92/EU (richtlijn betaalrekeningen)9, die tot doel heeft te zorgen voor universele toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties voor alle consumenten, ook voor financieel uitgesloten personen. De digitale euro zal worden aangeboden volgens een soortgelijke aanpak, maar met de nodige aanpassingen, om universele toegang tot basisbetalingsdiensten in digitale euro’s te waarborgen. Ten eerste zouden alle kredietinstellingen die betaalrekeningdiensten aanbieden, verplicht worden om op verzoek van hun cliënten basisbetalingsdiensten in digitale euro’s aan te bieden. Ten tweede zou voor consumenten die geen cliënt van een kredietinstelling zijn, hoofdstuk IV van de richtlijn betaalrekeningen betreffende de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties van toepassing zijn op de toegang tot een rekening in digitale euro’s met basisdiensten, waarbij basisdiensten in digitale euro’s kosteloos aan natuurlijke personen worden aangeboden. Ten derde zorgt dit initiatief ervoor dat overheidsinstanties (lokale of regionale overheden of postkantoren) de digitale euro ook distribueren aan natuurlijke personen die geen rekening in digitale euro’s bij kredietinstellingen of andere betalingsdienstaanbieders wensen te openen. Voorts draagt dit initiatief de Europese Bankautoriteit en de antiwitwasautoriteit op om gezamenlijk richtsnoeren te ontwikkelen waarin de relatie tussen de AML/CFT-vereisten en de toegang tot basisbetalingsdiensten in digitale euro’s wordt gespecificeerd.

- Richtlijn (EU) 2015/2366 (tweede richtlijn betalingsdiensten) 10 regelt het aanbieden van betalingsdiensten door betalingsdienstaanbieders (waaronder kredietinstellingen, instellingen voor elektronisch geld en betalingsinstellingen) en de rechten en plichten van de bij een betalingstransactie betrokken partijen. De Commissie heeft een nieuw wetgevingspakket voorgesteld bestaande uit zowel een nieuwe richtlijn betreffende betalingsdiensten in de interne markt als een verordening die op 28 juni 2023 is aangenomen11. Dit pakket breidt de definitie van geldmiddelen uit tot alle vormen van centralebankgeld dat voor retailgebruik wordt uitgegeven (bankbiljetten, munten en digitale valuta van centrale banken). Op 22 oktober 2022 heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel aangenomen om instantbetalingen in euro’s mogelijk te maken voor alle burgers en bedrijven met een bankrekening in de EU of de EER.

- Door een risicogebaseerde aanpak te hanteren die ten grondslag ligt aan het AML-kader van de Unie en door volledige anonimiteit uit te sluiten, is het initiatief in overeenstemming met de doelstellingen van het AML-pakket12 dat de Commissie in juli 2021 heeft goedgekeurd. Tegelijkertijd biedt het initiatief een hoog niveau van privacy voor offlinebetalingen in digitale euro’s, die met contanten vergelijkbare contactloze betalingen zijn. Voor onlinebetalingstransacties in digitale euro’s zouden dezelfde gegevensbeschermings-, privacy- en AML/CFT-regels gelden als voor private digitale betaalmiddelen, in overeenstemming met het AML/CFT-kader van de EU, de tweede richtlijn betalingsdiensten, de AVG en de strategie inzake open data van de Commissie.

- De EU-brede interoperabele Europese portemonnee voor digitale identiteit13 stelt gebruikers in staat om op vrijwillige basis een sterke cliëntauthenticatie in te voeren bij het verrichten van betalingen, zoals vereist op grond van artikel 97 van de tweede richtlijn betalingsdiensten. Dezelfde functionaliteiten moeten aan gebruikers van de digitale euro worden aangeboden.

De digitale euro is ook aangemerkt als een onderdeel van de strategie van de Commissie ter ondersteuning van de open strategische autonomie van de EU. Het voorstel is met name verenigbaar met de mededeling van de Commissie “Naar een sterkere internationale rol van de euro” 14 en de mededeling van de Commissie “Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren”15.

De in september 2022 vastgestelde digitalemarktenverordening16 heeft tot doel de betwistbaarheid van markten in de digitale sector te verbeteren. Daartoe worden in die verordening een aantal verplichtingen opgelegd aan de ondernemingen die door de Europese Commissie als poortwachters zijn aangewezen voor opgesomde kernplatformdiensten, met als doel de keuze voor de gebruiker te bevorderen en zakelijke gebruikers kansen te bieden. Terwijl poortwachters onderworpen blijven aan de specifieke bepalingen van de digitalemarktenverordening, zou met de invoering van de digitale euro, die beschikbaar zal zijn voor offlinebetalingen, effectieve interoperabiliteit en eerlijke, redelijke en niet-discriminerende toegang tot hardware- en softwarecomponenten van mobiele apparaten nodig zijn om de beschikbaarheid van de dienst voor gebruikers van de digitale euro op de interne markt te waarborgen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Als een nieuwe vorm van centralebankgeld die beschikbaar is voor het grote publiek, naast eurobankbiljetten en -munten, wordt de digitale euro vastgesteld en gereguleerd bij een EU-verordening op basis van artikel 133 VWEU. Artikel 133 VWEU luidt als volgt: “Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank”.

Zoals hierboven uitgelegd en in afdeling 3 uitgewerkt, is de vaststelling en regulering van de digitale euro een maatregel die noodzakelijk is om het gebruik van de euro als eenheidsmunt in het digitale tijdperk te waarborgen. Deze verordening moet ervoor zorgen dat de digitale euro in de hele eurozone op dezelfde manier, volgens dezelfde regels en voorwaarden en zonder versnippering kan worden gebruikt.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, VEU is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, VWEU is de Unie exclusief bevoegd op het gebied van monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben. Op dit gebied is optreden door de lidstaten van de eurozone niet mogelijk en is het subsidiariteitsbeginsel dus niet van toepassing.

