Toelichting bij COM(2023)278 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 1286/2014 wat betreft de modernisering van het essentiële-informatiedocument

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig het streven van de Commissie naar “een economie die werkt voor de mensen” en zoals aangekondigd in het werkprogramma voor 2023, wil de Commissie waarborgen dat het rechtskader voor retailbeleggingen consumenten voldoende weerbaar maakt, betere en eerlijkere marktresultaten bevordert en uiteindelijk tot de omstandigheden leidt die noodzakelijk zijn om het aandeel van retailbeleggers op de kapitaalmarkten te vergroten.

In haar nieuwe actieplan kapitaalmarktenunie1 van september 2020 kondigde de Europese Commissie haar voornemen aan om een strategie voor particuliere beleggers in Europa te presenteren, die ervoor moet zorgen dat retailbeleggers ten volle profijt kunnen trekken van kapitaalmarkten en daarbij worden gesteund door samenhangende regels in alle rechtsinstrumenten.

Een van de hoofddoelstellingen van de kapitaalmarktenunie (KMU) is ervoor te zorgen dat consumenten ten volle profijt kunnen trekken van de beleggingskansen die kapitaalmarkten bieden. Hoewel hun aandeel op de kapitaalmarkten vanwege verschillen in historische en sociaaleconomische omstandigheden per lidstaat sterk verschilt, moeten retailbeleggers betere beleggingsrendementen kunnen behalen dan thans het geval is wanneer zij actief zijn op de kapitaalmarkten in de EU.

1.

De medewetgevers onderschrijven dit doel:


Op 3 december 2020 riep de Raad de Commissie in de Conclusies van de Raad over het actieplan van de Commissie voor de kapitaalmarktenunie2 op om een aanvang te maken met de uitvoering van die delen van het actieplan die beleggingsactiviteiten moeten stimuleren, met name van retailbeleggers in de EU, en tegelijkertijd een hoog beschermingsniveau van consumenten en beleggers te waarborgen.

Op 8 oktober 2020 heeft het Europees Parlement een www.europarl.europa.eu/doceo/document">resolutie over de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie3 aangenomen, waarin de maatregelen om het aandeel van retailbeleggers op de kapitaalmarkten te vergroten grotendeels werden gesteund. In de resolutie werd benadrukt dat het aandeel van retailbeleggers alleen kan worden vergroot als de beleggingscultuur verandert, en dat die verandering alleen zal plaatsvinden als retailbeleggers ervan overtuigd raken dat beleggen op kapitaalmarkten aantrekkelijk is en dat de risico’s die zij daarbij lopen aanvaardbaar en duidelijk afgekaderd zijn.

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (“PRIIP’s”). De inwerkingtreding van de PRIIP-verordening en van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 van de Commissie op 1 januari 2018 heeft bijgedragen aan verbetering en standaardisering van de informatie die aan retailbeleggers wordt verstrekt. Zo krijgen beleggers voortaan gemakkelijker inzicht in de belangrijkste kenmerken van een variëteit aan beleggingsproducten en kunnen zij verschillende producten makkelijker vergelijken, ook als het verschillende soorten producten betreft (zoals verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten, beleggingsfondsen of gestructureerde deposito’s). Met ingang van januari 2023 is de PRIIP-verordening van toepassing geworden op beleggingsfondsen die onder Richtlijn 2009/65/EG betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (de icbe-richtlijn) vallen omdat de vorige uitzondering niet langer van toepassing was. Hiermee werd de samenhang van de informatieverschaffing voor retailbeleggingsproducten verder vergroot.

