Toelichting bij COM(2021)455 - Blended leren voor hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Gelijke toegang voor iedereen tot hoogwaardig onderwijs is van cruciaal belang voor zowel de economische als de sociale vooruitgang. Het onderwijsbeleid moet alle burgers de mogelijkheid bieden hun volledige potentieel te verwezenlijken en door middel van een leven lang leren hun competenties te ontwikkelen. Dit is de belangrijkste boodschap van de volgende documenten: de mededeling van de Commissie, Oprichting van een Europese pijler van sociale rechten 1 ; de visie op een Europese onderwijsruimte 2 ; het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 3 ; de resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder (2021–2030) 4 ; en de conclusies van de Raad over kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding ter bevordering van onderwijssucces voor iedereen 5 . De verwezenlijking van deze doelstelling is nog dringender geworden gezien de uitdagingen op onderwijsgebied die tijdens de COVID‑19-pandemie naar voren zijn gekomen.

1) Met de voorgestelde aanbeveling aan te pakken uitdagingen

Door de sluiting van scholen en de bredere maatschappelijke beperkingen als gevolg van de COVID-19-pandemie zijn de sterke en zwakke punten van het basis- en secundair onderwijs, waaronder beroepsonderwijs en -opleiding, duidelijk geworden. De onderwijs- en opleidingsstelsels hebben blijk gegeven van een enorm vermogen om te innoveren en nieuwe benaderingen te volgen 6 , maar hebben ook aanzienlijke tekortkomingen doordat er onvoldoende bereidheid is om gebruik te maken van verschillende leeromgevingen en ‑instrumenten.

–Voor lerenden was het leerproces vaak langzamer en minder diepgaand en liep het soms vertraging op. Het werd over het algemeen bemoeilijkt doordat er geen sprake was van systematische aanwezigheid en ritme in de klas en doordat er geen nauwe interactie met de leerkrachten en medeleerlingen was.

–Het lichamelijke, geestelijke en emotionele welzijn kwam in bepaalde gevallen in het gedrang, omdat veel scholen geen gestructureerde activiteiten of toegang tot faciliteiten konden aanbieden en de gezondheid en motivatie van kinderen afhankelijk waren van wat hun gezin en hun thuisomgeving konden bieden 7 .

–Veel gezinnen en lerenden, met name uit kansarme groepen, beschikten niet over de nodige capaciteiten en middelen om thuis te leren 8 . Dit was een zorgwekkende situatie voor leerlingen die normaal gesproken gerichte leerondersteuning zouden krijgen op school, gesubsidieerde en gezonde maaltijden 9 of toegang tot allerlei buitenschoolse activiteiten, waaronder fysieke activiteiten.

–Veel systemen, scholen en opvoeders waren qua digitale competentie en middelen – waaronder connectiviteit en infrastructuur – niet voorbereid op een dergelijke verandering 10 . Sommige leerkrachten uit het basis- en middelbaar onderwijs wezen op een gebrek aan duidelijke begeleiding en communicatie vanuit de overheid. Zij gaven ook aan dat het ontbrak aan ondersteuning en opleiding bij het ontwikkelen van leerplannen voor perioden waarin alle, of toch een groot deel van de leerlingen thuis zouden leren.

–Belangrijke onderwijsprofessionals – bezoekende specialisten, contactpersonen voor thuisonderwijs, opvoeders in culturele organisaties en opleiders en mentoren op het gebied van werkplekleren – en hun middelen konden niet meer op de scholen komen.

–De wetenschappelijke en kunstvakken en beroepsonderwijs en -opleiding werden allemaal verstoord, doordat zij afhankelijk zijn van toegang tot bepaalde ruimten, laboratoria en apparatuur en van toezicht door opgeleide professionals, doorgaans om pedagogische en veiligheidsredenen.

–Scholen ondervonden moeilijkheden om de persoonlijke en sociale voordelen te behouden die voortvloeien uit het behoren tot een schoolgemeenschap wanneer de leerlingen niet ter plaatse aanwezig waren.