Evenredigheid

De naleving van het evenredigheidsbeginsel is uitvoerig onderzocht in de effectbeoordeling bij het voorstel en alle voorgestelde opties zijn aan deze doelstelling getoetst.

Met name micro-ondernemingen die geen elektronische betaalmiddelen aanvaarden, rechtspersonen zonder winstoogmerk en natuurlijke personen die niet handelen in het kader van een commerciële activiteit, zullen worden vrijgesteld van de verplichting om betalingen in digitale euro’s te aanvaarden.

Wat de distributie van de digitale euro betreft, mogen alle betalingsdienstaanbieders de digitale euro distribueren, maar zouden alleen kredietinstellingen die betaalrekeningen beheren verplicht zijn rekeningen in digitale euro’s op verzoek van hun cliënten te distribueren. Alle betalingsdienstaanbieders verplichten om de digitale euro te distribueren, zou niet evenredig zijn geweest met de doelstelling om een effectief gebruik van de digitale euro als wettig betaalmiddel te waarborgen.

Keuze van het instrument

Een verordening is het geschikte instrument om bij te dragen tot de totstandbrenging van één “rulebook”, dat algemeen van toepassing is, verbindend is in al zijn onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten van de eurozone, waardoor de mogelijkheid van verschillen in toepassing in de verschillende lidstaten wordt weggenomen en de in artikel 133 VWEU vastgestelde doelstelling om de euro als eenheidsmunt te gebruiken, wordt gewaarborgd.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Op 2 oktober 2020 publiceerde de Europese Centrale Bank een “Rapport over een digitale euro”, waarin de voordelen en uitdagingen van de uitgifte van een digitale euro en mogelijke ontwerpopties worden onderzocht, met als doel de bredere visie van het grote publiek over deze aspecten te kennen. Na de publicatie van het verslag startte de Europese Centrale Bank op 12 oktober 2020 een openbare raadpleging over een digitale euro, die liep tot en met 12 januari 2021. De raadpleging omvatte 18 vragen om de meningen van particulieren en professionals te verzamelen. Het eerste deel was vooral gericht op particulieren in hun rol als gebruikers van retailbetalingen, terwijl het tweede deel in de eerste plaats gericht was op professionals op financieel, technologisch en betalingsgebied met specifieke kennis van de economische, technologische en regelgevingsaspecten van (retail)betalingen. Niettemin werd de respondenten verzocht feedback te geven over de volledige reeks vragen. Zowel burgers als professionals die aan de raadpleging deelnamen, vonden privacy het belangrijkste kenmerk van een digitale euro. De Europese Centrale Bank heeft later aanvullende enquêtes laten uitvoeren over digitale betaalmiddelen en portemonnees die door consumenten worden gebruikt.

1.

De raadplegingsstrategie van de Commissie ter ondersteuning van dit voorstel bouwt voort op verschillende initiatieven:


- De Commissie heeft op 5 april 2022 een verzoek om input en een gerichte raadpleging over een digitale euro gelanceerd, die tot 16 juni 2022 loopt. De gerichte raadpleging vulde de openbare raadpleging van de ECB aan met nadere informatie die werd verzameld bij specialisten uit de sector, betalingsdienstaanbieders (waaronder kredietinstellingen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld), aanbieders van betaalinfrastructuur, ontwikkelaars van betaaloplossingen, handelaren, verenigingen van handelaren, toezichthouders voor retailbetalingen, antiwitwastoezichthouders, financiële-inlichtingeneenheden, het Europees Comité voor gegevensbescherming en andere relevante autoriteiten en deskundigen, alsook consumentenorganisaties, als input voor de effectbeoordeling die de Commissie heeft opgesteld met het oog op haar voorstel voor een verordening betreffende de digitale euro. De belangrijkste bevindingen van de gerichte raadplegingen zijn de volgende: De EU-burgers waren het eens met de doelstelling om iedereen, ook mensen zonder bankrekening, toegang te geven tot overheidsgeld in digitale vorm. Professionele respondenten waren van mening dat de digitale euro bedrijven/handelaren in alle betaalsituaties ten goede kan komen. Mensen gaven de voorkeur aan een snelle, persoonlijke, kosteloze en breed beschikbare digitale euro. De meeste professionele respondenten beschouwden brede beschikbaarheid, laagdrempeligheid, gebruiksgemak, de mogelijkheid om altijd en overal aan iedereen te betalen en onmiddellijke afwikkeling als de belangrijkste aspecten die aan het grote publiek moeten worden aangeboden. Aangenomen werd dat een breed beschikbare digitale euro de open strategische autonomie van de EU ondersteunt. De meeste professionele respondenten waren er voorstander van om de digitale euro de status van wettig betaalmiddel te geven. De meeste respondenten waren tevens voorstander van een digitale euro die voornamelijk beschikbaar is voor in de eurozone verblijvende burgers en gevestigde bedrijven, en voor transacties binnen de eurozone.

- Deskundigen van de lidstaten en van nationale centrale banken, alsmede vertegenwoordigers van de Europese Centrale Bank, hebben hun mening kunnen geven in het kader van de deskundigengroep banken, betalingen en verzekeringen (EGBPI), die tussen september 2022 en februari 2023 door de Commissie is opgericht. De besprekingen werden ondersteund door gerichte raadplegingen van landen. De lidstaten hebben ook hun standpunten kenbaar gemaakt in het kader van de vergaderingen van de Eurogroep vanaf 2021. Hoewel de deskundigen van de lidstaten tijdens vergaderingen van de EGBPI alleen voorlopige standpunten meedeelden, steunden de meesten van hen de mogelijke uitgifte van een digitale euro die in de eurozone de status van wettig betaalmiddel zou krijgen.

- Op 7 november 2022 organiseerde de Commissie een conferentie op hoog niveau waaraan vertegenwoordigers van nationale en EU-autoriteiten, leden van het Europees Parlement en vertegenwoordigers van de particuliere sector, maatschappelijke organisaties en de academische wereld deelnamen.