Dit voorstel voor gerichte wijzigingen van het PRIIP-rechtskader is overeenkomstig actie 8 van het KMU-actieplan uit september 2020 opgenomen in de EU-strategie voor retailbeleggingen. Ten aanzien van de informatieverschaffing wordt met de EU-strategie voor retailbeleggingen gestreefd naar verbetering van de informatie voor beleggers, zodat zij beter in staat zijn om weloverwogen beleggingsbeslissingen te nemen. Met het oog daarop is dit voorstel bedoeld om de informatieverschaffing aan te passen aan de digitale omgeving en aan de veranderende behoefte van retailbeleggers, en om meer duidelijkheid te verschaffen over het toepassingsgebied van de PRIIP-verordening met betrekking tot bedrijfsobligaties met bepalingen inzake vervroegde aflossing en direct ingaande lijfrenten. Dit initiatief valt niet onder het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit initiatief bouwt voort op en strekt tot verbetering van bestaande regels voor de verstrekking van essentiële-informatiedocumenten over PRIIP’s (PRIIP-EID’s) aan retailbeleggers door ontwikkelaars en distributeurs van beleggingsproducten. Het voorziet in gerichte wijzigingen van dit kader, maar laat de belangrijkste bepalingen ongewijzigd.

Dit voorstel vormt samen met de omnibusrichtlijn (COM(2023) 279) een pakket voor betere bescherming van retailbeleggers, waarbij de twee voorstellen elkaar over en weer versterken. De omnibusrichtlijn wijzigt de EU-richtlijnen voor: i) de verrichting van beleggingsdiensten (“MiFID”4); ii) de verrichting van verzekerings- of herverzekeringsdistributiediensten voor derden (“IDD”5); iii) de toegang tot en uitoefening van het verzekeringsbedrijf binnen de EU (“Solvabiliteit II”6); iv) de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s7) en v) beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (de “abi-beheerdersrichtijn”8).

Met betrekking tot de informatieverschaffing aan retailbeleggers zal de omnibusrichtlijn met name de samenhang van de informatieverschaffing in rechtsinstrumenten vergroten en meer transparantie voor retailbeleggers waarborgen bij hun beleggingsactiviteiten en gedurende de levenscyclus van hun beleggingen, ook ten aanzien van kosten. Gerichte wijzigingen van de MiFID II- en IDD-kaders zouden waarborgen dat de kosten van beleggingsproducten op gestandaardiseerde en begrijpelijke wijze worden gepresenteerd voordat enige transactie plaatsvindt. Met deze maatregelen zouden ondernemingen ook nadrukkelijker worden verplicht om cliënten een jaarverslag te verstrekken, waarin zij achteraf worden geïnformeerd over daadwerkelijk betaalde kosten, maar ook over de resultaten van hun portefeuille.

De in deze verordening voorgestelde maatregelen op het gebied van de informatieverschaffing over producten vormen ook een aanvulling op andere maatregelen uit de omnibusrichtlijn, waarmee tekortkomingen in diverse delen van het retailbeleggingstraject worden verholpen:

 nieuwe regels om retailbeleggers te beschermen tegen misleidende publicitaire mededelingen en marketingpraktijken die voordelen benadrukken maar potentiële risico’s bagatelliseren;

 regels die inducements verbieden voor louter uitvoerende diensten, partijdige advisering tegengaan door aanscherping van het beginsel dat moet worden gehandeld “in het belang van”, en invoering van nieuwe criteria voor het “handelen in het belang van de cliënt”, en de transparantie vergroten;

 maatregelen tot wijziging van de regels voor producttoezicht en -governance, om te waarborgen dat geen onnodige kosten in rekening worden gebracht en dat producten kosteneffectief zijn voor retailbeleggers;

 en andere maatregelen op het gebied van financiële geletterdheid, categorisering van beleggers, betere beoordeling van geschiktheid en passendheid, maatregelen ter verbetering van de beroepskwalificaties van financieel adviseurs en maatregelen ter verbetering van toezicht en handhaving.

De maatregelen uit de strategie voor retailbeleggingen zijn derhalve verenigbaar met de voorgenomen aanpassingen van PRIIP-EID’s.