Het nastreven van het doel – namelijk het bevorderen van de kwaliteit en inclusiviteit van onderwijs en opleiding – beperkt zich geenszins tot de context van COVID-19. De huidige uitdagingen bij de opzet van onderwijs en opleiding blijven bestaan: het opbouwen van zinvolle leerervaringen in verschillende omgevingen en voor lerenden van verschillende leeftijden, met verschillende vaardigheden en die zich in verschillende omstandigheden bevinden; ondersteuning van brede competentieontwikkeling die afgestemd is op de behoeften van de lerenden in de mondiale samenleving van nu en van de toekomst; ondersteuning van het welzijn, en ondersteuning van opvoeders en scholen om hun eigen organisatorische en pedagogische aanpak in het belang van alle leerlingen aan te passen en te blijven verbeteren. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden en de capaciteit te vergroten, moet een aanpak van blended leren coherent worden toegepast binnen het onderwijs- en opleidingsstelsel, als onderdeel van een cultuur van voortdurende verbetering.

2) Doelstellingen van de voorgestelde aanbeveling

Deze voorgestelde aanbeveling maakt deel uit van de onmiddellijke respons op de lessen die zijn getrokken uit de COVID-19-pandemie, toen veel bestaande uitdagingen en ongelijkheden verergerd werden en aan het licht kwamen. In de aanbeveling worden maatregelen op kortere termijn voorgesteld om de meest dringende lacunes die tot nu toe zijn vastgesteld, aan te pakken en de gevolgen voor de jongere generatie op te vangen. Tegelijkertijd wordt een koers uitgezet voor het combineren van leeromgevingen en -middelen in het basis- en middelbaar onderwijs, wat kan bijdragen tot de opbouw van veerkrachtigere onderwijs- en opleidingsstelsels in overeenstemming met het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 en de Europese onderwijsruimte, en wat zal helpen de doelstellingen van het digitale decennium 11 te realiseren. Doel is de inclusiviteit en de kwaliteit van onderwijs en opleiding te verbeteren en de brede competentieontwikkeling van alle lerenden te verbeteren.

In de voorgestelde aanbeveling wordt niet gepleit voor algehele invoering van een verminderde aanwezigheid van opvoeders in het leerproces en wordt niet aangemoedigd dat meer uren voor een scherm worden doorgebracht. Evenmin is het de bedoeling dat drukwerk, papier en potloden in het basis- en middelbaar onderwijs overhaast en lukraak worden vervangen door digitale technologieën 12 . Een wildgroei aan platforms en communicatiekanalen kan het risico op digitale vermoeidheid en organisatorische burn-out voor leerlingen, opvoeders en ouders vergroten. In plaats daarvan streeft de voorgestelde aanbeveling als onderdeel van het herstel van de COVID-19-pandemie ernaar de voortdurende ontwikkeling en verbetering van een evenwichtig schoolonderwijs te ondersteunen (wat pedagogie en leermateriaal betreft), dat hoge kwaliteit en inclusiviteit bevordert, met als bijkomend voordeel dat zij voldoende veerkrachtig en flexibel is.

3) Specifieke bepalingen van de aanbeveling

Blended leren in formeel onderwijs en formele opleiding vindt plaats wanneer een school, leerkracht of lerende in het leerproces meer dan één benadering volgt:

–het combineren van klassikaal en afstandsonderwijs, en

–het combineren van verschillende leermiddelen – zowel digitaal (waaronder online) als niet-digitaal – als onderdeel van leertaken.

Om een optimaal gebruik van blended leren te waarborgen, moeten de leerkrachten en lerenden worden uitgerust met de nodige kennis, vaardigheden en attitudes en openstaan voor het gebruik van passende digitale instrumenten en voor veranderingen in leermethoden. Ook moet de aanpak van blended leren flexibel genoeg zijn om te worden afgestemd op de behoeften van de lerenden en opvoeders in staat te stellen ze aan te passen aan hun context en aan de doelgroep. Het scheppen van voorwaarden die bevorderlijk zijn voor gemengd leren hangt ook af van de middelen die de lerenden ter beschikking hebben en de organisatie, de cultuur en de middelen van de school, d.w.z. toegang tot passende, betaalbare en goed functionerende omgevingen en hulpmiddelen. Om dit te bereiken legt deze aanbeveling de nadruk op de noodzaak om maatregelen te nemen op verschillende niveaus (op het niveau van de school en haar lokale ecosysteem, van de lidstaat of van het regionale onderwijsstelsel; waar nodig met ondersteuning op EU-niveau) en voor verschillende tijdshorizonnen: op korte termijn als onmiddellijke reactie op de pandemie en op middellange termijn, waarbij deze aanpak wordt gebruikt om hoogwaardig en inclusief onderwijs te bevorderen.