- De Commissie heeft in februari en maart 2023 rondetafelconferenties georganiseerd met vertegenwoordigers van handelaren/bedrijven, consumenten en betalingsdienstaanbieders.

- De Commissie heeft deelgenomen aan een plenair debat van het Europees Parlement in april 2023 en aan beleidsdebatten die in januari 2023 en maart 2023 door de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement werden georganiseerd.

Sinds januari 2021 evalueren de Europese Centrale Bank en de diensten van de Europese Commissie gezamenlijk op technisch niveau een breed scala aan beleids-, juridische en technische kwesties die voortvloeien uit een mogelijke invoering van de digitale euro, rekening houdend met hun respectieve mandaten en onafhankelijkheid zoals bepaald in de Verdragen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

2.

Bij de voorbereiding van dit initiatief is gebruikgemaakt van een aantal bronnen van informatie en expertise, waaronder:


- bewijsmateriaal dat in het kader van de verschillende bovengenoemde raadplegingen is aangeleverd;

- focusgroepanalyses uitgevoerd door de ECB in 2021, 2022 en 2023;

- Study on New Digital Payment Methods, Kantar-rapport, maart 2022;

- deelname van de diensten van de Commissie als waarnemer aan de Digital Euro Market Advisory Group van de ECB en aan de European Retail Payments Board;

- werkdocumenten van de ECB, werkdocumenten van de diensten van de Commissie, enquêtes en statistieken;

- simulaties en onderzoek van de Commissie en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC).

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordeling. Het effectbeoordelingsverslag werd op 14 oktober 2022 voor het eerst voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing. De Raad voor regelgevingstoetsing heeft de effectbeoordeling op 16 november 2022 bestudeerd en op 18 november 2022 een negatief advies uitgebracht. Het effectbeoordelingsverslag werd op 23 maart 2023 opnieuw bij de Raad voor regelgevingstoetsing ingediend, die op 25 april 2023 een positief advies heeft uitgebracht. De Raad heeft twee adviezen uitgebracht over het verslag. In het eerste advies werd verzocht om verbeteringen met betrekking tot de probleemomschrijving en specifieke doelstellingen en om een consistentere interventielogica. De Raad voor regelgevingstoetsing vroeg ook om meer uitleg over de werking en de effecten van een aantal essentiële vereisten en ontwerpkenmerken van de digitale euro, onder meer over de grenzen van zijn waardeopslag, de regulering van handelarenvergoedingen, cyberbeveiligingsrisico’s en bredere veiligheidsoverwegingen. In het tweede advies werd gevraagd om een nadere beoordeling van de potentiële baten en kosten in verband met handelarenvergoedingen en om meer analyses van het verwachte effect van de voorkeursopties op de bestaande markt en marktdeelnemers. In het definitieve effectbeoordelingsverslag is rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing en zijn de analyses en beschrijvingen dienovereenkomstig verbeterd.

Volgens de effectbeoordeling is het belangrijkste probleem en de belangrijkste reden voor de noodzaak om de digitale euro te creëren dat centralebankgeld in fysieke vorm, d.w.z. contant geld alleen, in het digitale tijdperk niet volstaat om de Europese economie te ondersteunen.

3.

Er werden twee oorzaken van problemen vastgesteld:


- In een snel digitaliserende economie is centralebankgeld in fysieke vorm, d.w.z. contant geld, niet beschikbaar voor betalingen in een groeiend deel van de economie, met name e-commerce, en kan het niet voldoen aan de toekomstige behoeften van Industrie 4.0 (bv. betalingen tussen machines, voorwaardelijke betalingen);

- Digitaal centralebankgeld van derde landen en andere innovatieve betaalmiddelen (d.w.z. stablecoins) die niet in euro luiden, kunnen geleidelijk marktaandeel winnen op de betaalmarkten van de eurozone en afbreuk doen aan de rol van de euro.

Er zijn verschillende opties overwogen om de essentiële elementen van een digitale euro te reguleren. In de opties werd onderzocht hoe de digitale euro kan worden gereguleerd om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken en tegelijkertijd een evenwicht te vinden tussen belangrijke afwegingen: (i) een breed gebruik mogelijk maken en tegelijkertijd eerlijke concurrentie met particuliere betaaloplossingen waarborgen, (ii) de privacy beschermen en tegelijkertijd de traceerbaarheid waarborgen, (iii) een breed gebruik waarborgen en tegelijkertijd de financiële stabiliteit en de kredietverstrekking beschermen, en (iv) internationaal gebruik ondersteunen en tegelijkertijd de risico’s voor niet-eurolanden en het Eurosysteem beperken.

4.

In de effectbeoordeling wordt een pakket voorkeursopties gepresenteerd:


- De digitale euro de status van wettig betaalmiddel geven, met de verplichting voor alle begunstigden om de digitale euro te aanvaarden, zij het met gerechtvaardigde en evenredige uitzonderingen, en distributieregelingen voorzien. Om de samenhang tussen alle vormen van centralebankgeld te waarborgen, wordt voorts voorgesteld om de status van wettig betaalmiddel van contant geld in een parallel wetgevingsvoorstel te regelen;

- De ECB dient de hoogte van de maximumvergoedingen en vergoedingen tussen betalingsdienstaanbieders te publiceren;

- Zorgen voor een hoog niveau van privacy en gegevensbescherming voor offline contactloze betalingen van kleine bedragen door persoonsgegevens met betrekking tot de identiteit van gebruikers te verwerken op het moment dat betaalrekeningen in digitale euro’s worden geopend bij betalingsdienstaanbieders, maar geen transactiegegevens bekendmaken aan betalingsdienstaanbieders, terwijl onlinebetalingen zouden worden behandeld als private digitale betaalmiddelen, in overeenstemming met de huidige AML/CFT-vereisten;

- De risico’s van financiële desintermediatie en het risico voor de financiële stabiliteit verminderen door de Europese Centrale Bank toe te staan instrumenten vast te stellen en te implementeren om de waardeopslagfunctie van de digitale euro binnen redelijke grenzen te houden;

- De digitale euro eerst beschikbaar stellen voor natuurlijke en rechtspersonen die in de eurozone verblijven of gevestigd zijn en bezoekers, maar het gebruik ervan in een later stadium eventueel uitbreiden naar lidstaten buiten de eurozone en derde landen, afhankelijk van overeenkomsten en/of regelingen, teneinde de risico’s voor de financiële stabiliteit en de monetaire soevereiniteit te beperken.