Dit voorstel is verenigbaar met bestaand EU-beleid op het gebied van duurzame financiering. De invoering van een speciale nieuwe duurzaamheidsparagraaf in het essentiële-informatiedocument van het PRIIP vormt een aanvulling op het kader voor informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector. Het is gebaseerd op de gegevens die reeds worden verstrekt ingevolge Verordening (EU) 2019/2088 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (SFDR, Sustainable Finance Disclosure Regulation) en de taxonomieverordening ((EU) 2020/852) om overlappingen en onnodige kosten voor de financiële sector te voorkomen. Het PRIIP-kader zal verenigbaar blijven met de mogelijke toekomstige wijzigingen in de SFDR en de EU-taxonomie. Daartoe wordt in dit voorstel de ontwikkeling van specificaties voor de berekening en presentatie van de geselecteerde indicatoren voor technische reguleringsnormen overgelaten aan de ETA’s. Dit is met name van belang omdat de diensten van de Commissie van start zijn gegaan met een uitgebreide beoordeling van de uitvoering van de SFDR.

De voorgestelde gerichte wijzigingen worden verenigbaar en aanvullend geacht met de opneming van de PRIIP-EID’s in de werkingssfeer van de verordening inzake een Europees centraal toegangspunt (ESAP, European Single Access Point). Zolang de onderhandelingen over het voorstel van de Commissie9 nog niet tot resultaten hebben geleid, zal in het kader van het ESAP de inhoud van de PRIIP-EID’s beschikbaar worden gesteld op een centraal platform en moeten die documenten daarvoor met ingang van eind 2027 worden aangeleverd in een formaat waaruit gegevens kunnen worden geëxtraheerd. Afhankelijk van de bij uitvoeringshandelingen vastgestelde uitvoeringsmaatregelen kan die informatie op deze wijze machinaal worden gelezen. Hoewel met het ESAP de toegang tot en het digitale gebruik van informatie uit PRIIP-EID’s zal verbeteren omdat wordt voorgeschreven dat zij in een machinaal leesbaar formaat bij het ESAP worden aangeleverd, zal deze informatie door de thans voorgestelde gerichte veranderingen gebruikersvriendelijker worden. Retailbeleggers zullen naar verwachting vooral profijt van het ESAP trekken door betere toegang tot online-instrumenten voor het vergelijken van vele verschillende beleggingsproducten (omdat het voor derden makkelijker wordt om die instrumenten te ontwikkelen). Retailbeleggers en hun adviseurs zullen echter nog steeds de digitale of papieren inhoud van het EID moeten lezen, met name bij de beoordeling van de eigenschappen van een specifiek beleggingsproduct. Daarom moet deze informatie niet alleen op het ESAP beschikbaar zijn, maar moet het document ook gebruikersvriendelijker worden gemaakt. De met deze verordening ingevoerde veranderingen zijn ook bedoeld om de digitale presentatie van essentiële informatie over beleggingsproducten samenhangender te maken, in navolging van een soortgelijk document dat werd ingevoerd ingevolge Verordening (EU) 2019/1238 inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is verenigbaar met bredere EU-strategieën en -prioriteiten, waaronder de Europese Green Deal, de digitale strategie van de EU en de kapitaalmarktenunie. Het draagt bij aan de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie omdat het de voor retailbeleggers beschikbare informatie samenhangender maakt. Door relevante duurzaamheidsinformatie zichtbaarder te maken, zal het voorstel retailbeleggers helpen om beleggingsproducten te vinden die aansluiten bij hun duurzaamheidsvoorkeuren. Dit zal er vervolgens toe bijdragen dat er in de financiële sector meer aandacht voor duurzaamheid komt, en dus dat de doelstellingen van de Europese Green Deal worden bereikt. Verder is dit voorstel verenigbaar met de prioriteit van de Commissie om te zorgen dat Europa klaar is voor het digitale tijdperk.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de PRIIP-verordening is artikel 114 VWEU, omdat er gemeenschappelijke regels in worden vastgesteld voor essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten. Aangezien in het huidige initiatief verdere beleidsmaatregelen worden voorgesteld voor de verwezenlijking van deze doelstellingen, zou bij aanname van het desbetreffende wetgevingsvoorstel dezelfde rechtsgrondslag gelden.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel strookt met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Volgens dit beginsel treedt de EU slechts op indien de doelstellingen niet door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden verwezenlijkt. Ter voorkoming van belemmeringen voor de spreiding van beleggingsfondsen over de EU moet productinformatie worden geharmoniseerd om uit verschillende markten afkomstige producten te kunnen vergelijken. Eenvormigheid en rechtszekerheid kunnen beter worden gewaarborgd door optreden op EU-niveau. Dit geldt voor zowel de bestaande PRIIP-verordening zelf als voor de hier voorgestelde wijzigingen ervan.

