Toelichting bij COM(2020)835 - Standpunt dat namens de EU in het Gemengd Comité bij art. 218(9) van het terugtredingsakkoord van het VK uit de EU met betrekking tot landbouwsubsidies

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad instemt met het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd), met betrekking tot een besluit van het Gemengd Comité betreffende de in artikel 10, lid 2, van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het terugtrekkingsakkoord (hierna “het protocol” genoemd) bedoelde vrijstelling van de toepassing van de staatssteunregels van de Unie – die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van het protocol op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn geworden – voor landbouwsubsidies, met inbegrip van maatregelen ter ondersteuning van visserij- en aquacultuurproducten. Overeenkomstig artikel 10, lid 2, in samenhang met bijlage 6 van het protocol moet in dit besluit ten minste het volgende worden vastgesteld: i) het maximaal totaal jaarlijks niveau van de vrijgestelde steun, en ii) het minimumpercentage van de in artikel 10 van het protocol bedoelde vrijgestelde steun dat moet voldoen aan de WTO-regels (groene doos).

2. Achtergrond van het voorstel

Krachtens artikel 10 van het protocol gelden voor alle maatregelen van het Verenigd Koninkrijk ter ondersteuning van de productie van en de handel in landbouwproducten in Noord-Ierland de in bijlage 5 bij het protocol vermelde staatssteunregels van de Unie indien die maatregelen van invloed zijn op die handel tussen Noord-Ierland en de Unie. In datzelfde artikel is voorzien in een vrijstelling van de toepassing van het recht van de Unie tot een bepaald maximaal totaal jaarlijks niveau van steun, mits een bepaald minimumpercentage van die vrijgestelde steun voldoet aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO.

Overeenkomstig bijlage 6 bij het protocol bepaalt het Gemengd Comité het initiële maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun en het initiële minimumpercentage, en houdt het daarbij rekening met de meest recente informatie die beschikbaar is.

Krachtens het protocol wordt het initiële maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun voor de landbouwsector onder meer gebaseerd op de opzet van de toekomstige landbouwsteunregeling van het Verenigd Koninkrijk, alsook op het jaargemiddelde van het totaalbedrag van de in Noord-Ierland verrichte uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op grond van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020.

Krachtens het protocol wordt het initiële minimumpercentage dat van toepassing is op het maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun voor de landbouwsector, onder meer gebaseerd op de opzet van de landbouwsteunregeling van het Verenigd Koninkrijk, alsook op het percentage waarmee de totale uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de Unie voldeden aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO, zoals meegedeeld met betrekking tot de betrokken periode.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Vaststelling van het maximale totale jaarlijkse steunniveau en minimumpercentage dat voldoet aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO

Het maximale totale jaarlijkse steunniveau wordt vastgesteld op basis van de toewijzingen voor uitgaven voor zowel pijler I als pijler II in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).

Voor pijler I (Europees Landbouwgarantiefonds - ELGF) is het desbetreffende uitgavenniveau berekend op basis van twee hoofdelementen: de toewijzingen door het Verenigd Koninkrijk van uitgaven voor rechtstreekse betalingen en de uitgaven in verband met marktondersteunende maatregelen, uitgaande van de jaardeclaraties inzake de goedkeuring van de rekeningen voor de begrotingsjaren 2014-2019. Deze laatstgenoemde uitgaven omvatten uitgaven die het betaalorgaan van het VK in het kader van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) heeft gedaan voor Noord-Ierland. Aangezien er nog geen goedgekeurde rekeningen zijn voor het begrotingsjaar 2020, is het gemiddelde jaarlijkse bedrag berekend op basis van de periode 2014-2019 en is het totale bedrag gedeeld door zes.

Voor pijler II (Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling - Elfpo) is het in aanmerking genomen bedrag gebaseerd op de gemiddelde toewijzing voor 7 jaar in het goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma (met inbegrip van aanvullende nationale financiering en aanvullende financiering buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).

In een jaar met een ernstige en onvoorziene crisis moet het maximale totale jaarlijkse steunniveau worden verhoogd.

Het maximale niveau van vrijgestelde steun voor de visserij wordt ook bepaald door de gemiddelde uitgaven in het kader van het meerjarig financieel kader (2014-2020). Het wordt vastgesteld als het maximale steunniveau over een periode van vijf jaar, met een jaarlijks plafond.

Om ervoor te zorgen dat de kwantitatieve vrijstelling van een bepaald steunniveau van de toepassing van de staatssteunregels van de Unie niet leidt tot een kwalitatieve ondermijning van de in het Unierecht vastgelegde materiële vereisten voor steun in de visserijsector, geeft het besluit van het Gemengd Comité de subsidiabiliteitscriteria weer voor de soorten concrete acties die overeenkomstig het Unierecht in aanmerking komen voor steun, door bepaalde te financieren concrete acties uit te sluiten van het vrijgestelde bedrag.

Het minimumpercentage van de vrijgestelde steun dat moet voldoen aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO, is gebaseerd op het gemiddelde percentage EU-steun dat aan de bepalingen voldoet. Dat percentage is berekend op basis van de kennisgevingen van de EU aan de WTO inzake binnenlandse steun voor de EU-begrotingsjaren 2014 tot en met 2018, d.w.z. de laatste jaren binnen het huidige MFK waarvoor kennisgevingen beschikbaar zijn (gemiddelde over vijf jaar).

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het door het Gemengd Comité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166 van de overeenkomst bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

In het besluit inzake “landbouwsubisdies” worden de voorwaarden vastgesteld voor de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord, dat op basis van artikel 50 is gesloten. Aangezien het protocol inzake Noord-Ierland een handelsovereenkomst is tussen de EU en het VK met betrekking tot Noord-Ierland, is de rechtsgrondslag eveneens artikel 207 VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 50 VEU en artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 50, VEU, en artikel 207, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Gemengd Comité uitvoering geeft aan een aantal bepalingen van het terugtrekkingsakkoord, is het passend het besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.