Deze combinatie van opties zou verschillende voordelen opleveren die rechtvaardigen dat de digitale euro moet worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat de euro in het digitale tijdperk verder als eenheidsmunt wordt gebruikt17. Het grote publiek zou kunnen profiteren van een ruimere keuze, omdat het centralebankgeld met de status van wettig betaalmiddel in de hele eurozone zou kunnen gebruiken, naast digitale betaalmiddelen op basis van commerciëlebankgeld. Het grote publiek zou ook baat hebben bij het feit dat een digitaal monetair anker het vertrouwen in het monetaire stelsel vergroot. Een gebruiksvriendelijke en algemeen beschikbare digitale euro zou ook de verdere financiële inclusie in een gedigitaliseerde samenleving ondersteunen. Handelaren zouden ook meer keuze voor het ontvangen van betalingen hebben en zouden gebaat zijn bij meer concurrentie op de pan-Europese betaalmarkt, wat tot meer efficiëntie leidt.

Betalingsdienstaanbieders zouden de digitale euro onder hun cliënten distribueren en zouden daarnaast vergoedingen kunnen genereren voor aanvullende innovatieve diensten in verband met de digitale euro en andere diensten.

Bovendien zou een digitale euro de open strategische autonomie ondersteunen door een nieuw betalingssysteem te creëren dat bestand zou zijn tegen mogelijke verstoringen van buitenaf. Een digitale euro zou ook Europese bedrijven kunnen ondersteunen bij toekomstige “use cases” in Industrie 4.0 en Web 3 (d.w.z. een gedecentraliseerd internet) door die bedrijven een publiek alternatief voor programmeerbare betalingen te geven dat mogelijk komt van digitaal centralebankgeld van derde landen en stablecoins van technologiebedrijven. De kosten van de uitvoering van het initiatief zouden voornamelijk ten laste komen van de Europese Centrale Bank, handelaren en betalingsdienstaanbieders. Om redenen van evenredigheid voorziet de voorkeursoptie in uitzonderingen op de verplichte aanvaarding voor bepaalde categorieën handelaren, met dien verstande dat handelaren die private elektronische betaalmiddelen aanvaarden, ook betalingen in digitale euro’s zouden moeten aanvaarden. Er kunnen ook bepaalde leerkosten voor consumenten zijn, vergelijkbaar met de leerkosten in verband met onlinebankieren of nieuwe apps. Het initiatief zou ook enkele operationele (terugkerende) kosten met zich meebrengen. Mensen zouden kosteloos gebruik kunnen maken van basisbetalingsdiensten in digitale euro’s en vergoedingen kunnen betalen voor aanvullende betalingsdiensten in digitale euro’s, die naar verwachting ook concurrerend zullen zijn in vergelijking met bestaande betaalmiddelen. De invoering van de digitale euro zal naar verwachting gevolgen hebben voor zowel de markt voor retailbetalingen als deposito’s in de EU. Enerzijds zou de digitale euro het marktaandeel van bestaande private elektronische betaalmiddelen kunnen verkleinen, wat zou leiden tot lagere inkomsten voor bepaalde betalingsdienstaanbieders. Anderzijds zou de distributie van de digitale euro ook inkomsten opleveren voor zowel betalingsdienstaanbieders die digitale euro’s distribueren als betalingsdienstaanbieders die digitale euro’s verwerven. Bovendien kan de mogelijke omzetting van bij betalingsdienstaanbieders (met name kredietinstellingen) geplaatste geldmiddelen naar digitale euro’s negatieve gevolgen hebben voor de liquiditeitspositie en rente-inkomsten van de betalingsdienstaanbieder en voor de kredietverstrekking.

Aangezien voor de online digitale euro waarschijnlijk infrastructuur zou worden gebruikt die vergelijkbaar is met die welke voor momenteel beschikbare betaalmiddelen wordt gebruikt, zal het energieverbruik en dus het milieueffect naar verwachting vergelijkbaar zijn met die van bestaande betalingen. Wat het sociale effect betreft, zou de digitale euro de financiële inclusie verbeteren door ervoor te zorgen dat mensen zonder bankrekening toegang hebben tot betalingsdiensten in digitale euro’s in een context waarin contant geld steeds minder bruikbaar wordt in een gedigitaliseerde economie.

In het algemeen wordt in de beoordeling geconcludeerd dat de langetermijnvoordelen van een goed ontworpen digitale euro met passende waarborgen opwegen tegen de kosten ervan. Bovendien kunnen de kosten van het uitblijven van maatregelen zeer hoog zijn.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief is geen Refit-initiatief. Het gaat om een nieuwe vorm van centralebankgeld met de status van wettig betaalmiddel dat beschikbaar is voor het grote publiek, naast de eurobankbiljetten en -munten, en dat in zijn essentiële aspecten zal worden gecreëerd en gereguleerd door een nieuwe EU-verordening op basis van artikel 133 VWEU. Het is dus niet gebaseerd op een evaluatie van een bestaande verordening.

Het initiatief voor de digitale euro zal grotendeels neutraal zijn vanuit een “one in, one out” -perspectief. Er bestaat momenteel geen kader voor een digitale euro, zodat er op dit gebied geen administratieve kosten zijn die kunnen worden bespaard.

