Toelichting bij COM(2022)57 - Programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De algemene doelstelling van dit voorstel is de totstandbrenging van een beveiligd satellietcommunicatiesysteem van de Unie (hierna “het programma” genoemd) waarmee de wereldwijde verlening van beveiligde, flexibele en veerkrachtige satellietcommunicatiediensten aan overheidsinstanties van de Unie en de lidstaten wordt gewaarborgd.

Satellietcommunicatie biedt een volledige dekking en is complementair aan terrestrische netwerken (d.w.z. netwerken op de grond, in de vorm van kabelverbindingen zoals glasvezelbreedband of draadloze verbindingen). Satellietcommunicatie kan naadloze digitale communicatie mogelijk maken in gebieden waar er geen terrestrische netwerken aanwezig zijn (bv. op de oceaan, tijdens vluchten of in afgelegen gebieden of eilanden zonder mobiele of breedbandverbindingen), waar deze verwoest zijn (bv. door overstromingen of bosbranden), of waar de lokale netwerken onbetrouwbaar zijn (in crisissituaties, voor diplomatieke diensten in derde landen of voor vertrouwelijke overheidsactiviteiten).

Satellietcommunicatie voor de overheid (Governmental Satellite Communication, GOVSATCOM) is een strategisch middel waarvan de meeste lidstaten gebruikmaken en dat nauw samenhangt met nationale veiligheid. Overheidsgebruikers geven doorgaans de voorkeur aan overheids- 1 of publiek-private oplossingen 2 , of maken gebruik van specifieke geaccrediteerde particuliere aanbieders. Die oplossingen worden onder meer ingezet bij bewakingsoperaties, crisisbeheer, met inbegrip van civiele bescherming en humanitaire missies bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, en het aansluiten en beschermen van belangrijke infrastructuur.

Vanwege de omvang en complexiteit van de vereiste investeringen en de synergieën die een gemeenschappelijk vermogen met zich mee zou kunnen brengen, is GOVSATCOM al in 2013 3 aangewezen als een veelbelovend gebied voor initiatieven van de Unie waarmee concreet kan worden bijgedragen tot doelstellingen inzake een sterke, veilige en veerkrachtige Europese Unie. Het maakt nu integraal onderdeel uit van de ruimtevaartstrategie voor Europa 4 , het Europees defensieactieplan 5 , en de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie. De Raad heeft het idee van een infrastructuur van de Unie voor overheidssatellietcommunicatie in opeenvolgende conclusies gunstig ontvangen 6 .

De vaststelling van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (hierna “de ruimtevaartverordening” genoemd) was een eerste stap om deze doelstelling inzake veerkracht te verwezenlijken door een specifiek GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma op te zetten. Het doel daarvan is het gebruik van de bestaande capaciteit van satellietcommunicatie voor overheidsgebruikers te optimaliseren door de beschikbare nationale en particuliere satellietcommunicatiemiddelen in de EU te bundelen en te delen. Vanwege de beperkte levensduur van een satelliet (ongeveer 15 jaar voor geostationaire satellieten) zal het komende decennium een deel van de infrastructuur die eigendom is van overheden en die zal worden gebundeld en gedeeld in het kader van GOVSATCOM, moeten worden aangevuld 7 . Daarom is in Verordening (EU) 2021/696 rekening gehouden met de noodzaak om de ontwikkeling van de behoeften aan satellietcommunicatie te beoordelen. Als uit die beoordeling blijkt dat deze aanpak niet volstaat om aan de veranderende vraag te voldoen, moet het volgens de verordening “mogelijk zijn om een besluit te nemen om tot een tweede fase over te gaan en aanvullende, op maat gemaakte ruimtevaartinfrastructuur of -capaciteiten te ontwikkelen via een of meerdere publiek-private partnerschappen, bv. met satellietexploitanten in de Unie”.

In verschillende onderzoeken 8 is deze ontwikkeling van de behoeften bevestigd: satellietcommunicatie werd van oudsher gebruikt voor spraakcommunicatie en gegevensoverdracht in afgelegen gebieden (bijvoorbeeld op zee), maar de aard van de usecases verandert snel, waardoor minder latentietijd 9 en een wereldwijde dekking nodig zijn. Hoewel satellietcommunicatie voorheen vooral gebaseerd was op geosynchrone ruimtevaartuigen, zijn als gevolg van de technische vooruitgang communicatieconstellaties met een niet-geostationaire omloopbaan opgekomen, die bestaan uit satellieten met lage en met een middelhoge omloopbaan en prestaties leveren waarmee aan deze veranderende gebruikersbehoeften wordt voldaan.

