Toelichting bij COM(2021)734 - Statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Democratie is een van de fundamentele waarden waarop de Europese Unie is gegrondvest. Om de goede werking van de representatieve democratie op Europees niveau te waarborgen, is in de Verdragen bepaald dat de burgers van de Europese Unie rechtstreeks worden vertegenwoordigd in het Europees Parlement.

Politieke partijen vervullen in een representatieve democratie een wezenlijke rol, doordat zij voor een rechtstreekse band zorgen tussen de bevolking en het politieke stelsel. Overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie “[dragen d]e politieke partijen op Europees niveau […] bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie.” In artikel 12, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie komt hetzelfde beginsel tot uiting.

De Europese democratieën een nieuwe impuls geven is een prioriteit voor de Commissie. Zoals aangekondigd in de politieke beleidslijnen van voorzitter Von der Leyen 1 bevat het werkprogramma van de Commissie voor 2021 2 voorstellen voor duidelijkere regels voor de financiering van Europese politieke partijen en voor meer transparantie over gesponsorde politieke inhoud (“politieke reclame”). Het actieplan voor Europese democratie 3 benadrukt dat de wetgeving inzake de financiering van Europese politieke partijen moet worden herzien en dat meer transparantie nodig is bij politieke reclame en communicatie en de daarmee samenhangende commerciële activiteiten, zodat burgers, het maatschappelijk middenveld en de verantwoordelijke autoriteiten duidelijk kunnen zien wat de bron en het doel van dergelijke reclame is.

Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 regelt het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen 4 . Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar de eerbiediging van de waarden waarop de Unie berust, waaronder democratie en fundamentele rechten.

Naar aanleiding van de evaluaties door het Europees Parlement 5 en de Commissie 6 van de toepassing van de verordening, die werden uitgevoerd in overeenstemming met de evaluatieclausule (artikel 38) is een aantal lacunes in kaart gebracht die Europese politieke partijen en stichtingen verhinderen hun taak om bij te dragen tot de totstandbrenging van een Europese politieke ruimte, ten volle uit te voeren.

Daarnaast voldoet het huidige wettelijke kader niet met betrekking tot de noodzaak van transparantie van politieke reclame, die essentieel is voor een eerlijk democratisch debat en vrije en eerlijke verkiezingen. Zoals onder meer in het verslag van de Commissie van 2020 over de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2019 7 werd benadrukt, is het nodig verdergaande maatregelen te nemen.

De Commissie komt daarom met een voorstel tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 om i) de financiële levensvatbaarheid van Europese politieke partijen en stichtingen te vergroten, ii) hun interactie met de bij hen aangesloten nationale partijen te vergemakkelijken, zodat Europese politieke partijen gemakkelijker kunnen deelnemen aan nationale campagnes over EU-onderwerpen, iii) de resterende mazen met betrekking tot herkomst en transparantie van financiering (met name donaties en financiering van buiten de EU) te dichten, iv) buitensporige administratieve lasten te verminderen en v) de rechtszekerheid te vergroten. Daarnaast worden specifieke wijzigingen van de verordening voorgesteld om strenge normen te waarborgen op het gebied van transparantie, die rekening houden met de opkomende nieuwe omgeving van online politieke campagnes en met het risico van buitenlandse inmenging en schending van de regels inzake gegevensbescherming in politieke reclame.

Dit voorstel bouwt voort op de relevante ervaring en samenwerking tussen de lidstaten en de EU-instellingen om vrije en eerlijke verkiezingen in de Europese Unie te bevorderen 8 en desinformatie en andere vormen van manipulatie van informatie en inmenging in de Europese democratie te bestrijden 9 .