Het initiatief zal aanpassingskosten met zich meebrengen, die tot een minimum zouden worden beperkt en door voordelen zouden worden gecompenseerd, maar brengt geen nieuwe en aanzienlijke administratieve kosten met zich mee, d.w.z. specifieke etiketterings-, rapportage- of registratievereisten, die door kostenbesparingen elders zouden moeten worden gecompenseerd.

Grondrechten

Het initiatief is volledig in overeenstemming met de grondrechten die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn verankerd. Het is ook in overeenstemming met het recht op vrijheid (artikel 6 van het Handvest), de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 van het Handvest), het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest), de rechten van ouderen (artikel 25 van het Handvest), de integratie van personen met een handicap (artikel 26 van het Handvest) en een hoog niveau van consumentenbescherming (artikel 38 van het Handvest).

De verwerking van persoonsgegevens kan nodig zijn om taken uit te voeren die essentieel zijn voor het gebruik en de distributie van een digitale euro. Dit zal gevolgen hebben voor het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens zoals vastgelegd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest. Beperkingen op de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer zijn slechts van toepassing voor zover zij strikt noodzakelijk zijn, overeenkomstig artikel 52 van het Handvest. Meer in het bijzonder is de verwerking van persoonsgegevens alleen vereist voor de in deze verordening vastgestelde taken in verband met de distributie en het gebruik van de digitale euro, alsook voor bestaande taken die in het algemeen belang worden uitgevoerd of voor het nakomen van een wettelijke verplichting uit hoofde van het Unierecht die van toepassing is op geldmiddelen zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2015/2366. Deze taken omvatten het voorkomen en opsporen van fraude, het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, het nakomen van verplichtingen in verband met belastingen en belastingontwijking, en het beheersen van operationele en beveiligingsrisico’s. Dit voorstel zorgt ervoor dat verwerkingsactiviteiten in overeenstemming zijn met de vereisten van het Unierecht inzake gegevensbescherming door de respectieve verantwoordelijkheden van een verwerkingsverantwoordelijke vast te stellen vanuit het oogpunt van gegevensbescherming, met name die van de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken en betalingsdienstaanbieders. Wanneer de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken de wijze van verwerking als verwerkingsverantwoordelijke bepalen, zullen de meest geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen ervoor zorgen dat persoonsgegevens worden gepseudonimiseerd of versleuteld op een wijze waarbij verwerkte persoonsgegevens niet rechtstreeks aan een geïdentificeerde of identificeerbare gebruiker van de digitale euro kunnen worden gelinkt. Het voorstel voorziet voorts in een procedure om na te gaan of cliënten van betalingsdienstaanbieders aangewezen personen of entiteiten zijn die aan EU-sancties zijn onderworpen. In het voorstel worden duidelijke regels vastgesteld met betrekking tot de frequentie van en de verantwoordelijkheid voor dergelijke controles. Het initiatief zorgt ervoor dat persoonsgegevens voor de uitvoering van dergelijke controles toereikend en ter zake dienend zijn en beperkt blijven tot wat noodzakelijk is.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Deze verordening heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De doelstelling om ervoor te zorgen dat het door de centrale bank uitgegeven geld, de digitale euro, de EU kan ondersteunen door in de betalingsbehoeften in het digitale tijdperk te voorzien, kan doorlopend worden gemonitord op basis van gegevens van betalingsdienstaanbieders, handelaren en de ECB. Het bedrag aan digitale euro’s in omloop, evenals het totale aantal en de waarde van retailbetalingen in digitale euro’s en hun relatieve aandeel ten opzichte van andere betaalmiddelen zouden de belangrijkste indicatoren kunnen zijn om het gebruik van de digitale euro in de gedigitaliseerde economie van de EU te monitoren.

Er zullen slechts beperkte nieuwe rapportageverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders gelden.

Het voorstel bevat een algemeen plan voor de monitoring en evaluatie van de gevolgen voor de specifieke doelstellingen, waarbij de Commissie wordt verplicht om drie jaar na de datum van toepassing van de verordening een eerste evaluatie uit te voeren (en daarna om de drie jaar) en bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over haar belangrijkste bevindingen. De evaluatie moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie.

Artikelsgewijze toelichting

Onderwerp, vaststelling en uitgifte van de digitale euro (artikelen 1 tot en met 4)

Het doel van deze verordening is de digitale euro vast te stellen en de essentiële aspecten ervan te reguleren om het gebruik van de euro als eenheidsmunt in de gehele eurozone te waarborgen. De digitale euro is beschikbaar voor retailbetalingen door natuurlijke en rechtspersonen. De verantwoordelijkheid voor het verlenen van toestemming voor de uitgifte van de digitale euro door de Europese Centrale Bank of de nationale centrale banken van de lidstaten van de eurozone ligt bij de Europese Centrale Bank.

Toepasselijk recht en bevoegde autoriteiten (artikelen 5 en 6)

In artikel 5 wordt verduidelijkt dat Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) [referentie invoegen – voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten en elektronischgelddiensten in de interne markt, tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG en tot intrekking van de richtlijnen 2015/2366/EU en 2009/110/EG - COM(2023) 366 final], van toepassing is op de digitale euro. In die richtlijn wordt de definitie van geldmiddelen uitgebreid tot centralebankgeld dat voor retailgebruik wordt uitgegeven, waaronder ook digitaal centralebankgeld valt.

Zo ook zijn Verordening (EU) 2021/1230 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juli 2021 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Unie, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) XXX/2023 van het Europees Parlement en de Raad, [referentie invoegen – voorstel voor een verordening betreffende het aanbieden van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders die zijn gevestigd in lidstaten die de euro niet als munt hebben – COM(2023) 368 final], Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering (met uitzondering van offlinebetalingen), zoals vervangen door [referentie invoegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 421 final] en het voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van het witwassen van geld – COM(2021) 423] en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie, van toepassing op de digitale euro.