Door de toenemende dreigingsniveaus van hybride en cyberdreigingen en het toenemende aantal natuurrampen hebben overheidsactoren steeds meer behoefte aan vergelijkbare oplossingen voor satellietcommunicatie die beter beveiligd, betrouwbaarder en beter beschikbaar zijn. De opkomst van kwantumcomputers vormt een extra dreiging. Doordat deze drastisch meer vermogens hebben, wordt verwacht dat kwantumcomputers momenteel versleutelde inhoud kunnen ontsleutelen. Met het initiatief voor een Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) 10 wordt beoogd toekomstbestendige cryptografische systemen te ontwikkelen om communicatie met een ongekend beveiligingsniveau aan te bieden en toekomstige aanvallen met kwantumcomputers kunnen weerstaan. EuroQCI wordt momenteel gefinancierd via Horizon Europa, het programma Digitaal Europa en de digitale component van de Connecting Europe Facility. In het strategisch prognoseverslag van de Commissie 11 worden digitale hyperconnectiviteit en technologische transformatie bovendien aangewezen als een van de belangrijkste megatrends voor de komende halve eeuw, gebaseerd op een ongekende vraag naar diensten, bijvoorbeeld in de data-economie en de financiële sector.

Door deze vooruitgang wordt wereldwijde connectiviteit voor satellietcommunicatie steeds meer als strategisch middel gezien. Daarom ontwikkelen overheden buiten de EU momenteel verschillende grootschalige projecten met uiteenlopende strategische connectiviteitsdoelen 12 . Deze strategische infrastructuur die alle grote ruimtevaartmogendheden opzetten is tekenend voor de toenemende wereldwijde behoefte aan overheidsdiensten om veerkrachtige connectiviteit te waarborgen, niet alleen om hun beveiligingsoperaties te ondersteunen, maar ook om kritieke infrastructuur met elkaar te verbinden, crises te beheersen en grenzen en zeeën te bewaken.

Momenteel worden er geen EU‑activa met een lage of middelhoge omloopbaan ingezet of ontwikkeld waarmee aan de veranderende gebruikersbehoeften kan worden voldaan. De bestaande satellietcommunicatiecapaciteiten waarmee overheidsdiensten aan de lidstaten worden verleend, zijn volledig gebaseerd op een beperkte hoeveelheid geostationaire activa waarmee voornamelijk Europa wordt bestreken. Het merendeel van de capaciteit is bestemd voor militaire missies en staat onder sterke bestuurlijke controle (van infrastructuur in eigendom tot strikte publiek-private partnerschappen). Aangezien de diensten die met deze MILSATCOM-vermogens worden verleend, zijn afgestemd op specifieke militaire behoeften, met name wat betreft frequenties, versleuteling, signaaleigenschappen, gebruikersterminals en vertrouwelijkheidsniveau, kunnen deze bovendien niet worden gebruikt voor de meeste civiele overheidstoepassingen.

Buiten de EU — in de VS, China en Rusland — zijn als gevolg van de technologische vooruitgang met betrekking tot minder latentietijd verschillende door de overheid gesteunde of gesubsidieerde megaconstellaties opgezet. Tegelijkertijd is er vanwege de dramatische toename van dergelijke megaconstellaties een tekort aan beschikbare frequentieregistraties en omloopbaanposities ontstaan. Dit zorgt er, samen met de beperkte levensduur van GOVSATCOM-capaciteit, voor dat een beveiligd connectiviteitssysteem van de EU in de ruimte dringend noodzakelijk is. Met het programma zouden de tekorten aan capaciteiten en vermogens van satellietcommunicatiediensten van de overheid worden opgevuld.

Ook de verlening van commerciële satellietcommunicatiediensten door de particuliere sector moet in het kader van het programma mogelijk zijn. Door dergelijke commerciële diensten zouden met name snelle breedbandverbindingen en naadloze connectiviteit in heel Europa beschikbaar worden, dode zones worden weggewerkt, de samenhang tussen de gebieden van de lidstaten, met inbegrip van perifere, afgelegen, geïsoleerde en plattelandsgebieden, worden vergroot, en connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang buiten de Unie worden geboden.

Volgens de effectbeoordeling is een publiek-privaat partnerschap het meest geschikte uitvoeringsmodel om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het programma kunnen worden nagestreefd. Hiermee kan worden voortgebouwd op de technologische en infrastructurele basis van de bestaande satellietcommunicatie in de EU en kunnen robuuste en innovatieve overheidsdiensten worden verleend. Tegelijkertijd zouden de private partners in staat worden gesteld om de infrastructuur van het programma aan te vullen met extra vermogens voor het aanbieden van commerciële diensten. Dit zou bovendien de uitrol- en functioneringskosten optimaliseren door de ontwikkelings- en uitrolkosten die de overheids- en commerciële infrastructuren gemeen hebben te delen, en de operationele kosten optimaliseren doordat het mogelijk wordt de capaciteit grotendeels gezamenlijk te benutten. Met name voor kleine, middelgrote en startende ondernemingen die nieuwe ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen ontwikkelen (de “nieuwe ruimtevaartindustrie”) zou innovatie worden gestimuleerd, doordat risico’s van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden gedeeld tussen de publieke en private partners.