Om ervoor te zorgen dat de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024 volgens de hoogste democratische normen verlopen, moeten de wijzigingen van deze verordening in het voorjaar van 2023, d.w.z. één jaar voor de verkiezingen, in werking treden en door de lidstaten volledig ten uitvoer worden gelegd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit initiatief hangt nauw samen met de werkzaamheden in verband met de andere initiatieven in het kader van het pakket transparantie en democratie van het werkprogramma van de Commissie voor 2021. Het is opgesteld in het kader van het actieplan voor Europese democratie, dat een aantal initiatieven omvat om de integriteit van verkiezingen te helpen beschermen en democratische participatie te bevorderen, en het maakt deel uit van de prioriteit van de voorzitter om de Europese democratie een nieuwe impuls te geven.

Het bouwt voort op het verkiezingspakket van de Commissie van 2018 10 en op de werkzaamheden van het Europees samenwerkingsnetwerk voor verkiezingen, dat de Commissie heeft opgezet.

Het is parallel opgesteld met een initiatief van de Commissie in het kader van het pakket inzake transparantie en democratie om de transparantie en targeting van politieke reclame te reguleren. Door te zorgen voor een geharmoniseerd hoog niveau van transparantie van politieke reclame draagt dit initiatief bij tot de werking van de interne markt en helpt het belemmeringen voor het aanbieden van politieke reclamediensten in de hele Unie weg te nemen en te voorkomen. Het beoogt ook geharmoniseerde beperkingen vast te stellen van het gebruik van bepaalde targetingtechnieken bij de verspreiding van politieke reclame, om de bescherming te waarborgen van personen wier persoonsgegevens in dit verband worden verwerkt.

Verenigbaarheid met andere EU-beleidsbepalingen

Door bepalingen toe te voegen ter verbetering van de transparantie van betaalde politieke reclame is het initiatief verenigbaar met het EU-actieplan tegen desinformatie.

Dit initiatief heeft betrekking op de financiering, productie, plaatsing en verspreiding van politieke reclame door Europese politieke partijen. Het heeft betrekking op zowel online- als offline-activiteiten en vormt een aanvulling op de bestaande EU-regels, waaronder de algemene verordening gegevensbescherming 11 , waarbij strenge normen voor gegevensbescherming zijn vastgesteld die van toepassing zijn op politieke reclame en die voorziet in specifieke vereisten die van toepassing zijn op Europese politieke partijen op het gebied van verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht.

Het vormt tevens een aanvulling op het voorstel voor de wet inzake digitale diensten 12 , dat een aantal algemene verplichtingen voor online-tussenpersonen omvat met betrekking tot de transparantie van onlinereclame, en op het bredere EU-kader voor de markt voor digitale diensten.

13    Het initiatief biedt een betere bescherming van de financiële belangen van de Unie door de periode van drie maanden tussen een besluit tot schrapping door de Autoriteit en de inwerkingtreding van het besluit af te schaffen. Daarnaast heeft het Europees Parlement de beperkte categorieën inkomsten die Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 erkent, aangemerkt als een van de redenen voor financiële onregelmatigheden door Europese politieke partijen en stichtingen. Door invoering van een extra inkomstencategorie (“eigen middelen”) wordt dit probleem aangepakt.

Het voorgestelde initiatief leidt tot synergie met de externe inspanningen van de EU ter ondersteuning van politieke partijen, de representatieve democratie en politiek pluralisme, transparantie en verantwoordingsplicht, zoals blijkt uit het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024 14 en het thematisch programma voor mensenrechten en democratie 2021-2027 15 . De verkiezingswaarnemingsmissies van de EU observeren verkiezingscampagnes, de financiering van politieke partijen en campagnes en brengen er verslag over uit, en zij kunnen partnerlanden maatregelen aanbevelen om hun regelgevingskader in dit verband te verbeteren.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag



Het voorstel is gebaseerd op artikel 224 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat luidt: “Het Europees Parlement en de Raad stellen bij verordeningen volgens de gewone wetgevende procedure het statuut van de Europese politieke partijen, bedoeld in artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast.”, en op artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 16 .

