Toelichting bij COM(2022)120 - Wijzigen verordening 909/2014 wat betreft een aantal maatregelen en voorzieningen aangaande centrale effectenbewaar­instellingen van derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. CONTEXT VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories, CSD’s) beheren de infrastructuur die effectenafwikkeling mogelijk maakt, d.w.z. de voltooiing van een effectentransactie middels de overboeking van geld of effecten dan wel van beide 1 . CSD’s spelen een cruciale rol op de primaire markt aangezien zij de initiële registratie van nieuw uitgegeven effecten (“notariële dienst”) centraliseren. Ook houden zij effectenrekeningen aan die registreren hoeveel effecten door wie worden gehouden en registreren zij elke wijziging in het houderschap van die effecten (“centrale dienst voor het aanhouden van effectenrekeningen”). Daarnaast verlenen sommige CSD’s nevendiensten 2 , waaronder bancaire diensten.

CSD’s vervullen een essentiële functie in de financiering van de economie door de rol die zij spelen bij de uitgifte van effecten en de voltooiing van effectentransacties. Ook zijn CSD’s belangrijke schakels voor de uitvoering van monetair beleid door centrale banken. Zo stroomt beleenbaar onderpand voor monetaire beleidstransacties van centrale banken, met name in de eurozone, bijvoorbeeld via door CSD’s beheerde effectenafwikkelingssystemen. Momenteel hebben 26 CSD’s een vergunning in de EU. In 2019 verwerkten de effectenafwikkelingssystemen van de EU meer dan 420 miljoen leveringsinstructies ter waarde van meer dan 53 biljoen EUR, voor een totale omzet van meer dan 1 120 biljoen EUR 3 .

De verordening van 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (de CSDR) had tot doel om de veiligheid en efficiëntie van de afwikkeling te verbeteren en te voorzien in een reeks gemeenschappelijke vereisten voor CSD’s in de hele EU. Hoewel CSD’s zich veerkrachtig hadden getoond, ook in de financiële crisis van 2008, en onderworpen waren aan regels op grond van nationale wetgeving en internationale normen, werden zij niet consistent gereguleerd in de hele Europese Unie (EU). Dit leidde tot verschillen in de veiligheid van hun activiteiten en tot zorgen over een gelijk speelveld. Het reguleren van CSD’s was ook belangrijk om het regelgevingskader van transactie- en posttransactiemarktinfrastructuren te voltooien na de vaststelling van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (Richtlijn 2004/39/EG 4 (MiFID)), die betrekking had op handelsplatforms, en de verordening betreffende Europese marktinfrastructuur (Verordening (EU) nr. 648/2012 5 ), die betrekking had op centrale tegenpartijen (CTP’s) en transactieregisters. Bovendien was een consistente regelgevingsaanpak van afwikkelingssystemen en afwikkelingsprocessen van belang om Target2-Securities (T2S) aan te vullen en de werking ervan te vergemakkelijken 6 . De CSDR was ook het antwoord van de EU op de oproep van de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) van 20 oktober 2010 7 tot een herziening en aanscherping van de normen om financiëlemarktinfrastructuren robuuster te maken 8 .

CSD’s zijn financiële instellingen die systeemrelevant zijn voor financiële markten, reden waarom het van essentieel belang is dat het wettelijk kader voor CSD’s geschikt blijft voor het beoogde doel. Regelmatige herziening van de CSDR is gerechtvaardigd om ervoor te zorgen dat de doelstellingen ervan voortdurend worden bereikt en om tegelijkertijd, waar mogelijk, het kader evenrediger en doeltreffender te maken. De herziening van de CSDR is een belangrijke actie in het actieplan voor de kapitaalmarktenunie (KMU) 9 van 2020 en is gericht op de ontwikkeling van een efficiënter posttransactielandschap in de EU. Veerkrachtige en efficiënte afwikkelingsmarkten in de EU moeten bijdragen aan de uitbouw van een beter geïntegreerd posttransactie-infrastructuurlandschap in de EU en moeten het concurrentievermogen van EU-CSD’s en de financiële markten van de EU in het algemeen vergroten.

Ingevolge artikel 75 van de CSDR moest de Commissie uiterlijk op 19 september 2019 deze verordening toetsen en een algemeen verslag opstellen over de te volgen stappen voor de herziening ervan. Ook heeft het Europees Parlement, in zijn resolutie over de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie 10 , de Commissie verzocht de voorschriften inzake afwikkelingsdiscipline 11 van de CSDR te herzien in het licht van de brexit en de COVID-19-crisis. Daartoe heeft van 8 december 2020 tot 2 februari 2021 een gerichte raadpleging 12 plaatsgevonden. Op 1 juli 2021 heeft de Commissie een verslag vastgesteld 13 . Daarin concludeerde zij dat de CSDR in grote lijnen haar oorspronkelijke doelstellingen bereikt om de efficiëntie van de afwikkeling in de EU en de soliditeit van CSD’s te vergroten. Op de meeste gebieden werden belangrijke wijzigingen in de CSDR voorbarig geacht gezien de relatief recente toepassing van de vereisten. Niettemin werden in het verslag gebieden vermeld waarop verdere actie nodig kan zijn om de doelstellingen van de CSDR op een meer evenredige, efficiënte en doeltreffende manier te verwezenlijken.

Gezien de noodzaak om onevenredige kosten en lasten weg te nemen en regels te vereenvoudigen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen, is de herziening van de CSDR opgenomen in het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van de Commissie voor 2021 14 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De CSDR is verbonden met diverse andere EU-wetteksten, waaronder de Finaliteitsrichtlijn 15 , de MiFID en de MiFIR, en voor CSD’s die op grond van CSDR een vergunning voor het verlenen van bancaire nevendiensten hebben verkregen ook de verordening kapitaalvereisten 16 , de richtlijn kapitaalvereisten 17 en de richtlijn herstel en afwikkeling van banken 18 .

De voorstellen tot wijziging van de CSDR sluiten aan bij het plan van de Commissie voor een kapitaalmarktenunie 19 . Het doel van de kapitaalmarktenunie is ervoor te zorgen dat kapitaal door de hele EU kan stromen ten voordele van consumenten, investeerders en bedrijven. De COVID-19-crisis heeft het dringender gemaakt om de kapitaalmarktenunie tot stand te brengen, aangezien marktgebaseerde financiering een cruciaal element is voor de terugkeer van de Europese economie naar groei op lange termijn en voor de financiering van de groene en de digitale transitie van de EU. Veilige en efficiënte posttransactionele regelingen zijn een essentieel onderdeel van robuuste kapitaalmarkten. De voorgestelde wijzigingen zullen bijdragen aan de ontwikkeling van een efficiënter posttransactielandschap in de EU.

De CSDR is ook nauw gerelateerd aan het pakket digitaal geldwezen 20 . Hij is met name gerelateerd aan het voorstel voor een verordening betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van “distributed ledger”-technologie (DLT) 21 . Op grond van die verordening kunnen DLT-afwikkelingssystemen en DLT-handels- en afwikkelingssystemen onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld van de naleving van sommige bepalingen van de CSDR teneinde innovatie op dit gebied te stimuleren en tegelijkertijd de bescherming van beleggers, de integriteit van de markt en de financiële stabiliteit te waarborgen. Om meer diepgaande reflecties in het kader van de evaluatie van de CSDR mogelijk te maken, voorzag het politieke akkoord over dat voorstel ook in de mogelijkheid om de CSDR-regels inzake verplichte buy-ins uit te stellen 22 . Daarnaast is de CSDR gerelateerd aan het voorstel voor een verordening betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector 23 , die ervoor moet zorgen dat alle deelnemers aan het financiële stelsel, waaronder CSD’s, beschikken over de nodige waarborgen om cyberaanvallen en daarmee samenhangende ICT-risico’s te beperken.