4) Complementariteit met andere initiatieven

De voorgestelde aanbeveling is bedoeld als aanvulling op andere initiatieven van de Commissie om gerelateerde uitdagingen voor het schoolonderwijs aan te pakken, namelijk de acties in het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 13 en het initiatief “Pathways to School Success” in het kader van de Europese onderwijsruimte, om alle leerlingen te helpen basisvaardigheden te verwerven en het hoger secundair onderwijs af te ronden, de vaardighedenagenda voor Europa 14 , en met name de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding 15 , die een gemoderniseerde EU-beleidsvisie op beroepsonderwijs en -opleiding voorstelt, waaronder digitalisering en het gebruik van blended leren. De voorgestelde aanbeveling is ook een aanvulling op andere initiatieven in het kader van het Erasmus+-programma, waaronder Erasmus+ Teacher Academies.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·

Rechtsgrondslag



Het initiatief is in overeenstemming met de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 165 bepaalt dat de Unie bijdraagt tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel. Artikel 165, lid 2, bepaalt voorts dat het optreden van de Unie op onderwijsgebied er ten dele op gericht is de ontwikkeling van het onderwijs op afstand te stimuleren. In artikel 166 staat dat de Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer moet leggen om de activiteiten van de lidstaten te versterken en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

Het initiatief voorziet niet in een uitbreiding van de regelgevingsbevoegdheid van de EU en legt de lidstaten geen dwingende verbintenissen op. De lidstaten bepalen zelf, afhankelijk van hun nationale situatie, hoe zij de aanbeveling uitvoeren.

·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De lidstaten hebben hun eigen cultuur en wetgeving voor de opzet en de organisatie van het leren. Zij zijn volledig verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijs en de organisatie van hun onderwijs- en opleidingsstelsels. De lidstaten hebben echter met een aantal gemeenschappelijke problemen te maken wat de paraatheid van hun onderwijs- en opleidingsstelsels betreft, zoals blijkt uit de impact van de COVID-19-pandemie op lerenden, hun gezinnen, leerkrachten, opleiders en instellingshoofden. De aanbeveling heeft als doel de lidstaten te helpen de paraatheid en veerkracht van hun onderwijs- en opleidingsstelsels te versterken door evenwichtige benaderingen voor blended leren te ontwikkelen.

De toegevoegde waarde van deze voorgestelde aanbeveling op EU-niveau ligt in het vermogen van de EU om:

–een gemeenschappelijke aanpak te faciliteren van kortetermijnoplossingen voor problemen die zich tijdens de pandemie hebben voorgedaan en die lacunes in leerresultaten hebben veroorzaakt of versterkt;

–een gemeenschappelijk Europees begrip te bevorderen van de mogelijkheden die worden gecreëerd door blended leren, waaronder het verbeteren van de kwaliteit en inclusiviteit van onderwijs en opleiding, en de brede competentieontwikkeling en het welzijn van lerenden;

–de uitwisseling van expertise en beste praktijken tussen beleidsmakers, onderzoekers en opvoeders op het niveau van onderwijsstelsels en scholen te vergemakkelijken;

–initiatieven op EU-niveau te ondersteunen om de competentieontwikkeling van opvoeders en lerenden op het gebied van omgevingen en middelen voor blended leren te bevorderen, en

–investeringen in de bovengenoemde gebieden aan te moedigen.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zet het voorstel een koers uit voor omgevingen en middelen voor blended leren in het basis- en middelbaar onderwijs en doet het hiervoor aanbevelingen.

·

Evenredigheid



Noch de inhoud noch de vorm van deze voorgestelde aanbeveling gaat verder dan wat nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. De verbintenissen die de lidstaten zullen aangaan, zijn vrijwillig van aard en elke lidstaat blijft vrij om te beslissen welke aanpak hij wil volgen.

·

Keuze van het instrument



Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet dit Verdrag in de aanneming van aanbevelingen door de Raad, op voorstel van de Commissie.