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Aangezien de geldende verordening in een systeem op EU-niveau voorziet en met name ook in een specifieke Europese rechtspersoonlijkheid voor Europese politieke partijen en stichtingen, alsook in financiering uit de Europese begroting, kunnen tekortkomingen van dit systeem slechts door middel van EU-wetgeving worden verholpen. Maatregelen van de lidstaten alleen zijn geen optie.

De regels inzake het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen kunnen slechts op EU-niveau worden vastgesteld. Bijgevolg zijn de voorgestelde gerichte wijzigingen volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Bij het opstellen van de mogelijke hervormingsmaatregelen heeft de Commissie de beginselen van protocol nr. 2 bij de Verdragen zorgvuldig in acht genomen.

Evenredigheid



De gerichte maatregelen gaan niet verder dan wat noodzakelijk is om de langetermijndoelstelling ervan te verwezenlijken, namelijk de Europese democratie en de legitimiteit van de EU-instellingen te ontwikkelen en versterken door de Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen tot meer doeltreffende en verantwoordelijke democratische actoren te maken.

Het voorstel is bijgevolg in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van het instrument



Aangezien formuleringen, verouderde verwijzingen en bepalingen moeten worden bijgewerkt, is het passend dat de verordening wordt herschikt.

Aangezien dit voorstel strekt tot herschikking van een verordening van het Europees Parlement en de Raad, is hetzelfde rechtsinstrument het meest geschikte instrument.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Het wetgevingsvoorstel is gebaseerd op het evaluatieverslag van de Commissie overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Ook wordt rekening gehouden met het initiatiefverslag van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Raadpleging van belanghebbenden



De Commissie heeft dit voorstel opgesteld in nauw overleg met de belanghebbenden, waaronder Europese politieke partijen en stichtingen.

De Commissie heeft meermaals vergaderd met vertegenwoordigers van de politieke partijen en stichtingen op Europees niveau, het Europees Parlement (leden, fracties en diensten) en de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, alsook met nationale deskundigen en vertegenwoordigers van nationale bevoegde autoriteiten.

Het wetgevingsvoorstel is ook gebaseerd op de resultaten van de openbare raadplegingen over het actieplan voor Europese democratie 17 , over de herziening van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 18 en over de transparantie van politieke reclame 19 .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie twee externe deskundigenstudies laten uitvoeren; een evaluatie van de huidige verordening en een studie naar de mogelijke effecten van de herziening ervan.

Voorts heeft de Commissie informeel overleg gepleegd met de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, alsook met de ordonnateur van het Europees Parlement.

Effectbeoordeling



Er zijn twee effectbeoordelingsverslagen opgesteld: één over de herziening van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 en een tweede over de transparantie van politieke reclame.

Voor beide heeft de Raad voor regelgevingstoetsing respectievelijk op 27 september en 1 oktober 2021 een positief advies met punten van voorbehoud uitgebracht.

Grondrechten

Alle maatregelen die met deze herziening worden beoogd, hebben een positief effect op de grondrechten.

De herziening van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 is volledig verenigbaar met en geeft uitvoering aan de grondrechten die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie met betrekking tot politieke participatie. Het betreft:

Vrijheid van meningsuiting en van informatie (art. 11)

“1. Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.

2. De vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd.”

De beoogde maatregelen zullen de transparantie en dus de verantwoordingsplicht versterken, zonder negatieve gevolgen voor de vrijheid van meningsuiting, aangezien het initiatief niet raakt aan de inhoud van politieke boodschappen. Deze transparantere en meer verantwoordelijke openbaarmaking van politieke reclameboodschappen heeft ook positieve gevolgen voor de bescherming van kwetsbare groepen tegen manipulatie.

Vrijheid van vergadering en vereniging (art. 12)

“1. Eenieder heeft op alle niveaus, met name op politiek, vakverenigings- en maatschappelijk gebied, het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, hetgeen mede omvat eenieders recht, ter bescherming van zijn belangen samen met anderen vakverenigingen op te richten of zich daarbij aan te sluiten.