Ook in de mededeling van de Commissie getiteld “Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren” 24 zijn marktinfrastructuren, waaronder CSD’s, een belangrijk voorwerp. In deze mededeling wordt uiteengezet hoe de EU haar open strategische autonomie op macro-economisch en financieel gebied kan versterken door met name, maar niet alleen, de infrastructuren van de financiële markten van de EU verder te ontwikkelen en hun weerbaarheid te vergroten. Een sterk EU-afwikkelingssysteem, zoals gereguleerd door de CSDR, is derhalve een belangrijk bestanddeel voor de open strategische autonomie van de EU op het gebied van financiële marktinfrastructuren.

Tot slot is dit voorstel consistent met de werkzaamheden die op internationaal niveau in het kader van de FSB worden verricht en die onder meer zijn gericht op een consequente toepassing van de beginselen voor financiële marktinfrastructuren zoals die zijn ontwikkeld door het Comité betalingen en marktinfrastructuur (CPMI) en de Internationale Organisatie van effectentoezichthouders (IOSCO).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief moet worden gezien in de context van de bredere agenda van de Commissie om de EU-markten concurrerender en veerkrachtiger te maken, zoals die zijn weerslag krijgt in de kapitaalmarktenunie en initiatieven op het gebied van digitale financiering en open strategische autonomie. Veilige en efficiënte posttransactieregelingen zijn een essentieel onderdeel van robuuste kapitaalmarkten. Een volledig functionerende en geïntegreerde markt voor kapitaal zal de economie van de EU in staat stellen om duurzaam te groeien, met meer concurrentiekracht, in overeenstemming met de strategische prioriteit van de Commissie om de economie te laten werken voor mensen, met een focus op het creëren van de juiste voorwaarden voor het scheppen van banen, groei en investeringen.

Het betreffende initiatief heeft geen directe en/of identificeerbare effecten die leiden tot significante schade of die de verenigbaarheid met de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit en de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese klimaatwet aantasten 25 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag van de CSDR is. Uit de analyse die is verricht in het kader van het effectbeoordelingsverslag blijkt dat elementen van de CSDR moeten worden gewijzigd om onevenredige kosten en nalevingslasten weg te nemen en de regels te vereenvoudigen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen, zodat de efficiëntie van de verordening wordt verbeterd en de integratie van de markt voor effectenafwikkeling in de Europese Unie wordt vergemakkelijkt.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van de CSDR, namelijk het vaststellen van uniforme vereisten voor de afwikkeling van financiële instrumenten in de EU en van voorschriften inzake de organisatie en het gedrag van CSD’s, ter bevordering van een veilige, efficiënte en vlotte afwikkeling, kunnen door de lidstaten alleen niet voldoende worden verwezenlijkt, zoals de medewetgevers in 2014 bij de vaststelling van de CSDR hebben erkend.

Momenteel kunnen de lidstaten en de nationale toezichthouders de uitdagingen van belastende en onduidelijke CSDR-vereisten, of de risico’s die voortvloeien uit uiteenlopende nationale toezichtpraktijken, niet in hun eentje oplossen. Ook kunnen zij het risico voor de financiële stabiliteit van de EU dat het gebrek aan informatie over activiteiten van CSD’s uit derde landen zou kunnen opleveren niet zelfstandig wegnemen. Bijgevolg kunnen de doelstellingen van dit initiatief door de lidstaten niet voldoende worden verwezenlijkt en kunnen deze daarom, ook gezien de schaal van de acties, beter op EU-niveau worden verwezenlijkt, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

Evenredigheid

Het voorstel beoogt ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de CSDR op een meer evenredige, efficiënte en doeltreffende manier worden verwezenlijkt. Dit zou zich moeten vertalen in eenvoudigere of minder vereisten, waarmee wordt beoogd de administratieve lasten van de verordening voor belanghebbenden, met name CSD’s, te verminderen zonder de bescherming van beleggers, de marktintegriteit en de financiële stabiliteit in gevaar te brengen. Door de toezichtregelingen voor CSD’s te herzien (met name voor CSD’s die grensoverschrijdend actief zijn en CSD’s die deel uitmaken van groepen van CSD’s), vormt het voorstel het antwoord op de uitdagingen die zijn waargenomen bij het streven naar toezichtconvergentie. Bovendien komt de bijstelling van bepaalde vereisten inzake de paspoortprocedure, de verlening van bancaire nevendiensten en afwikkelingsdiscipline tegemoet aan de zorgen van belanghebbenden, waaronder de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), terwijl de verwezenlijking van doelstellingen van de CSDR wordt gewaarborgd. Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken, rekening houdend met de noodzaak om de activiteiten van — zowel vanuit als vanaf buiten de EU opererende — CSD’s en eventuele risico’s voor de financiële stabiliteit die hun activiteiten met zich mee kunnen brengen te monitoren en te beperken. De evenredigheid van de voorkeursopties wordt verder beoordeeld in hoofdstuk 6 van de begeleidende effectbeoordeling.

Keuze van het instrument

De CSDR is een verordening en moet derhalve worden gewijzigd bij een rechtsinstrument van dezelfde aard.

3. RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In een evaluatie van de CSDR is beoordeeld in hoeverre specifieke beleidsvereisten van de CSDR hun doelstellingen hebben verwezenlijkt, en met name of zij dat op een efficiënte en doeltreffende manier hebben gedaan en tegelijkertijd coherent en relevant zijn en EU-meerwaarde bieden. De bevindingen van de evaluatie zijn opgenomen in bijlage 5 bij de effectbeoordeling.

Aangezien sommige kernvoorschriften van de CSDR pas onlangs van toepassing zijn geworden of nog niet van toepassing zijn, vormde de beoordeling geen volledige evaluatie.

In de evaluatie is niettemin het volgende geconcludeerd:

·Doeltreffendheid en efficiëntie: hoewel het volume aan afgewikkelde transacties sinds de inwerkingtreding van de CSDR is toegenomen, is het volume aan grensoverschrijdende transacties stabiel gebleven. Op verschillende gebieden, zoals paspoortprocedures, is er sprake van aanzienlijke belemmeringen, en de voorlopige bevindingen duiden erop dat er maatregelen zouden kunnen worden genomen om de onevenredige nalevingslast te verminderen en grensoverschrijdende activiteiten te verbeteren. Aangezien de toegang tot bancaire nevendiensten beperkt is, wat op zijn beurt de afwikkeling in vreemde valuta belemmert, zouden ook op het gebied van bancaire diensten verbeteringen kunnen worden nagestreefd, evenals op het gebied van toezichtregelingen; beide zijn van invloed op de mogelijkheden of kansen voor CSD’s om grensoverschrijdende diensten aan te bieden.

·Relevantie: de doelstellingen van de CSDR om de veiligheid en efficiëntie van de EU-afwikkelingsmarkt te vergroten en te zorgen voor een gelijk speelveld voor CSD-diensten blijven relevant.

·Samenhang: de CSDR sluit aan bij de internationale inspanningen om de stabiliteit en veiligheid van posttransactie-infrastructuren te waarborgen. De CSDR is coherent met andere EU-wetgeving en beleidsinitiatieven.

·EU-meerwaarde: de CSDR heeft een lacune in de wetgeving gedicht door een nieuw kader in te voeren waarmee, in een uniform proces op EU-niveau, het ontbreken van een geharmoniseerde benadering van de EU-afwikkelingsmarkten en de daarmee verband houdende systeemrisico’s worden aangepakt.