Evenredigheid

Dit voorstel strookt met het evenredigheidsbeginsel van artikel 5 VEU. De voorgestelde maatregelen zijn noodzakelijk om de beoogde transparantie van beleggingsproducten voor retailbeleggers tot stand te brengen, met name waar het gaat om hun duurzaamheidskenmerken, en om de bijbehorende informatieverschaffing met digitale middelen toegankelijker te maken zonder onnodige administratieve lasten. Andere delen van dit voorstel zijn noodzakelijk om voldoende rechtszekerheid en transparantie te bieden over kosten voor bepaalde producten die onder het toepassingsgebied van de PRIIP-verordening vallen. De evenredigheid van de maatregelen is beoordeeld in deel 3 van het effectbeoordelingsverslag bij de strategie voor retailbeleggingen, waarin wordt geconcludeerd dat zij evenredig zijn.

Keuze van het instrument

Aangezien het bestaande instrument een verordening is, moet het worden gewijzigd met een andere verordening. Een verordening blijft het meest passende rechtsinstrument omdat de verenigbaarheid en de samenhang van de voor beleggers beschikbare informatie op EU-niveau moet worden gewaarborgd.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De bijlage bij de begeleidende effectbeoordeling bevat een evaluatie van de aspecten van het wetgevingskader die specifiek betrekking hebben op de bescherming van retailbeleggers, waaronder het PRIIP-kader.

In de evaluatie werd geconcludeerd dat het algemene kader voor informatieverschaffing, dat ook voor PRIIP’s geldt, breed effect heeft gesorteerd, met name door aan retailbeleggers informatie te verstrekken die vergelijkbaar en nuttig is voor hun besluitvorming. Niettemin werden enkele tekortkomingen geconstateerd met betrekking tot de leesbaarheid en gebruikersvriendelijkheid van de presentatie van informatiedocumenten. Ook is informatie over kosten niet altijd duidelijk. De bestaande voorschriften voor informatieverschaffing zijn bijzonder doelmatig (kosteneffectief) en hebben over het algemeen tegen beperkte kosten voldaan aan de doelstelling om retailbeleggers beter te beschermen. Dit voorstel verschaft meer rechtszekerheid over het toepassingsgebied van PRIIP’s en pakt de in de evaluatie geconstateerde problemen aan (d.w.z. de vraag of bedrijfsobligaties met bepalingen inzake vervroegde aflossing en direct ingaande lijfrentes onder het toepassingsgebied van PRIIP’s vallen). De vereisten met betrekking tot het formaat, de leesbaarheid, duidelijkheid en beknoptheid, het taalgebruik en de brede reikwijdte worden verenigbaar geacht tussen de verschillende wetsteksten. Enkele specifieke zaken worden geregeld in de voorgestelde omnibusrichtlijn, die is bedoeld om de MiFID- en IDD-regels beter af te stemmen op PRIIP’s. De relevantie van de informatie die in essentiële-informatiedocumenten over PRIIP’s aan retailbeleggers wordt verstrekt is voor verbetering vatbaar, met name omdat meer nadruk moet worden gelegd op de digitale omgeving en duurzaamheid.