Terwijl de bevoegde autoriteiten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2366 en Richtlijn (EU) 2015/849 verantwoordelijk zouden zijn voor het toezicht op en de handhaving van de in die handelingen van de Unie vastgestelde verplichtingen, op grond van artikel 114 VWEU, zouden dezelfde bevoegde autoriteiten ook verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van de relevante bepalingen van deze verordening.

De uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2366 en Richtlijn (EU) 2015/849 vastgestelde toezichtsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst moeten ook van toepassing zijn op de digitale euro.

Daarnaast moeten de lidstaten bevoegde autoriteiten aanwijzen voor het toezicht op en de handhaving van de verplichtingen inzake wettige betaalmiddelen uit hoofde van deze verordening.

Deze verordening regelt alleen het toezicht door bevoegde autoriteiten en sanctieregelingen met betrekking tot betalingsdienstaanbieders met rechtspersoonlijkheid in lidstaten die de euro als munt hebben. Betalingsdienstaanbieders met rechtspersoonlijkheid in lidstaten die de euro niet als munt hebben, mogen de digitale euro distribueren met inachtneming van de toezicht- en sanctieregelingen van lidstaten die de euro niet als munt hebben. Te dien einde gaat deze verordening vergezeld van een wetgevingsvoorstel op basis van artikel 114 VWEU.

Wettig betaalmiddel (artikelen 7 tot en met 12)

De digitale euro krijgt de status van wettig betaalmiddel, wat onder meer inhoudt dat begunstigden verplicht zijn de digitale euro te aanvaarden (artikel 7), tenzij in de verordening anders is bepaald. Artikel 9 bevat een aantal uitzonderingen op de verplichting om de digitale euro te aanvaarden. Deze uitzonderingen omvatten het recht voor een micro-onderneming om de digitale euro niet te aanvaarden, tenzij zij vergelijkbare digitale betaalmiddelen aanvaardt. Evenzo is een natuurlijke persoon die handelt in het kader van een zuiver persoonlijke activiteit niet verplicht de digitale euro te aanvaarden. De verplichting om de digitale euro te aanvaarden is volledig in overeenstemming met de contractvrijheid van partijen, aangezien een begunstigde bovendien niet verplicht zal zijn betalingen in digitale euro’s te aanvaarden indien de begunstigde en de betaler vóór de betaling uitdrukkelijk een ander betaalmiddel zijn overeengekomen. Niettemin zal het begunstigden verboden zijn om contractuele bedingen te gebruiken waarover niet afzonderlijk is onderhandeld (artikel 10), aangezien dit zou leiden tot ondermijning van de verplichte aanvaarding door begunstigden en de contractvrijheid van betalers. In artikel 11 worden voorts aanvullende uitzonderingen op de digitale euro erkend die verband houden met monetair recht en die de Commissie bevoegd is vast te stellen door middel van een gedelegeerde handeling. De bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen, doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor lidstaten om nationale wetgeving vast te stellen waarbij uitzonderingen worden ingevoerd op de verplichte aanvaarding die voortvloeit uit de status van wettig betaalmiddel overeenkomstig de voorwaarden die het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-422/19 en C-423/19 heeft gesteld. Artikel 12 vereist dat digitale euro’s en eurocontanten onderling a pari converteerbaar zijn. Om twijfel te voorkomen, geeft artikel 12 de betaler ook het recht te kiezen om in digitale euro’s of in contanten te betalen in situaties waarin beide verplicht moeten worden aanvaard overeenkomstig deze verordening, met inbegrip van met name de bepalingen die van invloed zijn op de verplichte aanvaarding (d.w.z. de artikelen 7, 8, 9, 10 en 11), alsook de verordening betreffende de status van eurobankbiljetten en -munten als wettig betaalmiddel.

Distributie (artikelen 13 en 14)

Overeenkomstig de vergunning die zij hebben gekregen om betalingsdiensten aan te bieden uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2366, mogen alle betalingsdienstaanbieders met een vergunning in de EU betalingsdiensten in digitale euro’s aanbieden, met inbegrip van aanvullende betalingsdiensten in digitale euro’s, naast de basisbetalingsdiensten in digitale euro’s. Betalingsdienstaanbieders hebben geen aanvullende vergunning van hun bevoegde autoriteiten nodig om betalingsdiensten in digitale euro’s aan te bieden. Voor de distributie van de digitale euro moeten betalingsdienstaanbieders een contractuele relatie aangaan met gebruikers van de digitale euro. Een contractuele relatie tussen gebruikers van de digitale euro en de Europese Centrale Bank is uitgesloten. Gebruikers van de digitale euro kunnen een of meer betaalrekeningen in digitale euro’s hebben, bij dezelfde of bij een andere betalingsdienstaanbieder.

Het aanbieden van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders is beperkt tot i) natuurlijke of rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro als munt hebben, ii) natuurlijke of rechtspersonen die een rekening in digitale euro’s hebben geopend toen zij verbleven of gevestigd waren in lidstaten die de euro als munt hebben maar niet langer verblijven of gevestigd zijn in die lidstaten, iii) bezoekers, iv) natuurlijke of rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro niet als munt hebben, onder de voorwaarden van artikel 18, en v) natuurlijke of rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in derde landen, met inbegrip van gebieden die onder een monetaire overeenkomst met de Europese Unie vallen, onder de voorwaarden van de artikelen 19 en 20. Betalingsdienstaanbieders met een vergunning buiten de eurozone kunnen deze diensten verlenen door middel van vrije vestiging of vrije dienstverlening krachtens Richtlijn (EU) 2015/2366.