Gezien de noodzaak om bepaalde onderdelen van de CSDR te vereenvoudigen en evenrediger te maken, die blijkt uit de bijdragen van deelnemers aan de gerichte raadpleging over de CSDR en uit de evaluatie van de verordening door de Commissie, is de herziening van de CSDR een Refit-initiatief.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft belanghebbenden geraadpleegd bij de voorbereiding van dit voorstel. Specifiek zijn de volgende activiteiten georganiseerd:

·een gerichte raadpleging 26 van 8 december 2020 tot 2 februari 2021;

·raadpleging over een aanvangseffectbeoordeling 27 tussen 8 maart 2021 en 5 april 2021;

·twee vergaderingen van de deskundigengroep van de lidstaten (op respectievelijk 22 september 2020 en 15 juli 2021), waarvoor ook de Europese Centrale Bank (ECB), de ESMA en het secretariaat van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement waren uitgenodigd.

In algemene zin wordt steun gegeven aan de doelstellingen van de CSDR om de afwikkeling in de EU efficiënter te maken en de soliditeit van CSD’s te waarborgen. De perceptie is dat de toepasselijke kernvereisten deze doelstellingen bereiken en dat de internationale toezeggingen van de EU om de regelgeving te hervormen worden nagekomen. Sommige belanghebbenden, waaronder vertegenwoordigers van lidstaten, hebben echter een aantal gebieden genoemd waarop de CSDR-vereisten zouden kunnen worden aangepast zonder de algemene doelstellingen ervan in het gedrang te brengen, teneinde: i) de vereisten te vereenvoudigen en efficiënter te maken; en ii) onevenredige kosten en lasten te verminderen.

In het voorstel wordt rekening gehouden met deze feedback van belanghebbenden en met de feedback die is ontvangen tijdens vergaderingen met een breed scala aan belanghebbenden en autoriteiten en instellingen van de EU. Het voorstel voert gerichte wijzigingen in de CSDR in, met het oog op:

(a)minimalisatie van de belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling, door belastende paspoortprocedures te vereenvoudigen en te verduidelijken, de samenwerking tussen toezichthouders te verbeteren en de toegang tot bancaire nevendiensten te faciliteren om de afwikkeling in vreemde valuta te vergemakkelijken;

(b)een betere kalibratie van de toepassing van bepaalde vereisten (zoals die inzake afwikkelingsdiscipline en bancaire nevendiensten) teneinde de administratieve lasten en nalevingskosten te verminderen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen;

(c)toereikende bevoegdheden en informatie voor EU-autoriteiten om risico’s met betrekking tot CSD’s in zowel de EU als derde landen te monitoren, onder meer door hun samenwerking op toezichtgebied te versterken.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie gebruikgemaakt van de volgende externe expertise:

–verslagen van de ESMA: de ESMA heeft in 2020 en 2021 vier verslagen ingediend bij de Commissie, over respectievelijk geïnternaliseerde afwikkeling 28 , de grensoverschrijdende verlening van diensten door CSD’s en de behandeling van aanvragen om grensoverschrijdende notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen te mogen verlenen 29 , het verlenen van bancaire nevendiensten 30 en het gebruik van FinTech door CSD’s 31 . In die verslagen zijn ook de antwoorden van nationale autoriteiten, CSD’s en andere marktdeelnemers op ESMA-enquêtes verwerkt. De Commissie heeft ook de halfjaarlijkse ESMA-verslagen over trends, risico’s en kwetsbaarheden 32 in de sectoren financiële infrastructuur en financiële diensten in aanmerking genomen;

–gerichte input van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) voor de raadpleging over de CSDR, waaronder de geanonimiseerde en geconsolideerde resultaten van een onder CSD’s gehouden enquête.

Deze input is aangevuld met — soms vertrouwelijke — kwantitatieve en kwalitatieve input van financiëlemarktdeelnemers.

Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling van relevante beleidsalternatieven uitgevoerd. De beleidsopties zijn geïdentificeerd op basis van de volgende vijf factoren: i) belastende en onduidelijke paspoortvereisten, ii) onvoldoende coördinatie en samenwerking tussen autoriteiten, iii) beperkende voorwaarden voor het verrichten van bancaire diensten in verband met afwikkeling in vreemde valuta, iv) onduidelijke en gecompliceerde vereisten voor afwikkelingsdiscipline en v) onvoldoende informatie over de activiteiten van CSD’s van derde landen in de EU. De beleidsopties zijn beoordeeld aan de hand van de specifieke doelstellingen om de belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling tot een minimum te beperken, de administratieve lasten en nalevingskosten te verminderen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen en te zorgen voor voldoende bevoegdheden en informatie om risico’s te monitoren.

Op 29 oktober 2021 is een positief advies over de effectbeoordeling uitgebracht, met opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing, waarin de volgende voornaamste aanbevelingen voor verbeteringen zijn gedaan:

·Verduidelijk de wisselwerking tussen de herziene CSDR en de mededeling “Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren”.

·Leg beter uit waarom de paspoortpraktijk, die met succes wordt gebruikt in veel andere domeinen van het financieel recht, in dit segment niet lijkt te werken.

·Geef een toelichting op de analyse die in 2014 heeft geleid tot de invoering van verplichte buy-ins als onderdeel van de regeling inzake afwikkelingsdiscipline en leg uit hoe de beoordeling van de Commissie sindsdien is veranderd.

·Verduidelijk welke beleidsopties complementair zijn en welke elkaar uitsluiten.

De gevraagde verduidelijkingen zijn toegevoegd in de relevante onderdelen van de effectbeoordeling, d.w.z. de verduidelijking in verband met de mededeling over open strategische autonomie in punt 1.4.2, voorbeelden van belastende paspoortvereisten waarmee CSD’s worden geconfronteerd en die de grensoverschrijdende dienstverlening belemmeren in bijlage 6, een uitleg van de oorsprong van de verplichte buy-ins in punt 2.2.2 en een verduidelijking van de complementaire of elkaar uitsluitende aard van beleidsopties in deel 6.

Op basis van de beoordeling en vergelijking van alle beleidsopties is in de effectbeoordeling gekozen voor de volgende beleidsopties:

·Het vereenvoudigen van de CSDR-paspoortprocedure door de mogelijkheid voor de toezichthouders van de lidstaat van ontvangst om het paspoort te weigeren uit het voorstel te verwijderen en te vervangen door een kennisgeving van de toezichthouders van de lidstaat van herkomst aan die van de lidstaat van ontvangst. De voorkeursoptie minimaliseert de belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling en vermindert de administratieve lasten en nalevingskosten. Andere onderzochte beleidsopties waren het beperken van het toepassingsgebied van de paspoortvereisten tot effecten met een aandelenkarakter of het verduidelijken van de rol en bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten en vereisten uit hoofde van nationale wetgeving. Beide opties zouden echter slechts gedeeltelijk beantwoorden aan de doelstellingen.

·Het verbeteren van de samenwerking tussen nationale toezichthouders door colleges van toezichthouders op te richten om de toegang van CSD’s tot andere markten dan die waarvoor zij een vergunning hebben te vergemakkelijken, en de financiële stabiliteit waarborgen door toezichthouders meer bevoegdheden te geven om risico’s te monitoren. Andere overwogen opties waren het verbeteren van de bestaande CSDR-regels voor samenwerkingsregelingen en het invoeren van meer toezicht op CSD’s op EU-niveau. Met colleges wordt echter het juiste evenwicht bereikt tussen verwezenlijking van de doelstellingen en het feit dat de toezichtverantwoordelijkheid bij de lidstaat van herkomst van de CSD’s blijft berusten.