2. Politieke partijen op het niveau van de Unie dragen bij tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie.”

Door de financiële regels voor Europese politieke partijen te verduidelijken en hun betrekkingen met de nationale aangesloten partijen te versterken, zullen Europese politieke partijen hun activiteiten kunnen uitbreiden. Dit zal op zijn beurt artikel 12, lid 2, van het Handvest ondersteunen.

Actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement (art. 39)

“1. Iedere burger van de Unie heeft actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in de lidstaat waar hij verblijf houdt, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat.

2. De leden van het Europees Parlement worden gekozen door middel van rechtstreekse, vrije en geheime algemene verkiezingen.”

Verbeterde transparantie zal ervoor zorgen dat dit recht wordt geëerbiedigd en dat mensen kunnen controleren of hun politieke wil tot uitdrukking komt in de partij die zij op EU-niveau steunen, zoals bepaald in artikel 12 en artikel 39.

Gelijkheid van vrouwen en mannen (art. 23)

“De gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning. Het beginsel van gelijkheid belet niet dat maatregelen worden gehandhaafd of genomen waarbij specifieke voordelen worden ingesteld ten gunste van het ondervertegenwoordigde geslacht.”

De toevoeging van een genderdimensie aan de herziening van de verordening waarborgt de naleving van artikel 23 door te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van beide geslachten in politieke partijen. Het beginsel maakt maatregelen mogelijk met het oog op een betere vertegenwoordiging.

De voorgestelde bepalingen in de artikelen 3, 4, 18 en 27 van de verordening om de transparantie van het genderevenwicht te vergroten, zullen artikel 23 van het Handvest ondersteunen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor de verlaging van het medefinancieringspercentage voor Europese politieke partijen van de huidige 10 % naar 5 % en het nieuwe medefinancieringspercentage van 0 % voor het jaar van de verkiezingen voor het Europees Parlement kunnen aanvullende financiële middelen voor Europese politieke partijen en stichtingen nodig zijn. Het is echter aan de begrotingsautoriteit om jaarlijks een besluit te nemen.

De gevolgen voor de begroting voor de Autoriteit voor Europese politieke partijen worden uiteengezet in het financieel memorandum bij dit voorstel. Daartoe moeten de bestaande middelen worden herschikt en moeten de personeelsformaties van de bijdragende instellingen worden gewijzigd.

De Commissie zou namens de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen een proefproject voor de databank als bedoeld in de wijziging van artikel 7 van de verordening kunnen laten uitvoeren. Daartoe zou zij middelen uit het programma “Burgers, gelijkheid, rechten en waarden” (CERV) kunnen gebruiken indien de nodige middelen niet tijdig beschikbaar kunnen worden gesteld voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Artikel 38 van de verordening bepaalt momenteel dat de verordening om de vijf jaar wordt geëvalueerd en herzien. In het licht van de huidige ervaring zal deze bepaling enigszins worden gewijzigd om de tijd die nodig is voor de uitvoering van een dergelijk evaluatieproces beter toe te wijzen.

Het is ook de bedoeling een afzonderlijk evaluatieproces op te zetten met betrekking tot de toepassing van de procedures inzake transparantie van politieke reclame ter wille van de samenhang met Verordening (EU) 2022/XX [betreffende transparantie en gerichte politieke reclame].

De veranderingen in het wettelijke kader als gevolg van deze herziening zullen worden gemonitord op basis van de indicatoren in het effectbeoordelingsverslag 20 .

Artikelsgewijze toelichting



Om hun rol als omschreven in artikel 10, lid 4, VEU te vervullen, moeten Europese politieke partijen grensoverschrijdende campagnes in de Europese Unie kunnen voeren. De definitie van “Europese politieke partij” in artikel 2, lid 3, zal worden gewijzigd om dat element erin op te nemen.