1.

Parallel aan dit programma:


·wordt een specifiek deel van de cluster 4-onderdelen van het Horizon Europa-programma bestemd voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten waarmee onderzoeks- en innovatierisico’s kunnen worden gedeeld tussen de publieke en de private partners, onder meer voor mogelijke technologieën die in de nieuwe ruimtevaartindustrie zouden worden ontwikkeld;

·wordt een specifiek deel van de “Europa in de wereld”-activiteiten uit het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) toegewezen, waardoor de uitrol- en exploitatierisico’s voor het connectiviteitssysteem tussen de publieke en de private partners kunnen worden verdeeld en een reeks diensten met bijkomende voordelen aan internationale partners kunnen worden aangeboden;

·wordt een specifiek deel van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie bestemd voor de activiteiten die verband houden met de ontwikkeling van de GOVSATCOM-hub, die deel zal uitmaken van de grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorgestelde programma is in overeenstemming met het bestaande ruimtevaartbeleid van de EU. Met het programma wordt met name de ruimtevaartcapaciteit van de EU uitgebreid, die momenteel bestaat uit de satellietnavigatie- en aardobservatiesystemen van de EU, respectievelijk Galileo en Copernicus, en de capaciteiten voor omgevingsbewustzijn in de ruimte. Met het programma wordt voortgebouwd op het EU-GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met een aantal andere beleidsterreinen van de Unie. Met name de verlening van overheidsdiensten zou voor meer cohesie zorgen, in overeenstemming met de digitale en cyberbeveiligingsstrategieën van de Unie, doordat de integriteit en veerkracht van de Europese infrastructuur, netwerken en communicatie daarmee wordt gewaarborgd. Het programma wordt door de EU uitgevoerd en voorziet in een zeer hoog beveiligingsniveau. Daarmee wordt, zoals verzocht in de EU-strategie voor de veiligheidsunie en de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, het vermogen versterkt om een integrale EU-respons op veiligheidsdreigingen te bieden. Strategische gebieden zoals het Noordpoolgebied en Afrika zullen door middel van de diensten worden verbonden, overeenkomstig de beleidsdoelstellingen in deze regio’s en de “Global Gateway”-strategie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 189, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag vormt voor de vaststelling van maatregelen van de Unie met betrekking tot het Europese ruimtevaartbeleid.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Vanwege de wereldwijde schaal en de aard van connectiviteit kan deze kwestie niet op lokaal of zelfs regionaal niveau worden aangepakt.

Bestaande EU-GOVSATCOM-regelingen met betrekking tot het bundelen en delen van de bestaande overheidscapaciteit voor satellietcommunicatie worden met het programma aangevuld. Geen enkele EU-lidstaat alleen heeft echter de capaciteit om aan alle veranderende gebruikersbehoeften te voldoen en de bijbehorende kosten te dekken.

Een EU-oplossing biedt toegevoegde waarde omdat optreden en coördinatie op EU-niveau dubbel werk in de Unie en de lidstaten voorkomt. Dit zou leiden tot een betere exploitatie van bestaande activa, betere beveiliging en meer veerkracht, met name door middel van kwantumcryptografie, alsook tot betere dekking en verlening van meer diensten. Ook heeft dit voordelen voor andere thematische beleidsmaatregelen van de EU en de lidstaten.

Optreden op EU-niveau biedt schaalvoordelen. De afzonderlijke gebruikersbehoeften in de lidstaten zijn over het algemeen heterogeen en vaak onvoorspelbaar wat betreft reikwijdte, capaciteit, timing en locatie. In vrijwel alle usecases is flexibiliteit nodig vanwege de vaak onvoorspelbare en fluctuerende behoefte aan satellietcommunicatiecapaciteit. Om dergelijke flexibiliteit van toegang tot capaciteit te kunnen bieden, zijn grote investeringen nodig.

Evenredigheid

Het voorstel bevat geen maatregelen die verder gaan dan de maatregelen die nodig zijn om de belangrijkste doelstellingen van dit programma te verwezenlijken. In het voorstel worden met name de minimumvereisten vastgesteld voor de totstandbrenging van een Europees beveiligd connectiviteitssysteem en het verlenen van passende satellietcommunicatiediensten voor de overheid. De capaciteit van het systeem zal in dat verband worden ontworpen om onder andere de bestaande satellietcommunicatiecapaciteiten van de lidstaten aan te vullen en geplande extra capaciteitsbehoeften te dekken. Het voorstel houdt geen beperking in van de mogelijkheid voor de overheidsactoren van de lidstaten om te kiezen welke vermogens zij gebruiken.