·Het vergemakkelijken van de toegang van CSD’s tot bancaire nevendiensten door CSD’s met een bankvergunning toe te staan om dergelijke diensten aan te bieden aan andere CSD’s en door de drempels waaronder CSD’s gebruik mogen maken van een commerciële bank te herzien. Een andere overwogen optie was het wegnemen van beperkingen voor het verlenen van bancaire nevendiensten aan CSD’s, maar deze optie is terzijde geschoven omdat de risico’s voor de financiële stabiliteit hierdoor aanzienlijk zouden kunnen toenemen.

·Een combinatie van verduidelijking van verschillende elementen met betrekking tot afwikkelingsdiscipline (zoals het toepassingsgebied) en wijziging van het tijdschema voor de uitvoering van verplichte buy-ins 33 (“tweestappenaanpak”) is de meest efficiënte en doeltreffende optie. De uitvoering van verplichte buy-ins zal afhangen van de ontwikkeling van de afwikkelingsefficiëntie in de EU. In de eerste plaats suggereert het verzamelde bewijsmateriaal dat geldboetes verbeteringen in de afwikkelingsefficiëntie zullen stimuleren, zonder de stabiliteit en de liquiditeit op markten en voor financiële instrumenten in gevaar te brengen. In de tweede plaats kan, nadat eerst geldboetes zijn opgelegd, vervolgens worden beoordeeld hoe de verplichte buy-in het best kan worden toegepast in het licht van de ontwikkeling van de afwikkelingsefficiëntie. De optie om het kader in zijn geheel op te schorten is buiten beschouwing gelaten, aangezien het aantal mislukte afwikkelingen in de EU consequent hoger blijft dan op andere belangrijke financiële markten.

·Het invoeren van een einddatum voor de grandfatheringclausule voor EU-CSD’s en CSD’s van derde landen 34 en een kennisgevingsverplichting voor CSD’s van derde landen. De ontvangen informatie zou de Commissie in staat stellen prioriteiten te stellen in haar beoordeling van de gelijkwaardigheid van CSD-kaders van derde landen, aangezien de toekenning van gelijkwaardigheid door de Commissie een voorwaarde is voor de erkenning door de ESMA van CSD’s van derde landen die notariële diensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen willen aanbieden voor financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst. De combinatie van deze maatregelen zal er aldus voor zorgen dat de autoriteiten over voldoende bevoegdheden en tijdige informatie beschikken om risico’s te monitoren, in lijn met de ontwikkeling van de marktbehoeften. De voorgestelde wijzigingen hebben evenwel geen invloed op de gelijkwaardigheids- en erkenningsprocedures die reeds in het kader van de CSDR van toepassing zijn; daarom worden CSD’s van derde landen en potentiële aanvragende CSD’s van derde landen nog steeds uitgenodigd om hun aanvragen van gelijkwaardigheid en erkenning in te dienen overeenkomstig de huidige CSDR-vereisten. Een andere overwogen optie was het verbeteren van de regeling voor CSD’s van derde landen die diensten verlenen voor financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, bijvoorbeeld door erkenning door de ESMA te vereisen voor het verrichten van afwikkelingsdiensten of door de toezichtbevoegdheden van de ESMA te vergroten; dit werd echter voorbarig en onevenredig geacht.

·Het totale pakket van opties zal een positief effect hebben op het posttransactielandschap in de EU door een meer evenredige regulering van CSD’s mogelijk te maken en de efficiëntie van effectenafwikkeling te verbeteren en op die manier bij te dragen aan het concurrentievermogen van de financiële markten van de EU.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De algehele aanpak bestaat erin maatregelen voor te stellen die noodzakelijk zijn in het belang van marktintegratie en financiële stabiliteit en die tegelijkertijd de regelgevings- en nalevingslasten voor marktdeelnemers verminderen. Dit is in overeenstemming met de agenda voor betere regelgeving van de Commissie. De gekozen opties hebben een positief effect, zorgen voor een meer evenredige regulering van CSD’s en versterken het concurrentievermogen van de EU-afwikkelingsmarkt als geheel.

CSD’s zullen profiteren van lagere kosten van hun activiteiten in de EU, met name dankzij het wegnemen van belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling als gevolg van i) de oprichting van colleges en ii) de vereenvoudiging van de huidige paspoortprocedure. Met name het verlichten van de lasten die gepaard gaan met de paspoortvereisten zal het proces vereenvoudigen en versnellen. De vereenvoudigde paspoortprocedure, die een kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van ontvangst omvat in plaats van een goedkeuring door die autoriteiten, zal naar verwachting leiden tot een kostenverlaging tot 75 %, wat een eenmalige besparing van gemiddeld 585 000 EUR per CSD zou opleveren. De oprichting van colleges zou ook de EU-CSD’s ten goede komen, gezien de rechtszekerheid die voortvloeit uit de versterking van de toezichtconvergentie. Bovendien zou de oprichting van colleges en de invoering van een einddatum voor de grandfatheringclausule de financiële stabiliteit met betrekking tot EU-CSD’s en CSD’s van derde landen verbeteren.

Vereenvoudiging van de vereisten voor toegang tot bancaire nevendiensten door CSD’s, die vereist is voor afwikkelingen in vreemde valuta’s, zou ook het concurrentievermogen op dit gebied vergroten. In dit verband zou een herziening van de drempel waaronder CSD’s voor dergelijke diensten gebruik kunnen maken van kredietinstellingen, CSD’s in staat kunnen stellen hun diensten aan binnenlandse beleggers en hun grensoverschrijdende diensten verder te ontwikkelen. Geschat wordt dat als gevolg van de voorgestelde wijzigingen op jaarbasis 16 miljard EUR aan extra afwikkeling in vreemde valuta kan worden verwacht.

De vereenvoudiging van de paspoortprocedure, de oprichting van verplichte colleges en de toename van het aanbod van bancaire diensten in verband met afwikkeling in vreemde valuta zullen de concurrentie tussen CSD’s in de EU vergroten, hetgeen ten goede zal komen aan beleggers en emittenten, met inbegrip van kmo’s. Al met al zouden emittenten, met name innovatieve start-ups en kmo’s, en beleggers een grotere keuze aan financieringsregelingen krijgen en kunnen profiteren van de toegenomen concurrentie, een grotere keuze aan uitgiften, risicodiversificatie en valutadiversificatie bij hun grensoverschrijdende beleggingen, waardoor zij zouden bijdragen tot een verdieping van de kapitaalmarktenunie.

Tot slot zullen de voorgestelde wijzigingen in de regeling inzake afwikkelingsdiscipline zorgen voor een meer evenredige benadering van de behandeling van mislukte afwikkelingen, terwijl er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat de niveaus van afwikkelingsefficiëntie in de EU blijven verbeteren ten bate van beleggers en de economie van de EU als geheel. Met name de tweestappenaanpak moet de meest negatieve gevolgen in verband met liquiditeit beperken wanneer de toepassing van de relevante vereisten niet gerechtvaardigd is. Dit zou indirect positieve gevolgen moeten hebben voor kmo’s, wier effecten minder liquide zijn.

Digitalisering en het effect van nieuwe technologieën op posttransactiediensten zijn niet meegenomen in dit initiatief, aangezien deze onderwerpen geacht worden buiten het toepassingsgebied te vallen. Uit de gerichte raadpleging ter ondersteuning van dit initiatief is gebleken dat belanghebbenden er de voorkeur aan geven ervaring op te doen met de toepassing van de DLT-proefregelingsverordening voordat wijzigingen in de CSDR worden overwogen. De ESMA heeft in haar verslag over het gebruik van fintech door CSD’s op dit moment ook geen steun gegeven aan uitgebreide wijzigingen van de CSDR om het gebruik van technologische innovatie door CSD’s te vergemakkelijken, maar heeft in plaats daarvan voorgesteld te wachten op de ervaringen met de proefregeling van de EU. Daarom is besloten dat eventuele fundamentele wijzigingen in de CSDR om het volledige potentieel van de technologie te realiseren, zullen worden uitgesteld tot er lessen kunnen worden getrokken uit de toepassing van de DLT-proefregelingsverordening.