In artikel 13 zijn voorts specifieke taken vastgelegd die een betalingsdienstaanbieder moet uitvoeren om ervoor te zorgen dat de euro in de hele Unie als eenheidsmunt wordt gebruikt. Dit houdt onder meer in dat afstort- en opnamefuncties beschikbaar worden gesteld en dat gebruikers van de digitale euro in staat worden gesteld hun aangehouden digitale euro’s die eventuele door de ECB vastgestelde beperkingen (bijv. aanhoudingslimieten) overschrijden, automatisch te laten opnemen op een betaalrekening in niet-digitale euro’s, zoals een rekening bij een commerciële bank, bij ontvangst van een betalingstransactie in digitale euro’s (“overloopbenadering”). Dit houdt ook in dat gebruikers van de digitale euro in staat worden gesteld een betalingstransactie in digitale euro’s te verrichten wanneer het transactiebedrag hoger is dan het bedrag van de door hen aangehouden digitale euro’s (“omgekeerde overloopbenadering”).

In artikel 14 wordt voorgeschreven dat kredietinstellingen die een betaalrekening beheren, op verzoek van hun cliënten alle basisbetalingsdiensten in digitale euro’s moeten distribueren aan natuurlijke personen die verblijven in lidstaten die de euro als munt hebben. Voor natuurlijke personen die geen betaalrekening in niet-digitale euro’s bij een kredietinstelling hebben of geen betaalrekening in digitale euro’s willen openen bij een kredietinstelling of bij andere betalingsdienstaanbieders die de digitale euro distribueren, moeten de lidstaten specifieke entiteiten (d.w.z. lokale of regionale overheden of postkantoren) aanwijzen die verplicht zouden zijn de basisbetalingsdiensten in digitale euro’s aan te bieden. Daarnaast moet het recht op toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties overeenkomstig Richtlijn 2014/92/EU (richtlijn betaalrekeningen) van toepassing zijn op basisbetalingsdiensten in digitale euro’s waarbij basisdiensten in digitale euro’s kosteloos worden aangeboden in tegenstelling tot “kosteloos of tegen een redelijke vergoeding” overeenkomstig artikel 18 van de richtlijn betaalrekeningen. De distributie van de digitale euro door andere betalingsdienstaanbieders zou op eigen initiatief van de betalingsdienstaanbieders plaatsvinden. Alle betalingsdienstaanbieders die op grond van artikel 14 basisdiensten in digitale euro’s moeten aanbieden, moeten steun voor digitale inclusie bieden aan personen met een handicap, functionele beperkingen of beperkte digitale vaardigheden, en aan ouderen.

Beperkingen op het gebruik van de digitale euro als waardeopslag (artikel 16)

De Europese Centrale Bank moet instrumenten ontwikkelen om het gebruik van de digitale euro als waardeopslag te beperken, met inbegrip van aanhoudingslimieten. Artikel 16 bevat een reeks criteria waaraan de parameters en het gebruik van de door de Europese Centrale Bank ontwikkelde instrumenten moeten voldoen om de financiële stabiliteit te waarborgen. Deze instrumenten mogen met name niet verhinderen dat een betalingstransactie in digitale euro’s wordt aanvaard en geïnitieerd. Met inachtneming van de in artikel 16 gespecificeerde criteria moet het besluit of en wanneer dergelijke instrumenten worden gebruikt, alsmede de kalibratie ervan, volledig bij de Europese Centrale Bank berusten. In het kader van deze verordening mag de digitale euro geen rente dragen.

Vergoedingen voor betalingsdiensten in digitale euro’s (artikel 17)

De handelarenvergoeding of vergoeding tussen betalingsdienstaanbieders wordt gereguleerd om ervoor te zorgen dat deze vergoedingen niet hoger zijn dan het laagste van de volgende bedragen: i) de door betalingsdienstaanbieders gemaakte relevante kosten, met inbegrip van een redelijke winstmarge en ii) vergoedingen of kosten die voor vergelijkbare betaalmiddelen worden gevraagd. Daartoe moet de Europese Centrale Bank de relevante vergoedingen en kosten regelmatig monitoren en deze bedragen periodiek publiceren en herzien. De door de lidstaten aangewezen bevoegde autoriteiten zouden verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van dit artikel.

Toegang tot en gebruik van de digitale euro buiten de eurozone (artikelen 18 tot en met 21)

Hoofdstuk V bevat regels voor de toegang tot en het gebruik van de digitale euro buiten de eurozone, die afhankelijk zijn van de vraag of natuurlijke en rechtspersonen verblijven of gevestigd zijn in een lidstaat buiten de eurozone of in een derde land. Toegang tot en gebruik van de digitale euro in een lidstaat buiten de eurozone is mogelijk mits aan twee voorwaarden is voldaan: 1) de lidstaat buiten de eurozone doet een verzoek in die zin en verbindt zich ertoe een aantal voorwaarden in acht te nemen; 2) de Europese Centrale Bank en de nationale centrale bank van buiten de eurozone sluiten een regeling waarin de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen worden gespecificeerd. Toegang tot en gebruik van de digitale euro in een derde land is ook mogelijk mits aan twee voorwaarden is voldaan: 1) de Unie en het derde land sluiten een internationale overeenkomst en het derde land verbindt zich ertoe een aantal voorwaarden in acht te nemen; 2) de Europese Centrale Bank en de nationale centrale bank van buiten de eurozone sluiten een regeling waarin de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen worden gespecificeerd. Met name is toegang tot en gebruik van de digitale euro in een gebied dat onder een monetaire overeenkomst met de Unie valt mogelijk mits die overeenkomst daarin voorziet. Hoofdstuk V bevat ook regels voor betalingen tussen de digitale euro en lokale valuta’s, waarover de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van buiten de eurozone vooraf afspraken moeten maken.

Technische kenmerken (artikelen 22 tot en met 24)

De digitale euro moet zodanig worden ontworpen dat het gebruik ervan door het grote publiek, met inbegrip van financieel uitgesloten personen of personen die risico lopen op financiële uitsluiting, personen met een handicap, functionele beperkingen of beperkte digitale vaardigheden, en ouderen, wordt vergemakkelijkt.