Raadplegingen van belanghebbenden

Bij het voorbereiden van dit voorstel heeft de Commissie reacties verzameld door middel van een openbare raadpleging, die plaatsvond tussen 11 mei 2021 en 3 augustus 2021. Tijdens de raadpleging werd een brede groep belanghebbenden gevraagd naar hun mening over diverse aspecten van retailbeleggingen, waaronder de werking van het PRIIP-EID en mogelijke verbeteringen daarin. In totaal namen 186 respondenten aan deze raadpleging deel.

Een meerderheid van de respondenten was het ermee eens dat verschillende beleggingsproducten waar mogelijk door precontractuele informatieverschaffing met elkaar moeten kunnen worden vergeleken. De meningen waren verdeeld over de vraag of het PRIIP-EID retailbeleggers meer inzicht heeft gegeven in retailbeleggingsproducten en of zij beter in staat zijn om verschillende retailbeleggingsproducten van eenzelfde type of een ander type te vergelijken.

Bijna de helft van de respondenten vond de hoeveelheid informatie in het PRIIP-EID toereikend, terwijl anderen aangaven dat die informatie te uitgebreid of te beknopt is. De meningen verschilden per type informatie en belanghebbende, maar ten aanzien van duurzaamheidsinformatie werd uitgebreidere informatie wenselijk geacht. Ten aanzien van de lengte van het PRIIP-EID was er brede steun voor de huidige maximumlengte van drie pagina’s, met enige verschillen tussen groepen belanghebbenden. Algemeen vond men dat het PRIIP-EID iets te veel informatie bevat en de meeste respondenten waren voorstander van vereenvoudiging van het document. Een ruime meerderheid was ertegen om PRIIP-EID’s vaker bij te werken. Tot slot meende bijna de helft van de respondenten dat PRIIP-EID’s gemakkelijk vindbaar en toegankelijk zijn voor retailbeleggers.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De aanbevelingen van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) over PRIIP’s waren met name gericht op het consumentvriendelijker maken van EID’s. De ETA’s adviseerden om de PRIIP-verordening gericht te wijzigen bij een evaluatie van het PRIIP-kader.

Meer in het bijzonder adviseerde het Gemengd Comité het volgende: i) de presentatie van het EID op digitale media verbeteren en meer flexibiliteit bieden voor hun digitale presentatie; ii) een beter zichtbare presentatie toestaan van ecologische, sociale en governance-informatie (ESG, Environmental, Social en Governance) in een aparte rubriek van het EID; iii) specifiekere kosteninformatie verstrekken over verzekeringsproducten met meerdere opties; iv) meer flexibiliteit in het EID verwerken, onder andere door voor verschillende typen producten verschillende soorten resultaatinformatie toe te staan; v) EID’s beter afstemmen op specifieke typen producten en vi) de lijst van producten die onder de PRIIP-verordening vallen verduidelijken en aanscherpen door duidelijk aan te geven dat bepaalde bedrijfsobligaties zijn uitgesloten.

In bijlage 2 bij de begeleidende effectbeoordeling zijn nog meer bronnen opgenomen die bij het opstellen van dit voorstel zijn geraadpleegd, waaronder gerichte raadplegingen van, en contacten met belanghebbenden. Ook heeft de Commissie gebruikgemaakt van uitgebreide onderzoeksliteratuur, waarvan de gegevens zijn opgenomen in de effectbeoordeling, waaronder met name een in speciale opdracht verricht onderzoek van een consortium van consultants onder leiding van Kantar, getiteld “Disclosure, inducements, and suitability rules for retail investors study” (Onderzoek naar informatieverschaffing, inducements en geschiktheidsregels voor retailbeleggers) dat in 2022 werd gepubliceerd10.