Grondrechten

De EU heeft zich verbonden tot een hoog niveau van bescherming van de grondrechten en is partij bij een breed scala aan mensenrechtenverdragen. In dit verband zal het voorstel waarschijnlijk geen rechtstreekse gevolgen hebben voor deze rechten, zoals neergelegd in de belangrijkste verdragen van de Verenigde Naties inzake de rechten van de mens, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat integraal deel uitmaakt van de EU-verdragen, en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

De ESMA zou voornamelijk gevolgen ondervinden van de deelname aan colleges, de ontwikkeling of actualisering van vijf technische normen en het beheer van het proces voor de kennisgeving van EU-activiteiten door CSD’s van derde landen. Dat laatste zou echter een kleine eenmalige kostenpost zijn. De vereenvoudiging van de paspoortprocedure zou de kosten van de ESMA daarentegen verlichten, aangezien de paspoortvereisten eenvoudiger en duidelijker zouden worden. Bovendien zou een duidelijke bepaling van transacties die binnen het toepassingsgebied van de regeling inzake afwikkelingsdiscipline vallen de administratieve lasten van de ESMA voor het beantwoorden van vragen verminderen. Daarenboven zal de aanpassing van de frequentie van de verslagen die de ESMA bij de Commissie moet indienen de administratieve lasten voor de autoriteit verder verminderen. De ESMA zou ook profiteren van enkele van de voorkeursopties die het toezichtklimaat zouden versterken, met name het kennisgevingsproces voor CSD’s van derde landen.

De voorgestelde taken voor de ESMA vereisen derhalve geen additionele posten en kunnen met de bestaande middelen worden uitgevoerd. Datzelfde geldt voor de EBA, die één technische norm zal moeten ontwikkelen om te bepalen onder welke drempel CSD’s gebruik mogen maken van kredietinstellingen voor het aanbieden van bancaire nevendiensten.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel bevat een verplichting voor de Commissie om aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de volledige toepassing van de CSDR, met nadruk op de efficiëntie en doeltreffendheid ervan bij het bereiken van de doelstellingen (d.w.z. het verbeteren van de efficiëntie en veiligheid van de afwikkelingsmarkten van de EU). Daarbij moet de Commissie alle aspecten van de CSDR onder de loep nemen, waaronder de vraag of diensten die onder deze verordening vallen andere materiële belemmeringen voor de mededinging veroorzaken die moeten worden aangepakt, de noodzaak om verdere maatregelen toe te passen om de afwikkelingsefficiëntie te verbeteren en de mogelijke behoefte aan aanvullende maatregelen om de gevolgen van falen door CSD’s voor belastingbetalers te beperken.

In beginsel zou deze evaluatie moeten plaatsvinden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wijzigingen. Ook zal er input nodig zijn van de ESMA, nationale autoriteiten en centrale banken. Statistische gegevens voor de analyse zouden in de eerste plaats bij de ESMA moeten worden opgevraagd.

Grondige toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

1.

5.2.1 Definities


Artikel 1, punt 1, voert een definitie van het begrip “groep” van ondernemingen in, die overeenstemt met de definitie in Verordening (EU) 2019/2033.

2.

5.2.2 Regeling inzake afwikkelingsdiscipline


Artikel 1, punt 2, voert wijzigingen in in de regeling inzake afwikkelingsdiscipline.

In punt a) voorzien wijzigingen van artikel 7, lid 2, van de CSDR erin dat wanneer een mislukte afwikkeling wordt veroorzaakt door factoren die niet aan de deelnemers aan de transactie kunnen worden toegeschreven, of wanneer bij een transactie niet twee handelspartijen betrokken zijn, die mislukking niet is onderworpen aan het sanctiemechanisme. Ook wordt in punt a) gespecificeerd dat geldboetes moeten worden berekend tot ofwel het einde van het buy-inproces indien de Commissie de desbetreffende uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, ofwel de feitelijke afwikkelingsdatum, naargelang welke datum eerder valt.

In punt b) wordt een nieuw lid 2 bis ingevoerd op grond waarvan de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure van Verordening (EU) nr. 182/2011 een uitvoeringshandeling kan vaststellen waarbij zij besluit op welke financiële instrumenten of categorieën van transacties verplichte buy-ins moeten worden toegepast. De Commissie kan dat besluit nemen wanneer zij van oordeel is dat die maatregelen een evenredig instrument vormen om het niveau van mislukte afwikkeling in de Unie terug te dringen en dat, op basis van het aantal en het volume aan mislukte afwikkelingen, is voldaan aan bepaalde voorwaarden van die bepaling.

In punt c) wordt in de wijziging van artikel 7, lid 3, van de CSDR gespecificeerd wanneer het buy-inproces in gang moet worden gezet wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, en de verlengingstermijn voor financiële instrumenten die op een kmo-groeimarkt worden verhandeld moet worden berekend op basis van kalenderdagen.

In punt d) wordt in artikel 7 van de CSDR een nieuw lid 3 bis ingevoegd om uit te leggen hoe het mechanisme voor het doorgeven van voordelen zal werken. Een mechanisme voor het doorgeven van voordelen voorkomt een cascade van mislukte afwikkelingen die elk een afzonderlijk buy-inproces vereisen door elke deelnemer in de transactieketen in staat te stellen een buy-inkennisgeving te doen aan de falende deelnemer, zodat slechts één buy-in nodig is om de hele transactieketen af te wikkelen. Dit mechanisme kan vervolgens contractueel worden gerepliceerd tussen de deelnemers en hun cliënten tot aan de uiteindelijke kopers en verkopers.

Punt e) wijzigt artikel 7, lid 4, van de CSDR, door te bepalen dat wanneer een mislukte afwikkeling wordt veroorzaakt door factoren die niet aan de deelnemers aan de transactie kunnen worden toegeschreven, of wanneer bij een transactie niet twee handelspartijen betrokken zijn, die mislukte afwikkeling niet is onderworpen aan het verplichte buy-inmechanisme.

Punt f) wijzigt artikel 7, lid 6, van de CSDR, door een symmetrie van betalingen tussen de koper en de verkoper in te voeren indien de economische voorwaarden van de transactie bij de uitvoering van de buy-in afwijken van die van de oorspronkelijke transactie. Het doel is ervoor te zorgen dat de buy-in de partijen bij de transactie in dezelfde economische positie brengt als wanneer de oorspronkelijke transactie had plaatsgevonden.

Punt g) wijzigt artikel 7, lid 11, van de CSDR en verduidelijkt dat de vrijstelling van de vereisten inzake afwikkelingsdiscipline voor CTP’s alleen van toepassing is wanneer de CTP zich tussen tegenpartijen opstelt. Ook wordt verduidelijkt dat indien CTP’s verliezen lijden door de toepassing van verplichte buy-ins, zij in hun regels een mechanisme voor het dekken van die verliezen kunnen opnemen.