Naar verwachting zal het voorstel een positief overloopeffect hebben op de ruimtevaartsector van de Unie, met inbegrip van de nieuwe ruimtevaartindustrie. Daarnaast zullen burgers profiteren van betere operationele prestaties op het gebied van civiele bescherming.

De aan het programma toegewezen begroting is bovendien geschikt om de gestelde doelstellingen te verwezenlijken en gaat niet verder dan nodig is. De voor de uitvoering van het programma nodige middelen zijn vastgesteld op basis van verschillende zorgvuldige analysen en ramingen die in het kader van de hieronder beschreven effectbeoordeling zijn uitgevoerd.

Keuze van het instrument

De voorkeur gaat uit naar een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Daarmee wordt de uniformiteit en rechtstreekse toepassing die nodig is voor de doeltreffende uitvoering van het programma gewaarborgd, en wordt ervoor gezorgd dat het programma voldoende zichtbaar is en over de nodige financiële middelen voor de uitvoering ervan beschikt.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

n.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

Dit programma wordt ondersteund door bijdragen vanuit vergaderingen van deskundigengroepen, openbare raadplegingen en workshops, waarin de standpunten van alle relevante belanghebbenden (de lidstaten en industrie) zijn verzameld, meer bepaald:

·hebben sinds 2016 in het kader van het EU-GOVSATCOM-initiatief meerdere vergaderingen van deskundigengroepen met de lidstaten plaatsgevonden, waarin de overheidsbehoeften op het gebied van satellietcommunicatie, bundelen en delen, de uitvoeringsaspecten en ontwikkelingen in de richting van het huidige programma zijn besproken;

·hebben in 2021 meerdere bilaterale bijeenkomsten met de lidstaten plaatsgevonden om hun specifieke behoeften op het gebied van satellietcommunicatie voor de overheid en mogelijke zorgen met betrekking tot het programma in kaart te brengen. De meeste lidstaten verklaarden dat zij het programma en de algemene doelstellingen ervan onomwonden steunden;

·heeft de Commissie in mei en november 2021 twee workshops met de lidstaten over de stand van zaken op het gebied van beveiligde connectiviteit (“Secure Connectivity — State of Play”) georganiseerd. Tijdens die workshops werd de voortgang van het technisch onderzoek over beveiligde connectiviteit gepresenteerd, samen met mogelijke exploitatiemodellen van het systeem. De lidstaten konden tijdens de workshops actief interveniëren, vragen stellen en opmerkingen maken. Bij het opstellen van dit voorstel is met die input rekening gehouden;

·heeft de Commissie in juni 2021 de “Secure Connectivity Workshop for the European New Space Ecosystem” georganiseerd, waarin 458 deelnemers (waaronder 196 kmo’s en start-ups) innovatieve ideeën voor het programma voor beveiligde connectiviteit en de mogelijke rol van de nieuwe ruimtevaartindustrie daarbij bespraken;

·heeft de Commissie als onderdeel van de openbare raadpleging voor de aanvangseffectbeoordeling feedback ontvangen van 13 belanghebbenden, waarin de standpunten van een groep van dunbevolkte gebieden in de EU (1), particuliere ondernemingen (8), ondernemersorganisaties (2), een niet-gouvernementele organisatie (1) en een individuele burger (1) uiteen werden gezet. De industrie stond positief tegenoven het programma, en de meerderheid was voorstander van een aanpak met publiek-private partnerschappen (PPP’s).

Over het algemeen zijn de lidstaten het erover eens dat actie moet worden ondernomen. Verscheidene lidstaten benadrukten dat met enkel de nationale capaciteiten weliswaar aan de kortetermijnbehoeften zou kunnen worden voldaan, maar dat deze op lange termijn niet toereikend zijn. Sommige lacunes (bijvoorbeeld in het Noordpoolgebied) zijn reeds gedocumenteerd. Bovendien bevestigden verschillende lidstaten dat hun overheidsinstellingen in toenemende mate behoefte hebben aan toegang tot beveiligde satellietcommunicatie.

De lidstaten benadrukten ook de noodzaak van de betrokkenheid van de nieuwe ruimtevaartindustrie, aangezien start-ups hebben aangetoond dat zij technologisch geavanceerd zijn en graag bijdragen met innovatieve oplossingen.