De definitie van Europese politieke stichting in artikel 2, lid 4, zal worden gewijzigd om het mogelijk te maken activiteiten voor capaciteitsopbouw te organiseren die het toekomstig politiek leiderschap in Europa kunnen helpen vormgeven.

Om de transparantie van betaalde politieke reclame te waarborgen, zullen in artikel 2, punten 16 en 17, definities van politieke reclame en politieke reclameboodschap worden opgenomen met verwijzing naar Verordening (EU) 2022/XX [betreffende transparantie en gerichte politieke reclame].

De huidige verordening bevat een zeer restrictieve definitie van bronnen van inkomsten, die beperkt is tot bijdragen of donaties, waardoor Europese politieke partijen en stichtingen moeilijkheden ondervinden bij het categoriseren en naar behoren boeken van zelf gegenereerde middelen. Met een nieuw artikel 2, lid 9, wordt daarom een derde categorie inkomstenbronnen ingevoerd die verband houden met door de partij of stichting gegenereerde financiële inkomsten. Artikel 23 zal worden gewijzigd om de inkomsten uit deze nieuwe categorie te begrenzen, zodat deze geen bovenmatig aandeel gaan uitmaken van de totale begroting van deze entiteit.

Bovendien zal in artikel 2 een nieuw punt 10 worden ingevoegd om het begrip indirecte financiering te verduidelijken alsook het feit dat het verbod daarop Europese politieke partijen en stichtingen niet mag beletten samen te werken met de bij hen aangesloten partijen en organisaties.

In artikel 3, lid 1, wordt een nieuw punt e) ingevoegd en in artikel 3, lid 2, een nieuw punt d), om te verduidelijken dat de verplichting tot eerbiediging van de waarden waarop de Unie berust, zoals bepaald in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, niet alleen van toepassing is op Europese politieke partijen en stichtingen, maar dat deze Europese politieke partijen en stichtingen er ook voor moeten zorgen dat de bij hen aangesloten partijen en organisaties deze waarden eerbiedigen.

De Europese politiek moet de diversiteit van de Europese samenlevingen weerspiegelen. De Europese politieke partijen moeten met name ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen hun interne regels inzake gendergelijkheid opnemen in hun statuten uit hoofde van artikel 4. Bovendien zal artikel 21 worden gewijzigd om Europese politieke partijen te verzoeken om bewijsstukken van de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen wanneer zij om EU-financiering verzoeken. Artikel 30 zal worden gewijzigd om sancties in te voeren wanneer een Europese politieke partij deze bewijsstukken niet levert. De Europese politieke partijen worden tevens aangemoedigd informatie te verstrekken over inclusiviteit en de vertegenwoordiging van minderheden in de bij hen aangesloten partijen.

Artikel 4 bepaalt dat de statuten van de Europese politieke partij interne regels moeten bevatten voor het gebruik van politieke reclame.

In artikel 5 van de verordening zullen de transparantievereisten voor politieke reclame worden vastgelegd. Het artikel voorziet in verplichtingen voor de Europese politieke partijen, namelijk dat: i) de aanbieders van politieke reclamediensten met wie zij samenwerken, hun verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2022/xx volledig moeten nakomen, ii) voor alle politieke reclame waarvoor zij rechtstreeks opdracht geven of die zij rechtstreeks publiceren, passende informatie moet worden opgenomen in de databank die wordt beheerd door de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, en iii) een beleid voor het gebruik van politieke reclame moet worden vastgesteld. Bovendien moeten zij, indien zij met het oog op politieke reclame targeting- of amplificatietechnieken gebruiken die gepaard gaan met de verwerking van persoonsgegevens, ervoor zorgen dat artikel 12 van Verordening (EU) 2022/xx wordt nageleefd.