In punt h) wordt in artikel 7 van de CSDR een nieuw lid 13 bis ingevoegd dat de Commissie de bevoegdheid verleent om het buy-inmechanisme voor specifieke categorieën financiële instrumenten op te schorten indien zulks noodzakelijk is om een ernstige bedreiging van de financiële stabiliteit of van de ordelijke werking van de financiële markten in de Unie te voorkomen of aan te pakken. In dit nieuwe lid 13 bis wordt de procedure uiteengezet die de Commissie moet volgen voor een dergelijke opschorting, op basis van een aanbeveling van de ESMA nadat deze het ESCB en het ESRB heeft geraadpleegd. Ook wordt in dat nieuwe lid bepaald dat een dergelijke opschorting geldig is voor een initiële termijn van ten hoogste zes maanden, die kan worden verlengd met termijnen van drie maanden tot een maximale termijn van twaalf maanden vanaf het begin van de opschorting.

In punt i) wordt in wijzigingen van artikel 7, lid 14, van de CSDR verduidelijkt dat in de gedelegeerde handeling van de Commissie tot vaststelling van de parameters voor de berekening van een afschrikkend en evenredig niveau van de geldboetes rekening wordt gehouden met de effecten van negatieve rentetarieven.

In punt j) wordt in artikel 7 van de CSDR een nieuw lid 14 bis ingevoegd dat de Commissie de bevoegdheid verleent om te specificeren wanneer een mislukte afwikkeling moet worden geacht te zijn veroorzaakt door factoren die niet aan de deelnemers kunnen worden toegeschreven en wanneer bij een transactie niet twee handelspartijen betrokken zijn, in overeenstemming met de in artikel 7, leden 2 en 4, ingevoerde wijzigingen.

Punt k) wijzigt artikel 7, lid 15, van de CSDR door de invoering van een nieuwe datum waarop de ESMA technische reguleringsnormen tot specificatie van de in datzelfde lid vermelde aspecten van de regeling inzake afwikkelingsdiscipline moet indienen. Deze wijziging van de datum moet de ESMA in staat stellen de technische reguleringsnormen te herzien teneinde rekening te houden met de wijzigingen die na deze herziening in de CSDR worden aangebracht en de nodige wijzigingen aan te brengen om de vereisten van die technische reguleringsnormen te verduidelijken, zoals de voorwaarden waaronder deelnemers hun eigen buy-ins kunnen uitvoeren.

5.2.3 Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en relevante autoriteiten, toetsing en evaluatie en terugvordering en ordelijke liquidatiestrategieën.

Artikel 1, punt 3, wijzigt artikel 12, lid 1, punten b) en c), van de CSDR om te verduidelijken dat wanneer een CSD geen afwikkelingsactiviteit verricht vóór het begin van de vergunningsprocedure, de criteria die bepalen welke relevante autoriteiten bij dat proces moeten worden betrokken rekening moeten houden met de verwachte afwikkelingsactiviteit.

Artikel 1, punt 4, b), wijzigt artikel 17, lid 4, van de CSDR betreffende de raadpleging van de relevante autoriteiten door de bevoegde autoriteiten over de vergunningsprocedure voor een CSD. Artikel 1, punt 6, e), brengt equivalente wijzigingen aan in artikel 22, lid 6, van de CSDR, inzake de raadpleging van de relevante autoriteiten door de bevoegde autoriteiten over het toetsings- en evaluatieproces. De wijzigingen in artikel 17, lid 4, en artikel 22, lid 6, van de CSDR voeren een procedure in waarin de geraadpleegde autoriteiten binnen drie maanden na ontvangst van de informatie van de bevoegde autoriteit een met redenen omkleed advies kunnen uitbrengen. In geval van een negatief advies van een van de geraadpleegde relevante autoriteiten behandelt de bevoegde autoriteit dat negatieve advies in een met redenen omkleed besluit, dat opnieuw het voorwerp van een negatief advies van de geraadpleegde autoriteiten kan worden. Indien de bevoegde autoriteit het oneens is met dat negatieve advies, stelt zij de autoriteiten die bezwaar hebben gemaakt daarvan in kennis en kunnen deze de zaak voorleggen aan de ESMA. Indien de kwestie niet binnen 30 dagen na die verwijzing is opgelost, neemt de bevoegde autoriteit het definitieve besluit over de toetsing en evaluatie en stelt zij de relevante autoriteiten uitvoerig schriftelijk van haar motivering in kennis.

Artikel 1, punt 4, c), voegt in artikel 17 van de CSDR een nieuw lid 7 bis in met nieuwe vereisten voor bevoegde autoriteiten om informatie uit te wisselen met andere autoriteiten, met name relevante autoriteiten.

Artikel 1, punt 5, wijzigt artikel 20, lid 5, van de CSDR en verduidelijkt dat de procedures waarover de CSD moet beschikken in geval van intrekking van een vergunning, de overdracht van uitgifterekeningen en -bescheiden omvatten in verband met het verrichten van kerndiensten als bedoeld in afdeling A, punten 1 en 2, van de bijlage.

Artikel 1, punt 6, wijzigt de leden 1, 4 en 7 van artikel 22 van de CSDR om de frequentie van het toetsings- en evaluatieproces te wijzigen van jaarlijks naar elke twee jaar. Daarnaast wijzigt het de leden 2 en 3 van artikel 22 van de CSDR om te verduidelijken hoe CSD’s zich zouden moeten voorbereiden op scenario’s die hen mogelijk beletten om hun kritieke activiteiten en diensten aan te bieden als bedrijf met winstcapaciteit en winstvooruitzichten (“going concern”). De verplichting om afwikkelingsplannen op te stellen wordt geschrapt omdat deze onduidelijk wordt geacht en er momenteel geen afwikkelingsregeling van de Unie bestaat op basis waarvan een afwikkelingsplan zou kunnen worden opgesteld. In plaats daarvan vereist het herziene lid 2 dat CSD’s passende plannen voor hun herstel of ordelijke afbouw opstellen en indienen bij de bevoegde autoriteit. Het herziene lid 3 specificeert de minimuminhoud van de in lid 2 bedoelde plannen en de frequentie van de herziening en actualisering van die plannen (ten minste elke twee jaar). Ook verduidelijkt het dat in die plannen rekening moet worden gehouden met de omvang, de systeemrelevantie, de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de betrokken CSD en met alle relevante herstel- of afwikkelingsplannen die overeenkomstig de richtlijn herstel en afwikkeling van banken zijn opgesteld. De wijzigingen in lid 3 doen geen afbreuk aan de verplichting voor de bevoegde autoriteiten om de ESMA in kennis te stellen wanneer voor een CSD een afwikkelingsplan wordt opgesteld en gehandhaafd. Dit kan het geval zijn als gevolg van nationale wetgeving of de verplichting om te voldoen aan andere EU-wetgeving, zoals de richtlijn herstel en afwikkeling van banken.

Artikel 1, punt 6, c), wijzigt artikel 22, lid 11, van de CSDR door een nieuwe datum in te voeren waarop de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van standaardformulieren, modellen en procedures voor de toetsing en evaluatie moet indienen bij de Commissie. Deze wijziging van de datum moet de ESMA in staat stellen om, indien nodig, de technische reguleringsnormen aan te passen aan de wijzigingen die naar aanleiding van dit initiatief in de CSDR worden aangebracht.

Tot slot wijzigt artikel 1, punt 18, artikel 55 van de CSDR zodat de termijn waarbinnen de betrokken autoriteiten en bevoegde autoriteiten een gemotiveerd advies over de vergunning voor het verrichten van bancaire nevenactiviteiten kunnen uitbrengen, wordt verlengd van één maand tot twee maanden. De termijn van één maand is te kort voor het uitbrengen van een dergelijk advies.

3.