De vertegenwoordigers van de ruimtevaartindustrie van de EU bevestigden tijdens de kennisopbouwfase dat particuliere ondernemingen in de EU geen plannen hebben om op eigen houtje een satellietcommunicatieconstellatie te realiseren om te voldoen aan de toenemende overheidsbehoefte aan minder latentietijd. Zij stonden echter positief tegenover de mogelijkheid om met de EU samen te werken aan de ontwikkeling van een dergelijk systeem.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel wordt onderbouwd door verzamelde gegevens en bevindingen van het onderzoek “Bouwstenen naar een veilig connectiviteitssysteem voor de ruimtevaart” 13 .

De Commissie heeft ook een onafhankelijke adviseur in de hand genomen om de analyse van de indirecte voordelen van het programma te ondersteunen en daarmee in de relevante econometrische ondersteuning en analyse te voorzien.

Ten slotte zijn kwantitatieve en kwalitatieve gegevens ter ondersteuning van dit voorstel verzameld bij de lidstaten en relevante belanghebbenden uit de sector. Dit voorstel bouwt tevens voort op de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de EU, het EuroQCI-initiatief en de onderzoeksactiviteiten in het kader van het ENTRUSTED-project 14 .

Effectbeoordeling

De Commissie heeft, overeenkomstig haar beleid inzake beter wetgeven, een effectbeoordeling uitgevoerd met het oog op de vaststelling van het programma.

2.

Op grond van de in de effectbeoordeling geanalyseerde problemen, zoals ook hierboven vermeld, zijn de volgende drie specifieke beleidsdoelstellingen opgesteld:


·waarborgen van de verlening van beveiligde satellietcommunicatie voor veranderende overheidsbehoeften;

·vergroten van de veerkracht van de operaties van de lidstaten en de EU door de toegang tot beveiligde satellietcommunicatie te garanderen;

·waarborgen dat de overheidscommunicatiebehoeften niet strikt afhankelijk zijn van infrastructuur van buiten de EU.

De volgende beleidsopties zijn overwogen om het gebrek aan capaciteit voor de verlening van beveiligde overheidsdiensten weg te werken en de doelstellingen op de meest doeltreffende en efficiënte wijze te verwezenlijken.

In het referentiescenario zou de EU geen actie ondernemen die verder gaat dan de acties die momenteel via EU-GOVSATCOM worden uitgevoerd. De referentie is in dit geval de voortzetting van fase 1 van EU-GOVSATCOM, en dus beperkt tot het bundelen en delen van de satellietcommunicatiesystemen van de lidstaten en particuliere partijen zoals dat nu plaatsvindt. In een dergelijk scenario kunnen individuele lidstaten of ondernemingen in de EU beslissen om nieuwe satellietcommunicatiediensten te ontwikkelen, waarvan een deel van de capaciteit kan worden verkocht aan de EU-GOVSATCOM-pool. Voor de overgang naar fase 2 van EU-GOVSATCOM op de oorspronkelijk geplande termijn zijn in ieder geval een wetgevingshandeling, extra budget en beschikbare frequentieregistraties nodig.

Als onderdeel van de beoordeling is ook overwogen of de EU de beveiligde geaccrediteerde diensten van bestaande oplossingen van de publieke of particuliere sector kon afnemen die momenteel beperkt zijn tot buitenlandse aanbieders (optie 3 — niet-EU-constellatie). Hoewel de satellietcommunicatiemarkt in de EU al goed ontwikkeld is, zijn er momenteel geen EU‑aanbieders die aan alle toenemende en veranderende overheidsbehoeften kunnen voldoen. Het afnemen van diensten van particuliere partijen buiten de EU is vanuit het oogpunt van de veiligheid en open strategische autonomie niet de voorkeursoptie, aangezien de lidstaten en de EU‑instellingen voor hun overheidsbehoeften gegarandeerde en onbeperkte toegang moeten hebben tot beveiligde connectiviteitsdiensten zonder dat daarvoor de toestemming van een derde partij nodig is. Deze optie 3 is dus niet geschikt voor de specifieke doelstellingen.

De EU moet daarom optreden om de verlening van deze diensten te waarborgen, ofwel door haar eigen systeem volledig te financieren en aan te kopen (optie 1 — volledig in overheidshanden), ofwel door particuliere middelen te betrekken (optie 2 — in de vorm van een concessieovereenkomst met commerciële gebruiksrechten). De specifieke doelstellingen kunnen met optie 1 en optie 2 in dezelfde mate worden verwezenlijkt, maar optie 2 kan meer economische voordelen opleveren.

Zowel optie 1 als optie 2 levert economische voordelen op met betrekking tot de uitrol van een nieuwe infrastructuur met een bruto toegevoegde waarde van 17 tot 24 miljard EUR die leidt tot extra banen in de ruimtevaartindustrie van de EU. Investeringen in upstream-ruimtevaartinfrastructuur zullen naar schatting het zesvoudige opleveren in de downstreamsectoren 15 . Doordat downstreamsectoren voor de groei van hun ondernemingen gebruikmaken van de diensten, technologieën en gegevens die de ruimtevaartsector verstrekken, zullen overloopeffecten ontstaan met een bruto toegevoegde waarde van naar schatting 10 tot 19 miljard EUR.