In een eerder stadium werd bij de voorbereiding van dit voorstel ook gebruikgemaakt van het advies van het forum op hoog niveau voor de kapitaalmarktenunie, dat adviseerde om te gelegener tijd de informatieverschaffing in het PRIIP-kader opnieuw te bezien. Ook was er inbreng van de Groep van regeringsdeskundigen inzake financiële diensten voor consumenten (GEGRFS, Government Expert Group on Retail Financial Services) en de Gebruikersgroep financiële diensten (FSUG, Financial Services User Group)11.

Effectbeoordeling

In dit voorstel is de effectbeoordeling voor de strategie voor retailbeleggingen (SWD(2023) 278-279) verwerkt. De effectbeoordeling werd op 14 december 2022 ingediend bij de Raad voor regelgevingstoetsing (“RSB”, Regulatory Scrutiny Board), die op 20 januari 2023 een positief advies uitbracht (SEC(2023) 330 RSB). Vervolgens werd het document naar aanleiding van het overleg met de RSB gewijzigd.

In de effectbeoordeling worden twee problemen besproken. Ten eerste ontbreekt het retailbeleggers aan relevante, vergelijkbare en begrijpelijke informatie over beleggingsproducten en worden zij vaak op ongepaste wijze beïnvloed door marketingcommunicatie. Ten tweede zijn er bij de ontwikkeling en distributie van beleggingsproducten grote tekortkomingen met betrekking tot de betaling van inducements en de mate waarin in het productontwerp kostenefficiëntie en waarde voor de retailbelegger tot uitdrukking komen. Deze problemen hebben aanzienlijke gevolgen, waaronder onvoldoende bescherming en oneerlijke behandeling van beleggers, lagere beleggingsopbrengsten en minder mogelijkheden om kapitaal op te bouwen, naast negatieve effecten op het vertrouwen van retailbeleggers en hun integratie op de markt.

Gerichte veranderingen in het PRIIP-EID maken deel uit van de voorgestelde oplossingen voor het eerste probleem en de achterliggende oorzaak daarvan (“de aan beleggers verstrekte informatie is niet altijd nuttig of relevant voor hun besluitvorming en is onvoldoende afgestemd op de digitale omgeving”). Deze zijn opgenomen bij optie 2 – “Gerichte wijzigingen in de regels voor informatieverschaffing om hun relevantie voor retailbeleggers te vergroten”, in combinatie met gerichte wijzigingen in de regels voor informatieverschaffing ingevolge de MiFID en de IDD, gericht op vergroting van de relevantie van de informatieverschaffing aan retailbeleggers (opgenomen in de bijbehorende omnibusrichtlijn). Een aanvullende andere beleidsoptie werd onderzocht bij optie 3 – “Gerichte wijzigingen om door marketingcommunicatie ontoereikende informatie aan te pakken”. De opties 2 en 3 zijn aanvullend en verbeteren de status-quo tegen redelijke kosten. Daarom was een combinatie van deze twee opgenomen in de voorkeursoptie.

In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat verbetering van de presentatie van het PRIIP-EID door het gebruik van meerdere lagen en de ontwikkeling van een overzichtstabel de belangrijkste eigenschappen van het door retailbeleggers overwogen beleggingsproduct (bijvoorbeeld de kosten en risico’s ervan) inzichtelijker maakt en hen helpt om een product te kiezen dat aan hun behoeften voldoet. Met de invoering van een nieuwe duurzaamheidsparagraaf kan worden gewaarborgd dat niet-professionele cliënten basisinformatie over de duurzaamheidskenmerken van de producten die zij overwegen aan te kopen gemakkelijk kunnen vinden en vergelijken.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Hoewel bij de voorbereiding van dit voorstel is gekeken naar de mogelijkheden voor vereenvoudiging en lastenverlichting is het, evenals de bredere strategie voor retailbeleggingen, in eerste instantie bedoeld om de consument te beschermen. Maatregelen voor vereenvoudiging of lastenverlichting moeten daarom altijd aan deze doelstelling worden getoetst. In de evaluatie is niet geconstateerd dat er veel ruimte voor vereenvoudiging en lastenverlichting is, en werd aangegeven dat beleggingsproducten door vereenvoudiging van de essentiële-informatiedocumenten over PRIIP’s niet noodzakelijkerwijs begrijpelijker zullen worden. Ook werd vastgesteld dat de totale kosten van productinformatie over PRIIP’s verhoudingsgewijs laag zijn, met name in verhouding tot het grote aantal cliënten en de omvang van de beheerde activa. Voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) worden geen significante gevolgen verwacht, en het voorstel is verenigbaar met de “digitale controle” omdat het een ruimer gebruik van digitale PRIIP’s bevordert.

