Toelichting bij COM(2021)484 - Standpunt EU in verband met de wijzigingen van aanhangsels 2, 2A en 5 van bijlage II bij de Handelsovereenkomst met Colombia, Peru en Ecuador

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit van de Raad tot bepaling van het namens de Unie in het Handelscomité Colombia, Ecuador, Peru—EU in te nemen standpunt in verband met de beoogde vaststelling van een besluit van het Handelscomité dat is ingesteld bij de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds (hierna “de Handelsovereenkomst” genoemd) 1 .

Dat besluit betreft de actualisering in het geharmoniseerde systeem (GS) 2 van 2012 en 2017 van de in aanhangsels 2, 2A en 5 van bijlage II betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (“bijlage II”) bij de Handelsovereenkomst opgenomen lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen (“productspecifieke regels”).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Handelsovereenkomst Colombia, Ecuador, Peru—EU

De Handelsovereenkomst beoogt de bilaterale handel tussen de EU en Colombia, Ecuador en Peru te intensiveren. De Handelsovereenkomst is voorlopig van toepassing, sinds 1 maart 2013 met Peru, sinds 1 augustus 2013 met Colombia, en sinds 1 januari 2017 met Ecuador.

2.2.Het Handelscomité

Het Handelscomité kan bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Handelsovereenkomst wijzigingen aan de in bijlage II bij de Handelsovereenkomst vastgestelde specifieke oorsprongsregels aanbrengen. Het Handelscomité neemt zijn besluiten bij consensus van de vertegenwoordigers van de EU en de overeenkomstsluitende Andeslanden (Colombia, Ecuador en Peru).

2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité

Het Handelscomité moet via de schriftelijke procedure een besluit betreffende aanhangsels 2, 2A en 5 van bijlage II bij de Handelsovereenkomst vaststellen. De beoogde handeling heeft ten doel de “productspecifieke” oorsprongsregels in overeenstemming te brengen met de versies van 2012 en 2017 van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (GS).

De beoogde handeling wordt bindend voor de partijen, overeenkomstig artikel 14, lid 2, van de Handelsovereenkomst, dat luidt: “De besluiten van het Handelscomité zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan”.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De beoogde handeling betreft aanhangsels 2, 2A en 5 van bijlage II bij de Handelsovereenkomst met betrekking tot de “productspecifieke” oorsprongsregels. Naar aanleiding van de 7e bijeenkomst van het Subcomité Colombia, Ecuador, Peru—EU voor douane, handelsbevordering en oorsprongsregels van 4-6 november 2019 en de daaropvolgende correspondentie is overeengekomen de “productspecifieke” oorsprongsregels in overeenstemming te brengen met de versies van 2012 en 2017 van het geharmoniseerde systeem (GS). Kleine fouten in de aanhangsels moeten eveneens worden gecorrigeerd.

Aanhangsels 2 en 2A van bijlage II

De lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen is opgenomen in aanhangsel 2 van bijlage II. Een addendum bij die lijst is opgenomen in aanhangsel 2A van bijlage II. Deze productspecifieke regels zijn gebaseerd op de versie van 2007 van het geharmoniseerde systeem (GS), die achterhaald is omdat er in 2012 en 2017 actualiseringen hebben plaatsgevonden. De beoogde handeling heeft ten doel die actualiseringen te weerspiegelen.

Aanhangsel 5 van bijlage II

Voor bepaalde zeevisproducten van oorsprong uit Peru die naar de Europese Unie worden uitgevoerd, gelden jaarlijkse contingenten, zoals uiteengezet in aanhangsel 5 van bijlage II. Net als aanhangsels 2 en 2A moet dit in overeenstemming met de versies van 2012 en 2017 van het geharmoniseerde systeem worden gebracht.

Het is een goede praktijk van de EU om de “productspecifieke” oorsprongsregels in overeenstemming te brengen met de actualiseringen van het geharmoniseerde systeem (GS). Het geharmoniseerde systeem (GS) 2022 gaat op 1 januari 2022 van start, maar het is toch gunstig de wijzigingen van 2012 en 2017 aan de “productspecifieke” oorsprongsregels van het geharmoniseerde systeem (GS) weer te geven, zodat exporteurs gemakkelijker de correlatie met het geharmoniseerde systeem (GS) 2022 kunnen bepalen.

Het voorstel heeft betrekking op de uitvoering van een preferentiële handelsovereenkomst die is gesloten als onderdeel van het gemeenschappelijk handelsbeleid, waarvoor de Unie exclusief bevoegd is.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Handelscomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds.

De door het Handelscomité vast te stellen handeling, in dit geval een besluit, is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling is verbindend krachtens internationaal recht, overeenkomstig artikel 14, lid 2, van de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien bij de handeling van het Handelscomité de aanhangsels van bijlage II bij de Handelsovereenkomst zullen worden gewijzigd, is het passend dat besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.