De mogelijkheid die optie 2 de particuliere sector biedt om verder te investeren in de ontwikkeling van commerciële diensten, zou meer economische voordelen voor de downstreamsector moeten opleveren, aangezien daarmee belangrijke commerciële marktkansen kunnen worden benut. Als de private partners ervoor kiezen aanvullende infrastructuur voor commerciële diensten te ontwikkelen, zou dat kunnen leiden tot meer bruto toegevoegde waarde en het scheppen van meer banen in de ruimtevaartindustrie van de EU, zowel in de upstream- als in de downstreamsectoren.

Wat maatschappelijke gevolgen betreft, versterkt satellietcommunicatie van de overheid de veerkracht van de infrastructuur en de openbare diensten van de EU en daarmee het sociale karakter van de operationele prestaties ervan. Kunnen communiceren in noodgevallen en bij rampen is van enorme toegevoegde waarde, zowel voor burgers als voor de verantwoordelijken voor de kritieke infrastructuurlocaties. Ook in dit geval zouden extra investeringen in commerciële infrastructuur de sociale gevolgen verder vergroten.

Wat de milieueffecten van het programma betreft, zou optie 2, die de ontwikkeling van aanvullende infrastructuur inhoudt, door de productie en de lancering van het systeem milieueffecten hebben. Vergeleken met andere industrieën worden met de productie van ruimtevaartuigen echter geen significante hoeveelheid broeikasgassen uitgestoten. Daarnaast zou de ontwikkeling in overeenstemming zijn met de internationale normen inzake de bescherming van de ruimte (bv. de Commissie van de Verenigde Naties voor het vreedzaam gebruik van de kosmische ruimte — Copuos, en de richtsnoeren voor de vermindering van het ruimteschroot van het Inter-Agency Space Debris Coordination Committee — IADC 16 ) en de bestaande nationale wetgeving 17 . Bovendien zal het programma naar verwachting een positieve bijdrage leveren aan het milieu die vergelijkbaar met die van Galileo en Copernicus. Naar schatting zullen de milieuvoordelen van het gebruik van de onderdelen ongeveer twee keer groter zijn dan de gegenereerde milieuvoetafdruk. Milieuvoordelen omvatten bijvoorbeeld satellietcommunicatiediensten voor maritieme bewaking ter ondersteuning van de opsporing van verontreinigingen en toezicht op milieuresponsen, en het vermogen om naadloze communicatiecapaciteit te bieden wanneer de infrastructuur wordt verstoord, met name als gevolg van overstromingen, orkanen of andere extreme weersomstandigheden die het gevolg zijn van de klimaatverandering.

3.

Ten slotte heeft optie 2 heeft nog meer voordelen, aangezien hiermee:


·de verlening van overheidsdiensten wordt versterkt (minder latentietijd, veerkracht, beveiliging, gegarandeerde toegang, autonoom gebruik);

·de verlening van aanvullende commerciële diensten mogelijk wordt gemaakt (economische groei, sociale voordelen);

·de kosten voor de begroting van de Unie worden geoptimaliseerd met betrekking tot:

–ontwikkeling en uitrol met schaalvoordelen;

–operaties met gezamenlijke benutting van capaciteit;

·de uitrol van innovatieve technologieën, met name met de betrokkenheid van de nieuwe ruimtevaartindustrie, wordt gestimuleerd (waarbij het technologisch risico wordt gedeeld tussen de publieke en private deelnemers).

Wat de kosten betreft, worden de kosten voor de satellietcommunicatiecapaciteit om aan de vraag van overheden te voldoen, die verband houden met de uitrol van de infrastructuur die nodig is om de overheidsdiensten te verlenen, geraamd op 6 miljard EUR. Bij optie 2 worden de kosten verdeeld tussen de bijdrage uit de begroting van de Unie, de bijdragen van de lidstaten en bijdragen van de particuliere sector.