Voorts voorziet artikel 5 in een verplichting voor de lidstaten om een nationale reguleringsinstantie aan te wijzen die bevoegd is om toezicht te houden op de naleving van de in het artikel uiteengezette vereisten, en verleent het de in artikel 51 van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid om toezicht te houden op het gebruik van targeting- of amplificatietechnieken die gepaard gaan met de verwerking van persoonsgegevens door Europese politieke partijen. Tot slot biedt artikel 5 een basis voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen tot wijziging van de informatie die wordt doorgegeven voor opslag in de databank die wordt beheerd door de Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen, en van de informatie die is opgenomen in het beleid voor het gebruik van politieke reclame.

Het register dat bij artikel 8 wordt opgezet, bevat een databank voor de openbaarmakingen door de Europese politieke partijen krachtens artikel 5.

Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bevat momenteel een lacune wat betreft de vraag of uitgaven al dan niet in aanmerking komen voor EU-financiering gedurende de termijn van drie maanden waarin besluiten tot schrapping zijn genomen maar nog niet in werking zijn getreden. De artikelen 10 en 19 zullen derhalve worden gewijzigd om deze termijn van drie maanden te schrappen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie.

Bij artikel 13 wordt voor de Autoriteit de verplichting ingevoegd om jaarlijks beschrijvende verslagen op te stellen over de besluiten die in de loop van het voorgaande jaar door de nationale reguleringsinstanties zijn genomen waarin is vastgesteld dat een Europese politieke partij een inbreuk heeft gemaakt op artikel 5 van deze verordening.

Momenteel voorziet Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 in een medefinancieringspercentage van respectievelijk 10 % en 5 % voor Europese politieke partijen en stichtingen, dat zij moeten behalen om in aanmerking te komen voor het maximumbedrag van de bijdrage uit de EU-begroting die voor hen beschikbaar is. Aangezien sommige Europese politieke partijen, en met name de kleinere partijen, moeilijkheden ondervinden om de middelen bijeen te brengen die nodig zijn om het medefinancieringspercentage te behalen, zal artikel 20, lid 4, worden gewijzigd om het percentage voor Europese politieke partijen te verlagen tot 5 %, in overeenstemming met het percentage voor Europese politieke stichtingen.

Artikel 20, lid 4, zal ook worden gewijzigd om een medefinancieringspercentage van 0 % in het jaar van de verkiezingen voor het Europees Parlement mogelijk te maken.

Artikel 21 zal worden gewijzigd ter verduidelijking van de vereisten voor de weergave van het logo van de Europese politieke partij waarbij een aangesloten partij is aangesloten, teneinde de zichtbaarheid van Europese politieke partijen op nationaal niveau te vergroten. Artikel 30 zal worden gewijzigd om sancties op te nemen indien een Europese politieke partij in haar verzoek om EU-financiering niet aantoont dat haar logo door de bij haar aangesloten partijen wordt weergegeven.

Artikel 21 bevat ook de verplichting voor een Europese politieke partij om bij haar verzoek om financiering uit de begroting van de Europese Unie aan te tonen dat zij voldoet aan artikel 5 van deze verordening. Zij moet bij haar verzoek bewijsstukken voegen waaruit blijkt dat zij een beleid heeft voor het gebruik van politieke reclame dat actueel wordt gehouden, en dat zij dat beleid gedurende de twaalf maanden die voorafgaan aan de uiterste datum voor de indiening van verzoeken heeft uitgevoerd.

Om lacunes in de transparantieregeling inzake donaties te dichten, wordt in artikel 23 een zorgvuldigheidsmechanisme ingevoerd voor donaties van meer dan 3 000 EUR. Daarnaast zal artikel 23 ook worden gewijzigd om de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen de bevoegdheid te geven donoren rechtstreeks om aanvullende informatie te verzoeken wanneer zij redenen heeft om te vermoeden dat een donatie is gedaan die in strijd is met de verordening. De wijziging van artikel 36 zal zorgen voor meer transparantie ten aanzien van het publiek door de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen en het Europees Parlement te verplichten informatie in een open, machineleesbaar formaat te publiceren en de wekelijkse verslagen over donaties en over hun uitgaven, die de Autoriteit van de Europese politieke partijen ontvangt in de periode van zes maanden voorafgaand aan de verkiezingen voor het Europees Parlement, te publiceren.

Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 staat Europese politieke partijen en stichtingen niet uitdrukkelijk toe bijdragen te innen van bij hen aangesloten leden waarvan de zetel buiten de Europese Unie is gevestigd. In het arrest van het Gerecht van 25 november 2020 in zaak T-107/19 is bevestigd dat een partij buiten de EU niet onder de definitie van “politieke partij” in de zin van Verordening (EG) nr. 2004/2003 valt, aangezien zij niet “erkend is door, of opgericht is in overeenstemming met, de rechtsorde van ten minste één lidstaat”. Bijgevolg oordeelde het Hof dat betalingen van buiten de EU gevestigde leden niet als bijdragen konden worden beschouwd, maar alleen als donaties. Dit verbod verhindert Europese politieke partijen en stichtingen echter om nauwere banden te smeden met gelijkgestemde leden buiten de EU. De artikelen 23, leden 9 en 10, zullen daarom worden gewijzigd om Europese politieke partijen en stichtingen in staat te stellen bijdragen te innen van leden die gevestigd zijn in landen die lid zijn van de Raad van Europa. Om het risico van buitenlandse inmenging te beperken en de evenredigheid te waarborgen, worden bijdragen van leden buiten de EU begrensd tot maximaal 10 % van de totale bijdragen (die op hun beurt beperkt blijven tot 40 % van de jaarlijkse begroting van de partij of stichting). Dit plafond moet, samen met de verplichting voor Europese politieke partijen om ervoor te zorgen dat de bij hen aangesloten partijen die buiten de Unie gevestigd zijn, waarden in acht nemen die gelijkwaardig zijn aan de waarden die zijn neergelegd in artikel 2 VEU, de nodige waarborgen bieden met betrekking tot buitenlandse financiering.

Om Europese politieke partijen in staat te stellen het debat over Europese aangelegenheden op nationaal niveau te bevorderen, zullen deze partijen de middelen uit de EU-begroting kunnen gebruiken in campagnes voor nationale referenda over kwesties in verband met de uitvoering van de Verdragen, overeenkomstig het gewijzigde artikel 25.

Artikel 30 zal worden gewijzigd om de sancties die de Autoriteit Europese politieke partijen en stichtingen oplegt, aan te passen. In het geval van niet-kwantificeerbare inbreuken op de verordening wordt de sanctieregeling evenrediger gemaakt en beter geschikt voor het beoogde doel.

Artikel 32 zal worden gewijzigd om de samenwerking tussen de Autoriteit en de ordonnateur van het Europees Parlement bij de uitvoering en uitlegging van de verordening te versterken en zo de rechtszekerheid voor Europese politieke partijen en stichtingen te vergroten. Artikel 33 moet worden verduidelijkt en uitdrukkelijk verwijzen naar het recht van Europese politieke partijen en stichtingen om te worden gehoord voordat sancties worden opgelegd. Dit is met name van belang omdat de verordening momenteel niet voorziet in administratief beroep tegen de besluiten van de Autoriteit. Bovendien zal in het eerste evaluatieverslag na de vaststelling van de herschikte verordening worden beoordeeld of het eventueel noodzakelijk is tussentijds beroep in te stellen tegen de besluiten van de Autoriteit.

Artikel 40 wordt gewijzigd om daarin delegatiebevoegdheden op te nemen met betrekking tot artikel 5, leden 2 en 3. Ten slotte wordt ook artikel 44 betreffende overgangsbepalingen gewijzigd om overgangsbepalingen vast te stellen voor artikel 5, lid 3, en artikel 21, punten 4 en 5.


 1141/2014