Grondrechten

In het voorstel worden de beginselen geëerbiedigd en in acht genomen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het beginsel van een hoog niveau van consumentenbescherming (artikel 38). Consumenten, en in dit geval retailbeleggers, hebben behoefte aan relevante, vergelijkbare en begrijpelijke informatie over beleggingsproducten om weloverwogen beslissingen te kunnen nemen. Dit voorstel strekt tot modernisering van de PRIIP-EID’s, om de presentatie van informatie gebruikersvriendelijker te maken voor retailbeleggers, waaronder mensen met een beperking, en dus de kans te vergroten dat de informatie wordt gelezen en goed wordt begrepen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het initiatief heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU. Het toezicht op de nieuwe regels wordt door de nationale bevoegde autoriteiten uitgeoefend in het kader van hun bestaande mandaat en het toepassingsgebied ervan wordt met dit voorstel niet gewijzigd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Na vaststelling van de voorgestelde verordening houdt de Commissie toezicht op de mate waarin de doelen worden verwezenlijkt die zijn neergelegd in de effectbeoordeling bij de strategie voor retailbeleggingen. Daartoe is zij voornemens om de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) te belasten met het toezicht op de effectiviteit van in digitaal formaat aangeboden informatie, de invoering van een nieuwe duurzaamheidsparagraaf en nieuwe regels voor producten met meerdere opties (MOP’s, multi-option products). Tevens is de Commissie voornemens om trends in het aantal via het markttoezicht van ESMA en Eiopa ingediende klachten te bewaken om de kwaliteit van beschikbare informatie te beoordelen. Wanneer genoeg praktijkervaring is opgedaan en voldoende gegevens zijn verzameld, ook met betrekking tot de toepassing van de recentelijk gewijzigde gedelegeerde PRIIP-verordening12, zal de Commissie op een geëigend moment evalueren in hoeverre verstrekte informatiedocumenten beleggers in staat stellen om weloverwogen beslissingen te nemen, en kan zij mogelijke verdere wijzigingen in het bredere PRIIP-kader overwegen.

Uitgebreide toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

In artikel 1, lid 1, punt a), worden de verwijzingen naar de bestaande wetgeving (thans Verordening 2017/1129 – de “prospectusverordening”) bijgewerkt voor de soorten effecten waarvoor geen PRIIP-EID behoeft te worden verstrekt.

In artikel 1, lid 1, punt b), worden retailproducten die direct ingaande lijfrentes zonder aflossingsfase bieden van het toepassingsgebied van de PRIIP-verordening uitgesloten.

In artikel 1, lid 2, worden verwijzingen naar Verordening 2017/1129 (de prospectusverordening) bijgewerkt om te waarborgen dat beide verordeningen van toepassing zijn op relevante producten.

In artikel 1, lid 3, punt a), wordt verduidelijkt dat bepaalde soorten bedrijfsobligaties met bepalingen inzake vervroegde aflossing niet onder het toepassingsgebied van de PRIIP-verordening vallen, mits zij tegen een billijke waarde worden afgelost.

In artikel 1, lid 3, punt b), wordt een definitie van een elektronisch formaat ingevoerd.