De ontwerpeffectbeoordeling werd op 11 oktober 2021 bij de Raad voor regelgevingstoetsing ingediend. Naar aanleiding van het negatieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing over het eerste ontwerpeffectbeoordelingsverslag, is op 21 december 2021 een herziene ontwerpeffectbeoordeling aan die raad voorgelegd voor een tweede advies. Hoewel de Raad voor regelgevingstoetsing de verbeteringen naar aanleiding van zijn eerste opmerkingen heeft opgemerkt, heeft die raad zijn negatieve advies op 12 januari 2022 gehandhaafd, aangezien de effectbeoordeling nog steeds aanzienlijke tekortkomingen bevatte met betrekking tot (1) de analytische samenhang van de probleemstelling, de doelstellingen, de opties, de criteria voor de vergelijking van opties en de vaststelling van toekomstige monitoringindicatoren; (2) het gebrek aan uitleg over de keuze van de beleidsopties met betrekking tot technische oplossingen; (3) het ontbreken van een tijdschema en de identificatie van financieringsbronnen; (4) duidelijkheid over de methodologische aannamen en geldigheid van aangehaalde secundaire gegevens; en (5) het gebrek aan uitleg over de verenigbaarheid van het programma met de doelstellingen van de klimaatwet.

Om rekening te houden met de opmerkingen in het tweede negatieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing is de effectbeoordeling aangevuld met een bijlage waarin nadere verduidelijking en enig bewijsmateriaal wordt verstrekt over de gebieden waarop die raad in zijn advies specifieke suggesties voor verbeteringen heeft gedaan.

Volgens de werkmethoden van de Europese Commissie is de vicevoorzitter voor Interinstitutionele Betrekkingen en Prognoses bevoegd om de voortzetting van een initiatief goed te keuren waarover de Raad voor regelgevingstoetsing een tweede negatief advies heeft uitgebracht. Er moet worden opgemerkt dat de adviezen van de Raad voor regelgevingstoetsing een beoordeling van de kwaliteit van de effectbeoordeling betreffen, en geen beoordeling van het bijbehorende wetgevingsvoorstel.

Gezien het politieke belang van dit programma, de urgentie van actie en dat de aanvullende verduidelijkingen en bewijsstukken als een bevredigende oplossing voor de vastgestelde tekortkomingen en de door de Raad voor regelgevingstoetsing voorgestelde specificaties worden beschouwd, acht de Commissie — ook gezien de instemming van de vicevoorzitter voor Interinstitutionele Betrekkingen en Prognoses — het opportuun door te gaan met het programma.


Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

n.v.t.

Grondrechten

Het programma is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten (“het Handvest”). Met het programma krijgen de regeringen van de lidstaten en EU-actoren de beschikking over een gemeenschappelijk instrument in de vorm van beveiligde satellietcommunicatie. Om de operationele doeltreffendheid van veiligheidsactoren te verbeteren, kan het programma bijdragen tot de bescherming en versterking van het recht van burgers op veiligheid (artikel 6 van het Handvest) en tot diplomatieke of consulaire bescherming op het grondgebied van derde landen (artikel 46 van het Handvest). Het programma kan ook leiden tot een betere bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest), omdat door de verbeterde beveiliging van de satellietcommunicatie ook de informatiebeveiliging tegen met name afluisteren of spoofing door derden zal verbeteren.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De bijdrage van de Unie in de periode van 2021 tot en met 2027 bedraagt 2 400 miljoen EUR in lopende prijzen, waarvan 1 600 miljoen EUR wordt besteed in het kader van het nieuwe programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit van 2023 tot en met 2027, en 800 miljoen EUR zal worden besteed in het kader van drie andere programma’s: 430 miljoen EUR in het kader van Horizon Europa, 220 miljoen EUR in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie, en 150 miljoen EUR in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI).

De gedetailleerde budgettaire en financiële structuur van het voorstel in het kader van de Uniebegroting wordt uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel. De kosten worden gedekt met de beschikbare middelen van het meerjarig financieel kader 2021-2027.

Er wordt 1 600 miljoen EUR toegewezen aan het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit door verminderingen van 260 miljoen EUR van het ruimtevaartprogramma van de Unie, 150 miljoen EUR van de buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI), 400 miljoen EUR van het Europees Defensiefonds, 440 miljoen EUR van het programma Digitaal Europa en 200 miljoen van de digitale component van de Connecting Europe Facility, 50 miljoen EUR van de niet-toegewezen marge van rubriek 1 en 100 miljoen EUR van de niet-toegewezen marge van rubriek 5 van het MFK.

De Commissie stelt voor de verminderingen van de financiële middelen van het Europees ruimtevaartprogramma, de CEF, het Europees Defensiefonds, het programma Digitaal Europa en het NDICI te behandelen in het kader van de afwijking van 15 % die wordt geboden in punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen.

In artikel 14 van het voorstel is bepaald dat het programma moet worden uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement.