Een aanbeveling van de Raad is een passend instrument op het gebied van onderwijs en opleiding, omdat de EU op dit gebied een ondersteunende verantwoordelijkheid heeft. Het is een instrument dat al vaak voor Europese maatregelen op deze gebieden is gebruikt. Als juridisch instrument duidt een aanbeveling op het belang dat de lidstaten aan de gepresenteerde maatregelen hechten en biedt een aanbeveling een sterkere politieke grondslag voor samenwerking op dit gebied, met volledige eerbiediging van de bevoegdheid van de lidstaat op het gebied van onderwijs en opleiding.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

·Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

·

Raadpleging van belanghebbenden



In 2020 en 2021 heeft de Europese Commissie overleg gepleegd met vertegenwoordigers van ministeries van onderwijs, Europese netwerkorganisaties (lerarenopleiders, ouders, studenten, werkgevers, vakbonden), opvoeders en andere leden van het grote publiek. Aanvullende benaderingen en omstandigheden zijn nuttig gebleken om een beter inzicht te krijgen in de uitdagingen en mogelijkheden op dit gebied: onlinevergaderingen en -webinars; enquêtes voor specifieke doelgroepen op het gebied van schoolonderwijs en -opleiding, en onderzoeksprojecten.

Een belangrijke fase was de openbare raadpleging van februari tot en met september 2020 als onderdeel van de voorbereidende werkzaamheden voor de mededeling over het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027. Daarbij lag de nadruk op de impact van de COVID-19-pandemie en werden meer dan 2 700 antwoorden uit 60 landen verzameld. Er vond ook een raadpleging van Europese scholieren plaats via de eTwinning-onlinegemeenschap van leerkrachten en schoolleiders.

·Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel is gebaseerd op een breed scala aan verslagen en studies over: pedagogische benaderingen van de ontwikkeling van sleutelcompetenties; professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders; het gebruik van digitale technologie in het schoolonderwijs, en de governance van het schoolonderwijs. Voor specifieke aspecten is ook input geleverd door drie deskundige consultants die zijn aangetrokken in het kader van onderwijs en opleiding 2020 16 . Bij de evaluatie is rekening gehouden met verslagen en studies van de OESO, de Unesco en de Raad van Europa en met de werkzaamheden van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie (met name wat betreft pedagogische benaderingen van de ontwikkeling van sleutelcompetenties, het gebruik van digitale technologie in het schoolonderwijs en de leerervaringen van kinderen en gezinnen in de eerste fasen van de pandemie). Deze informatie is te vinden in het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie.


·

Effectbeoordeling



Aangezien de maatregelen de initiatieven van de lidstaten aanvullen en de voorgestelde activiteiten op vrijwillige basis worden uitgevoerd, en gezien de reikwijdte van de verwachte effecten, is er geen effectbeoordeling uitgevoerd. De ontwikkeling van het voorstel was gebaseerd op eerdere onderzoeken, raadpleging van de lidstaten en de openbare raadpleging.

·Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

·Grondrechten

Deze voorgestelde aanbeveling eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, namelijk het recht op onderwijs (artikel 14), en het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8). Persoonsgegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor specifieke doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet; bovendien heeft eenieder het recht van inzage in de over haar/hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan. De maatregelen zullen worden uitgevoerd in overeenstemming met de EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) 17 .

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit initiatief vergt geen extra middelen uit de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Om de uitvoering te ondersteunen, stelt de Commissie voor om in samenwerking met de lidstaten specifieke richtsnoeren, handboeken en andere concrete hulpmiddelen te ontwikkelen op basis van feitelijke gegevens, peer-learningactiviteiten en het in kaart brengen van goede praktijken. Hiermee worden de vastgestelde lacunes in de ondersteuning van de ontwikkeling van een aanpak van blended leren op het niveau van scholen en onderwijsstelsels opgevuld.

De Commissie is voornemens verslag uit te brengen over het gebruik van de aanbeveling in het kader van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder.

·Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

·Samenvatting van de aanbeveling en het werkdocument van de diensten van de Commissie

In de ontwerpaanbeveling worden richtsnoeren en maatregelen voorgesteld die door de lidstaten kunnen worden uitgevoerd om de kortetermijngevolgen van de pandemie aan te pakken, en voor een evenwichtige en doelgerichte aanpak van blended leren die moet leiden tot hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs. Zij zet het engagement van de Europese Commissie uiteen om de acties van de lidstaten op dit gebied aan te vullen en te ondersteunen.

Het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie bevat een breed scala aan recente onderzoeksgegevens alsmede de standpunten en ervaringen van de Europese belanghebbenden ter onderbouwing van de voorgestelde aanbeveling, en geeft voorbeelden van bestaande beleidsmaatregelen en projecten op een snel evoluerend gebied.