Gebruikers van de digitale euro hoeven geen betaalrekening in niet-digitale euro’s te hebben. Sommige functionaliteiten van de digitale euro vereisen niettemin een betaalrekening in niet-digitale euro’s. Met name kunnen gebruikers van de digitale euro één betaalrekening in niet-digitale euro’s aanwijzen die aan de betaalrekening in digitale euro’s moet worden gekoppeld om gebruik te maken van de overloopfunctie en omgekeerde overloopfunctie voor onlinebetalingstransacties in digitale euro’s.

De digitale euro moet vanaf de eerste uitgifte ervan beschikbaar zijn voor zowel offline- als onlinebetalingstransacties in digitale euro’s en moet voorwaardelijke betalingstransacties mogelijk maken. De digitale euro mag geen programmeerbaar geld zijn, d.w.z. eenheden die vanwege intrinsiek bepaalde bestedingsvoorwaarden alleen kunnen worden gebruikt voor de aankoop van specifieke soorten goederen of diensten, of waarvoor termijnen gelden waarna zij niet langer bruikbaar zijn: als digitale vorm van de eenheidsmunt moet de digitale euro volledig fungibel zijn.

Wijzen van distributie (artikelen 25 tot en met 33)

Gebruikers kunnen de bij Verordening (EUDIWR/XXX) [referentie invoegen – voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit – COM(2021) 281 final] ingestelde portemonnees voor digitale identiteit gebruiken om betalingen te initiëren en te verrichten.

De Europese Centrale Bank moet ervoor zorgen dat de digitale euro zoveel mogelijk compatibel is met private digitale betaaloplossingen om synergieën tussen de digitale euro en private digitale betaaloplossingen mogelijk te maken, onder meer met gedeelde infrastructuren en terminals op het punt van interactie.

De Europese Centrale Bank moet ondersteuning bieden bij de behandeling van geschillen, met inbegrip van technische en fraudegeschillen, in verband met de digitale euro, op het niveau van de eurozone. De Europese Centrale Bank mag in geen van deze geschillen als partij optreden. De Europese Centrale Bank kan besluiten de ontwikkeling en het beheer van een geschillenbeslechtings- en fraudepreventiefunctie toe te vertrouwen aan verleners van ondersteunende diensten.

De Europese Centrale Bank kan als front-enddienst een interface tussen gebruikers van de digitale euro en de betaalinfrastructuren van betalingsdienstaanbieders aanbieden, maar betalingsdienstaanbieders kunnen hun eigen front-enddiensten ontwikkelen. De gebruikers van de digitale euro moeten kunnen kiezen tussen de verschillende beschikbare oplossingen.

Gebruikers van de digitale euro moeten hun betaalrekeningen in digitale euro’s op verzoek naar een andere betalingsdienstaanbieder kunnen overzetten. In uitzonderlijke omstandigheden, onder meer wanneer een betalingsdienstaanbieder de relevante gegevens is kwijtgeraakt, kan de Europese Centrale Bank de overzetting van de betaalrekening in digitale euro’s naar een andere door de gebruiker van de digitale euro aangewezen betalingsdienstaanbieder ondersteunen.

Privacy en gegevensbescherming (artikelen 34 tot en met 36)

In artikel 35 zijn de taken waarvoor de ECB en de nationale centrale banken persoonsgegevens mogen verwerken, waaronder de afwikkeling van betalingstransacties in digitale euro’s, nauwkeurig omschreven. Bij de verwerking van persoonsgegevens moet worden voortgebouwd op het gebruik van de meest geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen, zoals pseudonimisering of versleuteling, om ervoor te zorgen dat de ECB en de nationale centrale banken gegevens niet rechtstreeks linken aan een geïdentificeerde gebruiker van de digitale euro. De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de categorieën persoonsgegevens die door betalingsdienstaanbieders, de ECB en nationale centrale banken en verleners van ondersteunende diensten worden verwerkt.

Kader voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (artikel 37)

Artikel 37 voorziet in een aangepast kader voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering voor offlinebetalingstransacties in digitale euro’s die een hoger niveau van privacy zullen hebben dan onlinebetalingen. Voor offlinebetalingen in digitale euro’s krijgen de Europese Centrale Bank, de nationale centrale banken noch de betalingsdienstaanbieders toegang tot persoonlijke transactiegegevens. Betalingsdienstaanbieders zullen alleen toegang hebben tot afstort- en opnamegegevens die onder meer betrekking hebben op de identiteit van de gebruiker en op het afgestorte en opgenomen bedrag, vergelijkbaar met de persoonsgegevens die door betalingsdienstaanbieders worden verwerkt wanneer gebruikers contant geld storten of opnemen. Betalingsdienstaanbieders moeten deze afstort- en opnamegegevens op verzoek doorgeven aan financiële-inlichtingeneenheden en andere bevoegde autoriteiten wanneer gebruikers verdacht worden van het witwassen van geld of de financiering van terrorisme. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om aanhoudings- en transactielimieten te bepalen.

Slotbepalingen (artikelen 38 tot en met 42)

De Europese Centrale Bank zal in het kader van haar reguliere rapportageverplichtingen verslag uitbrengen over de digitale euro. Voorts zal zij uiterlijk zes maanden vóór de geplande uitgifte van de digitale euro, en daarna op gezette tijden, specifiek verslag uitbrengen aan het Parlement, de Raad en de Europese Commissie over de instrumenten om het gebruik van de digitale euro als waardeopslag te beperken en over de parameters daarvan, in het licht van de doelstelling om de financiële stabiliteit te waarborgen. De Commissie moet ook verslag uitbrengen over het effect van de parameters en het gebruik van de instrumenten, met name op de rol van financiële intermediairs bij de financiering van de economie.

Deze verordening zou in werking moeten treden op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zodra het Europees Parlement en de Raad overeenstemming hebben bereikt over deze verordening, zal de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 4 van deze verordening besluiten wanneer en voor welk bedrag de digitale euro moet worden uitgegeven.