De kostenraming voor het programma is het resultaat van uitvoerige analysen op basis van de door de Commissie opgedane ervaring met het beheer van het ruimtevaartprogramma van de EU en van voorbereidende studies en raadplegingen van belanghebbenden. In de geraamde behoeften aan personele middelen in het financieel memorandum bij deze verordening is rekening gehouden met de essentiële behoefte aan continuïteit van de deskundigheid.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In artikel 6, lid 1, van het voorstel is bepaald dat het programma moet worden uitgevoerd door middel van overeenkomsten, met inbegrip van maar niet beperkt tot concessieovereenkomsten in de zin van artikel 2, lid 14, van het Financieel Reglement en gemengde contracten.

Het programma wordt drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens om de vier jaar geëvalueerd. Bij de evaluatie van het programma worden overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving de doeltreffendheid, de efficiëntie, de samenhang en de EU-meerwaarde van het programma beoordeeld. Overeenkomstig artikel 37 van het voorstel zal de nadruk vooral liggen op de prestaties van de in het kader van het programma geleverde diensten en op de ontwikkeling van de gebruikersbehoeften. Daarnaast zal een beoordeling van kritieke componenten en de rijpheid van de toeleveringsketen in de EU worden uitgevoerd om te waarborgen dat de overheidscommunicatiebehoeften niet strikt afhankelijk zijn van infrastructuur van buiten de EU. Instellingen en agentschappen van de EU die eindgebruiker zijn, de concessiehouder en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (Euspa) zullen samen met de Commissie de evaluatie uitvoeren.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Het voorstel bestaat uit 11 hoofdstukken en is als volgt opgebouwd.

Hoofdstuk I bevat de algemene bepalingen waarin het onderwerp van het voorstel, te weten de vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de duur van het meerjarig financieel kader 2021-2027 van de Unie, uiteen wordt gezet. In dat hoofdstuk worden ook de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, alsook het toepassingsgebied ervan, vastgesteld. Bovendien wordt in dat hoofdstuk de infrastructuur van het programma gedefinieerd. Ten slotte bevat dat hoofdstuk een bepaling waarin wordt gespecificeerd dat met het programma een innovatieve en concurrerende ruimtevaartsector van de Unie wordt ondersteund en de nieuwe ruimtevaartindustrie in de Unie wordt gestimuleerd, met inbegrip van de deelname van kmo’s, start-ups en innovators uit alle lidstaten van de Unie.

In hoofdstuk II worden de in het kader van het programma te verlenen diensten vastgesteld en gedefinieerd. Bovendien worden in dat hoofdstuk de voorschriften voor de verlening van de overheidsdiensten vastgesteld en de deelnemers en de gebruikers van de overheidsdiensten gedefinieerd.

In hoofdstuk III wordt het financieringsmechanisme van het programma vastgesteld. In dat hoofdstuk worden de financieringsstromen en de financiële middelen voor de bijdrage uit de begroting van de Unie vastgesteld.

Hoofdstuk IV bevat de voorschriften voor de uitvoering van het programma, dat zal worden uitgevoerd door middel van door de Commissie met een contractant gesloten overeenkomsten. Opdrachten worden gegund in overeenstemming met de aanbestedingsbeginselen in artikel 17 en de relevante bepalingen van het Financieel Reglement, en kunnen worden aangegaan op grond van een concessieovereenkomst of een gemengde overeenkomst. Indien de sluiting van de concessieovereenkomst of gemengde overeenkomst niet haalbaar blijkt, heeft de Commissie overeenkomstig lid 3 de bevoegdheid om het programma door middel van een overeenkomst voor leveringen, diensten of werken uit te voeren. In dit hoofdstuk worden ook de voorschriften vastgesteld met betrekking tot de eigendom en het gebruik van de activa die deel uitmaken van die infrastructuur.

Hoofdstuk V heeft betrekking op de governance van het programma. Daarin worden de rollen van de vier belangrijkste actoren van dit programma, namelijk de Commissie, het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, de lidstaten en het Europees Ruimteagentschap, en de verhoudingen tussen deze verschillende actoren uiteengezet.

Hoofdstuk VI heeft betrekking op beveiliging, hetgeen van bijzonder belang is gezien het strategische karakter van het programma en de verbanden tussen ruimtevaart en beveiliging. Er moet een hoog beveiligingsniveau worden gerealiseerd en gehandhaafd door doeltreffende governanceregelingen in te stellen die grotendeels gebaseerd zijn op de ervaringen van de lidstaten en de ervaringen die de Commissie de afgelopen jaren heeft opgedaan. Bovendien moet het programma, zoals ieder programma met een strategische dimensie, worden onderworpen aan onafhankelijke beveiligingshomologatie overeenkomstig de passende normen op dit gebied.

Hoofdstuk VII bevat de criteria voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma en voor de toegang van derde landen en internationale organisaties tot de overheidsdiensten van het programma.

De hoofdstukken VIII en IX bevatten respectievelijk bepalingen inzake programmering en evaluatie van het programma en inzake uitvoeringsmaatregelen.