In artikel 1, lid 4, worden de regels voor het presenteren van de kosten van producten met meerdere opties (“MOP’s”) gewijzigd en worden de voorwaarden gesteld waaraan moet worden voldaan om transparante informatie aan retailbeleggers te verstrekken en om de keuze tussen verschillende beleggingsopties te vergemakkelijken.

Artikel 1, lid 5, punt a), voorziet in de invoering van een nieuwe paragraaf in het PRIIP-EID onder de titel “Beknopt productoverzicht”, met een samenvatting van de informatie over een soort beleggingsproduct, de kosten en risico’s ervan, de aanbevolen periode van bezit en de aanwezigheid van verzekeringsuitkeringen.

In artikel 1, lid 5, punt b), wordt de “begrijpelijkheidswaarschuwing” geschrapt omdat deze retailbeleggers onvoldoende doeltreffend heeft gewaarschuwd voor bijzonder complexe producten en hen er onbedoeld mogelijk ook van heeft weerhouden om minder complexe beleggingsproducten aan te kopen.

In artikel 1, lid 5, punt c), wordt een verwijzing naar ecologische en sociale doelstellingen van het beleggingsproduct geschrapt en vervangen door een speciale nieuwe duurzaamheidsparagraaf in het essentiële-informatiedocument voor het PRIIP.

In artikel 1, lid 5, punt d), wordt in de PRIIP-EID’s een nieuwe paragraaf onder de titel “Hoe ecologisch duurzaam is dit product?” ingevoerd (de “duurzaamheidsparagraaf”), waarin retailerbeleggers geharmoniseerde essentiële informatie over het duurzaamheidsprofiel van relevante beleggingsproducten wordt aangeboden, gebaseerd op bestaande productinformatie.

In artikel 1, lid 5, punt e), wordt een bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen geschrapt na de vervanging van een verwijzing naar ecologische en sociale doelstellingen in de duurzaamheidsparagraaf. Voor de nieuwe duurzaamheidsparagraaf worden nadere voorschriften gegeven in technische reguleringsnormen, waarvoor de bevoegdheid al bestaat.

In artikel 1, lid 5, punt f), wordt de termijn voor de indiening van toepasselijke ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie gewijzigd.

In artikel 1, lid 6, wordt voor de ETA’s een voorwaarde toegevoegd om situaties te onderzoeken waarin PRIIP-EID’s niet langer beschikbaar worden gesteld, en wordt de termijn voor de indiening van toepasselijke ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie gewijzigd. Ook wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om aanverwante technische reguleringsnormen vast te stellen.

In artikel 1, lid 7, worden de bepalingen over de beschikbaarstelling van PRIIP-EID’s gemoderniseerd en vereenvoudigd. In dit artikel wordt nadrukkelijker de voorkeur gegeven aan de verstrekking van elektronische EID’s en wordt verduidelijkt dat de cliënt kosteloos om een papieren versie van het PRIIP-EID kan vragen. In dit artikel worden de bepalingen over de beschikbaarstelling van PRIIP-EID’s in elektronisch formaat geactualiseerd, voortbouwend op vaste praktijken uit de kaders voor MiFID’s en IDD’s. Daarnaast zijn er voorwaarden in opgenomen voor het gebruik van lagen en personalisering, teneinde meer rechtszekerheid te verschaffen over de mogelijkheden om PRIIP-EID’s digitaal te presenteren. In het artikel worden de ETA’s belast met de ontwikkeling van ontwerpen van technische reguleringsnormen, waarin wordt omschreven aan welke voorwaarden een dergelijke presentatie moet voldoen en welke functionaliteiten aanwezig moeten zijn om informatie te ontsluiten voor lezers met een visuele beperking.

In artikel 2 wordt bepaald dat de inwerkingtreding en toepassing zullen plaatsvinden op de twintigste dag na die van de publicatie en wordt de toepassingsdatum bepaald op 18 maanden daarna, om voldoende tijd te geven voor de ontwikkeling van technische reguleringsnormen.