Toelichting bij COM(2021)534 - Standpunt EU in het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied (“Verdrag van Helsinki”) inzake wijziging van bijlage III, deel II, bij dat verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied in verband met de voorgenomen goedkeuring van een aanbeveling tot wijziging van bijlage III, deel II, van het Verdrag van Helsinki

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag van Helsinki

Het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied (hierna “het verdrag” genoemd) heeft tot doel het mariene milieu van de Oostzee te beschermen tegen alle bronnen van verontreiniging, industrialisering en andere menselijke activiteiten. Het verdrag is op 3 mei 1980 in werking getreden. Het verdrag is in 1992 gewijzigd.

De Europese Unie is partij bij het verdrag 1 .

2.2.De Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied (Helcom)

De Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied — ook bekend als de Helsinki-commissie (Helcom) — bestaat uit vertegenwoordigers van elk van de tien partijen 2 bij het verdrag. De commissie komt met regelmatige tussenpozen bijeen, en telkens wanneer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Tot haar taken behoort het toezicht op de uitvoering van het verdrag en de controle van de toestand van het maritieme gebied, de doeltreffendheid van de vastgestelde maatregelen, de prioriteiten en de behoefte aan aanvullende of andere maatregelen.

Overeenkomstig artikel 23 van het verdrag heeft elke verdragsluitende partij één stem in de commissie. De EU heeft recht op een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal lidstaten dat partij is bij het verdrag. De EU oefent haar stemrecht niet uit wanneer de lidstaten hun stemrecht uitoefenen en omgekeerd.

Overeenkomstig artikel 19, lid 5, van het verdrag neemt de commissie haar besluiten met eenparigheid van stemmen van de verdragsluitende partijen, tenzij anders bepaald.

2.3.De beoogde handeling van de Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied

De Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied zal op zijn ministeriële bijeenkomst van Helcom op 20 oktober 2021 een aanbeveling tot wijziging van bijlage III, deel II, bij het Verdrag van Helsinki goedkeuren (“de beoogde handeling”).

De beoogde wijziging strekt ertoe de vereisten van bijlage III, deel II, bij het verdrag te moderniseren door rekening te houden met recente ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis over goede landbouwpraktijken en een nieuwe woordenlijst, rekening houdend met de bestaande EU-wetgeving, en een nieuw lid over recycling van nutriënten toe te voegen op basis van de resultaten van de in 2018 onder het EU-voorzitterschap in Brussel gehouden ministeriële bijeenkomst van de commissie.

De vaststelling van de beoogde handeling opent de stilzwijgende aanvaardingsprocedure van artikel 32 van het verdrag om bijlage III, deel II, bij dat verdrag te wijzigen. De wijziging van bijlage III, deel II, van het verdrag zal bindend zijn voor de Unie.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Er is herhaaldelijk erkend dat de mariene biodiversiteit en ecosystemen in de Oostzee, ook in maritieme gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, moeten worden beschermd.

De wijziging van bijlage III, deel II, van het Verdrag van Helsinki tot het voorkomen van verontreiniging door de landbouw heeft tot doel de voorschriften van het verdrag te moderniseren. Met name punt 3 over mestopslag en punt 6 over het op of in de bodem brengen van organische mest zijn aangepast om rekening te houden met recente ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis over goede landbouwpraktijken. Verder wordt een nieuw lid over recycling van nutriënten toegevoegd om de verbintenissen weer te geven die in dit verband in de verklaring van Helcom van 2018 onder het EU-voorzitterschap zijn aangegaan, alsook een nieuwe woordenlijst, rekening houdend met de bestaande EU-wetgeving.

Met het oog op de ministeriële bijeenkomst van Helcom in oktober 2021 is het nodig het standpunt van de Unie te bepalen omdat de beoogde aanbeveling de stilzwijgende aanvaardingsprocedure van artikel 32 van het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied opent om bijlage III, deel II, bij dat verdrag te wijzigen. De wijziging van bijlage III, deel II, van het verdrag zal bindend zijn voor de Unie. Aangezien de beoogde wijziging van de bijlage de eisen inzake de bescherming van de Oostzee zal moderniseren, de internationale verbintenissen en ambities van de EU zal wijzigen en de bescherming van het milieu zal verbeteren, wordt voorgesteld dat de Unie de goedkeuring van de aanbeveling steunt.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied.

De door de Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen omdat zij de stilzwijgende aanvaardingsprocedure van artikel 32 van het verdrag opent om bijlage III, deel II, van het verdrag te wijzigen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.


4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de bescherming van het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.