5.2.4 Paspoortregeling en vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat dat de uitgifte van de effecten beheerst


Artikel 1, punt 15, wijzigt de tweede alinea van artikel 49, lid 1, van de CSDR om te verduidelijken dat het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat dat de uitgifte van de effecten beheerst, en dat van toepassing blijft in het kader van grensoverschrijdende uitgiften van effecten, beide volgende zaken moet omvatten: i) het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waar de uitgevende instelling is gevestigd, en ii) indien verschillend, het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht dat de uitgifte van de effecten beheerst. Dit geldt met name voor obligaties die zijn uitgegeven door een uitgevende instelling die in een lidstaat is gevestigd, maar contractueel onder het recht van een andere lidstaat valt. Artikel 1, punt 15, wijzigt ook de derde alinea van artikel 49, lid 3, van de CSDR zodat de lidstaten ertoe worden verplicht de lijst van relevante bepalingen regelmatig bij te werken.

Artikel 1, punt 7, wijzigt artikel 23 van de CSDR zodat de volgende aspecten van de paspoortprocedure worden verduidelijkt.

In de eerste plaats worden de kruisverwijzingen naar de tweede alinea van artikel 49, lid 1, in de leden 2 en 3 van artikel 23 zodanig aangepast dat een CSD die notariële diensten of centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen wil verrichten met betrekking tot financiële instrumenten die door het recht van een andere lidstaat worden beheerst, rekening moet houden met zowel het recht van de lidstaat waar de uitgevende instelling is gevestigd als, indien dit verschillend is, het toepasselijke vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht dat de uitgifte van de effecten beheerst.

In de tweede plaats wordt artikel 23, lid 2, van de CSDR gewijzigd om nieuwe CSD’s in staat te stellen tegelijk met een vergunning een paspoort aan te vragen, zodat zij hun grensoverschrijdende activiteiten kunnen aanvangen vanaf de datum van de vergunningverlening door de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst, mits er ten minste één maand is verstreken vanaf de datum van kennisgeving van de paspoortaanvraag door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.

In de derde plaats wordt artikel 23, lid 3, punt e), van de CSDR gewijzigd om te verduidelijken dat een CSD die een paspoort aanvraagt altijd een beoordeling moet verstrekken van de maatregelen die zij voornemens is te nemen om haar gebruikers in staat te stellen te voldoen aan het in artikel 49, lid 1, bedoelde nationale recht.

In de vierde plaats wordt artikel 23, lid 4, van de CSDR gewijzigd om de termijn waarbinnen een bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in kennis moet stellen van de paspoortaanvraag te verkorten.

In de vijfde plaats wordt artikel 23, lid 6, gewijzigd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de mogelijkheid te ontnemen om een paspoortaanvraag te weigeren. Op grond van de herziene bepaling kan de CSD vanaf één maand na de datum van kennisgeving van de paspoortaanvraag door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst beginnen met het verrichten van diensten, of eerder indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst zulks besluit.

4.

5.2.5 Colleges van toezichthouders


Artikel 1, punt 9, voegt artikel 24 bis in in de CSDR, als onderdeel van een nieuwe afdeling 4 bis in titel III inzake de samenwerking van autoriteiten via colleges, waarbij in twee gevallen de oprichting van colleges van toezichthouders wordt voorgeschreven:

(a)wanneer een CSD onderworpen is aan de in artikel 23, leden 3 tot en met 7, bedoelde procedure (“paspoortcollege”); of

(b)wanneer een CSD deel uitmaakt van een groep van ondernemingen die twee of meer in ten minste twee lidstaten vergunninghoudende CSD’s omvat (“college op groepsniveau”).

Wanneer een CSD die onder de paspoortprocedure van artikel 23, leden 3 tot en met 7, valt ook deel uitmaakt van een groep van ondernemingen die ten minste één andere CSD omvat, moet het ook mogelijk zijn, teneinde synergieën te creëren en onnodige administratieve lasten voor de betrokken autoriteiten te voorkomen, om voor die CSD slechts één college op te richten, in plaats van twee afzonderlijke colleges (d.w.z. een afzonderlijk paspoortcollege en een afzonderlijk college op groepsniveau).

Om te voorkomen dat er meerdere paspoortcolleges en een afzonderlijk college op groepsniveau worden opgericht voor CSD’s die deel uitmaken van dezelfde groep, die in veel gevallen gemeenschappelijke procedures hebben, middelen delen en gebruikmaken van dezelfde beoordelingen van de maatregelen die zij hebben genomen om de naleving van de wetgeving van de lidstaten van ontvangst te waarborgen wanneer zij grensoverschrijdende diensten verlenen enz., moet de oprichting van slechts één college ook mogelijk zijn wanneer de andere CSD’s binnen de groep zijn onderworpen aan de paspoortprocedure. Indien die andere CSD’s binnen de groep ook aan de paspoortprocedure zijn onderworpen, is de oprichting van slechts één college voor de hele groep niettemin alleen mogelijk met instemming van de bevoegde autoriteiten van die CSD’s.

Om te zorgen voor een coherente toezichtaanpak in de hele EU, bevat artikel 24 bis daarnaast de regels voor het bepalen van het voorzitterschap, met name voor het college op groepsniveau, de samenstelling van de colleges en hun taken. De ESMA is bevoegd om ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de praktische regelingen voor de werking van colleges op te stellen.

Tot slot worden in de hele verordening wijzigingen aangebracht om te waarborgen dat de colleges worden geïnformeerd over belangrijke besluiten die worden genomen met betrekking tot CSD’s (d.w.z. wijzigingen van artikel 22, lid 7, artikel 23, leden 4, 5 en 7, artikel 24, leden 1 en 5, artikel 60, leden 1 en 2, van de CSDR).

5.2.6 CSD’s van derde landen en einde van de grandfatheringclausule

Artikel 1, punt 10, wijzigt artikel 25 van de CSDR, waarin het kader voor CSD’s van derde landen is vastgesteld. Punt a) voorziet in een verplichting voor CSD’s die voornemens zijn afwikkelingsdiensten te verlenen met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, om de ESMA hiervan in kennis te stellen, waardoor het gebrek aan informatie in dit verband op zowel nationaal als EU-niveau wordt verholpen. Punt c) verleent de ESMA de bevoegdheid tot het opstellen van technische reguleringsnormen om te bepalen welke informatie de CSD van een derde land in die kennisgeving aan de ESMA moet verstrekken, specificeert dat die informatie beperkt moet blijven tot wat strikt noodzakelijk is en geeft een lijst met voorbeelden.

Punt b) van artikel 1, lid 10, wijzigt de vijfde alinea van artikel 25, lid 6, door te specificeren dat de ESMA de CSD van een derde land die erkenning voor het verrichten van notariële diensten of centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen aanvraagt, binnen zes maanden na de datum van indiening van een volledige aanvraag of die van de vaststelling van een gelijkwaardigheidsbesluit door de Commissie, naargelang welke datum later valt, schriftelijk in kennis moet stellen van een volledig gemotiveerd besluit tot verlening of weigering van de erkenning.

Artikel 1, punt 23, wijzigt artikel 69, lid 4, van de CSDR door een einddatum voor de grandfatheringclausule op te nemen voor zowel EU-CSD’s als CSD’s van derde landen. Meer in het bijzonder wijzigt punt a) artikel 69, lid 4, door te bepalen dat de einddatum voor de grandfatheringclausule voor EU-CSD’s één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening is. Punt b) voert een nieuw lid 4 bis in waarin een einddatum voor de grandfatheringclausule voor CSD’s van derde landen wordt vastgesteld, te weten drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, vanwege de gelijkwaardigheids- en erkenningsprocedures. Om het gebrek aan informatie in dit verband zowel op nationaal als op EU-niveau te verhelpen, moeten CSD’s van derde landen die onder de grandfatheringclausule vallen de ESMA daarnaast een kennisgeving doen toekomen wanneer zij notariële diensten en centrale diensten aanbieden voor het aanhouden van effectenrekeningen met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst. Punt b) verleent de ESMA de bevoegdheid tot het opstellen van technische reguleringsnormen om te bepalen welke informatie de CSD van een derde land in die kennisgeving aan de ESMA moet verstrekken, specificeert dat die informatie beperkt moet blijven tot wat strikt noodzakelijk is en geeft een lijst met voorbeelden. Ook voor CSD’s van derde landen die reeds vóór de inwerkingtreding van deze verordening afwikkelingsdiensten aanboden wordt een kennisgevingsverplichting ingevoerd.

5.

5.2.7 Bancaire nevendiensten


In de eerste plaats voorziet artikel 1, punt 13, in een wijziging van artikel 40, lid 2, van de CSDR en voorziet artikel 1, punt 17, a), in een wijziging van artikel 54, lid 2, punt b), van de CSDR teneinde CSD’s die een vergunning hebben om bancaire nevendiensten te verrichten de mogelijkheid te bieden om die diensten te verlenen aan CSD’s die deze vergunning niet hebben en daarom niet kunnen afwikkelen in specifieke valuta’s boven bepaalde bedragen wanneer zij geen toegang tot de betrokken centrale bank hebben.

Artikel 1, punt 17, b), wijzigt de inleidende zin van lid 4, waardoor CSD’s niet alleen aangewezen kredietinstellingen, maar ook andere CSD’s waaraan overeenkomstig artikel 54, lid 3, vergunning voor het verrichten van dergelijke diensten is verleend, kunnen verzoeken om bancaire nevendiensten, ongeacht of die CSD’s al dan niet deel uitmaken van dezelfde groep van ondernemingen. In dit verband schrapt punt b) van artikel 1, lid 17, punt c) van artikel 54, lid 4, van de CSDR, waardoor het verbod voor aangewezen kredietinstellingen om CSD-kerndiensten aan te bieden wordt opgeheven.

In de tweede plaats wijzigt punt c) van artikel 1, lid 17, artikel 54, lid 5, van de CSDR, dat voorzag in een specifieke drempel waaronder CSD’s gebruik konden maken van een kredietinstelling voor bancaire diensten. Om deze drempel adequaat te kalibreren, en met het oog op het beheer van financiële risico’s, wordt in punt d) van artikel 1, lid 17, een mandaat voor de EBA ingevoerd om, in samenwerking met het ESCB en de ESMA, ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen, die door de Commissie moeten worden vastgesteld, waarin een passende drempel wordt bepaald waaronder bancaire nevendiensten kunnen worden verleend door kredietinstellingen, inclusief relevante normen voor risicobeheer en prudentiële normen, en waarbij potentiële risico’s als gevolg van de wijziging van de drempel worden beperkt.

Tot slot voorziet artikel 1, punt 19, in een wijziging van artikel 59, lid 4, van de CSDR om te zorgen voor adequate prudentiële vereisten, door samenhang met andere toepasselijke wetgeving te waarborgen of bepaalde vereisten explicieter te maken om de consistentie van het toezicht te waarborgen of een aantal kleinere kwesties op het gebied van risicobeheer te specificeren. Daartoe:

(a)wijzigt punt a) punt c) van artikel 59, lid 4, door dat expliciet te maken en in overeenstemming te brengen met de bestaande regelgevingsnormen, in de zin dat voor het liquiditeitsstressscenario in aanmerking komende liquide middelen moeten worden aangehouden in plaats van liquide middelen, en dat in het stressscenario moet worden uitgegaan van de twee grootste deelnemers in plaats van alleen de grootste;

(b)wijzigt punt a) punt d) van artikel 59, lid 4, door te verduidelijken dat in aanmerking komende liquide middelen moeten worden aangehouden voor de relevante valuta’s in plaats van voor alle valuta’s;

(c)wijzigt punt a) punt e) van artikel 59, lid 4, door te verduidelijken dat indien vooraf vastgestelde financieringsregelingen worden gebruikt, deze zeer betrouwbaar moeten zijn. Ook wordt expliciet gemaakt dat wanneer vergelijkbare regelingen worden gebruikt als gecommitteerde regelingen, deze moeten voldoen aan dezelfde norm van hoge betrouwbaarheid en uitsluitend mogen worden overeengekomen met kredietwaardige kredietinstellingen;

(d)wijzigt punt a) punt i) van artikel 59, lid 4, door te verduidelijken dat een CSD alle door de in gebreke blijvende cliënt verstrekte zekerheden kan omzetten in contanten in plaats van deze te “liquideren”, en dat wanneer niet-gecommitteerde regelingen worden gebruikt, een CSD moet kunnen vaststellen dat alle daaraan verbonden potentiële risico’s zijn geïdentificeerd en beperkt. Het doel is om niet-gecommitteerde regelingen mogelijk te maken op voorwaarde dat er een alomvattend kader bestaat;

(e)wordt met punt a) in artikel 59, lid 4, een nieuw punt k) ingevoegd om explicieter te maken dat CSD’s relevante risico’s in hun risicobeheer en prudentiële kaders, met inbegrip van relevante salderingsovereenkomsten, moeten afdekken. Dit moet ervoor zorgen dat krediet- en liquiditeitsrisico’s met betrekking tot salderingsovereenkomsten door CSD’s naar behoren worden beheerd. Dit vereiste moet verder worden verduidelijkt in de bestaande technische reguleringsnorm die de EBA overeenkomstig artikel 59, lid 5, heeft ontwikkeld.

6.

5.2.8 Organisatorische vereisten en koppelingen


Punt a) van artikel 1, lid 4, voegt een nieuwe alinea toe in artikel 17, lid 2, van de CSDR zodat een bevoegde autoriteit de mogelijkheid heeft, wanneer een aanvragende CSD op het moment van de aanvraag niet aan alle vereisten van de CSDR voldoet, maar redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij dit zal doen wanneer zij haar activiteiten daadwerkelijk zal aanvangen, de vergunning aan die CSD te verlenen op voorwaarde dat de CSD over alle nodige regelingen beschikt om aan de CSDR te voldoen wanneer zij haar activiteiten daadwerkelijk aanvangt.

Artikel 1, punt 11, voegt een nieuw lid 3 bis toe aan artikel 27 van de CSDR om de betekenis van het begrip “onafhankelijk lid van het leidinggevend orgaan” in de context van dat artikel te verduidelijken.

Artikel 1, punt 12, wijzigt artikel 28, lid 3, van de CSDR om het begrip “dienstniveau” te verduidelijken en een consistente interpretatie ervan te waarborgen door een lijst met voorbeelden van de onderwerpen die dat begrip moet bestrijken toe te voegen.

Artikel 1, punt 32, wijzigt artikel 36 van de CSDR om te verduidelijken dat CSD’s niet alleen de risico’s in verband met de veilige bewaring en afwikkeling van transacties in effecten moeten verminderen, maar er ook naar moeten streven om deze tot een minimum te beperken. De term “beperken” wordt daarom vervangen door “minimaliseren”.

Artikel 1, punt 16, wijzigt artikel 52, lid 1, van de CSDR om ervoor te zorgen dat een ontvangende CSD de werking van een goedgekeurde koppeling niet onnodig vertraagt. De ontvangende CSD moet daarom worden verplicht om de koppeling binnen twaalf maanden tot stand te brengen.

7.

5.2.9 ESMA-verslagen


Artikel 1, punt 24, voert wijzigingen in artikel 74 van de CSDR in om de frequentie van de verslagen die de ESMA bij de Commissie moet indienen beter aan te passen.