Toelichting bij COM(2020)671 - Standpunt EU in de Internationale Suikerraad betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Internationale Suikerovereenkomst 1992

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Internationale Suikerraad (ISC) in verband met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Internationale Suikerovereenkomst 1992.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Internationale Suikerovereenkomst 1992

De Internationale Suikerovereenkomst 1992 1 (hierna “de overeenkomst” genoemd) heeft tot doel te zorgen voor nauwere internationale samenwerking in verband met suiker en daarmee samenhangende aangelegenheden, een forum te bieden voor intergouvernementeel overleg inzake suiker en inzake maatregelen ter verbetering van de wereldsuikereconomie, de handel te vergemakkelijken via het verzamelen en verstrekken van informatie over de wereldmarkt voor suiker en andere zoetstoffen, en de vraag naar suiker aan te wakkeren, met name voor andere dan traditionele doeleinden.

De overeenkomst is op 1 januari 1993 in werking getreden.

De Unie is partij bij de overeenkomst 2 .

2.2.Internationale Suikerorganisatie

De Internationale Suikerorganisatie (ISO), die de overeenkomst beheert, is een in Londen gevestigde intergouvernementele organisatie die streeft naar verwezenlijking van de in artikel 1 van de overeenkomst vastgelegde doelen.

Deze doelen worden nagestreefd door verbetering van de markttransparantie via het verzamelen en publiceren van statistische informatie en studies over mondiale productie, prijzen, invoer en uitvoer, verbruik en suikervoorraden.

Momenteel bestaat de ISO uit 87 leden, waaronder veel van ’s werelds grootste suikerproducenten en suikerimporteurs. Naast de Unie zijn onder meer Brazilië, India, Thailand, Australië, de Russische Federatie en Cuba lid. Het laatste land dat tot de ISO is toegetreden, is Sri Lanka, dat op 6 augustus 2013 lid is geworden. De 87 leden van de ISO hebben in totaal 2 000 stemmen.

Voor de begrotingsprocedures (zie artikel 25 van de overeenkomst), dat wil zeggen voor de vaststelling van de jaarlijkse financiële bijdrage van de leden, beschikt de Unie in 2020 3 over 538 stemmen. Het aantal stemmen wordt bepaald overeenkomstig artikel 25 en wordt jaarlijks aangepast op basis van de mutatie van het aandeel van elk lid in de totale samengestelde tonnages van alle leden samen ten opzichte van het aandeel in het kader van hetzelfde lidmaatschap in het voorgaande jaar. De samengestelde tonnage van een lid wordt berekend als 35 % van de uitvoer van dat lid naar de vrije markt plus 15 % van de totale uitvoer van dat lid in het kader van speciale regelingen plus 35 % van de invoer van dat lid vanaf de vrije markt plus 15 % van de totale invoer van dat lid in het kader van speciale regelingen. De gegevens die worden gebruikt bij de berekening van de samengestelde tonnage van elk lid zijn, voor elke bovengenoemde categorie, het gemiddelde voor die categorie van de hoogste drie van de gegevens over de laatste vier jaren die zijn bekendgemaakt in de meest recente uitgave van het Sugar Year Book van de organisatie.

Voor de besluitvorming worden de stemrechten verdeeld overeenkomstig artikel 11 van de overeenkomst, dat ook voorschriften bevat voor de herverdeling van de stemmen van leden wier stemrecht is geschorst omdat zij hun bijdrage aan de administratieve begroting niet hebben betaald. Na de meest recente verdeling van de stemmen op basis van artikel 11 heeft de Europese Unie 697 stemmen.

Op de ISO-bijeenkomsten wordt de Unie krachtens artikel 17 VEU vertegenwoordigd door de Commissie. De lidstaten mogen de ISO-bijeenkomsten bijwonen, en met name de raadszittingen.

2.3.Beoogde handeling van de ISC

Op 2 oktober 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk formeel een verzoek om toetreding tot de overeenkomst ingediend 4 . Op 9 oktober 2020 heeft het secretariaat van de ISO de ISO-leden in kennis gesteld van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk verzoekt om lidmaatschap van de ISO met ingang van 1 januari 2021, d.w.z. na het verstrijken van de overgangsperiode die volgt op de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie.

Krachtens artikel 8 van de overeenkomst verricht de ISC alle functies of laat hij alle functies verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 41 van de overeenkomst kunnen regeringen van alle staten toetreden op door de ISC passend geachte voorwaarden. In artikel 25, lid 4, van de overeenkomst is bepaald dat wanneer een lid na de inwerkingtreding van de overeenkomst toetreedt en het toetredende lid niet in de bijlage bij deze overeenkomst is vermeld, de ISC het aantal stemmen moet bepalen dat aan dat lid moet worden toegewezen. Nadat het toetredende lid het door de ISC toegewezen aantal stemmen heeft aanvaard, wordt het aantal stemmen van de bestaande leden opnieuw berekend zodat het totale aantal stemmen 2 000 blijft. Het Verenigd Koninkrijk zou op basis van de huidige stemverdeling 55 stemmen krijgen en dit aantal zou in mindering worden gebracht op de stemmen die overeenkomstig artikel 25 van de overeenkomst aan de Europese Unie zijn toegewezen. Bijgevolg zou de financiële bijdrage van de Europese Unie voor begrotingsjaar 2021 navenant worden verlaagd.

Vóór de kennisgeving van 9 oktober 2020 5 van het ISO-secretariaat over de brief van 2 oktober 2020 van de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de aanvraag van het Verenigd Koninkrijk niet formeel besproken in de administratieve commissie van de ISO of in de ISC-zittingen. Tijdens de 57e zitting van de ISC op 27 november 2020 zal de ISC de voorwaarden voor toetreding van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vaststellen overeenkomstig artikel 41 van de overeenkomst.

1.

Terugtrekkingsakkoord


Overeenkomstig artikel 129, lid 2, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 6 (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd) blijft de Unie het Verenigd Koninkrijk gedurende de overgangsperiode vertegenwoordigen bij de werkzaamheden van organen die zijn ingesteld bij door de Unie gesloten internationale overeenkomsten. Het Verenigd Koninkrijk dient zich gedurende de overgangsperiode te onthouden van acties of initiatieven die de belangen van de Unie zouden kunnen schaden. Zoals evenwel bepaald in artikel 129, lid 4, van het terugtrekkingsakkoord kan het Verenigd Koninkrijk over internationale overeenkomsten die het in eigen hoedanigheid sluit op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, onderhandelen en deze ondertekenen en bekrachtigen, mits die overeenkomsten niet in werking treden of van toepassing zijn tijdens de overgangsperiode.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De Internationale Suikerovereenkomst 1992 is door de Unie bij Besluit 92/580/EEG van de Raad 7 gesloten voor de periode tot en met 31 december 1995. Overeenkomstig artikel 45, lid 2, van de overeenkomst wordt de overeenkomst telkens verlengd met een periode van maximaal twee jaar. Op 19 juli 2019 besloot de ISC tot verlenging van de overeenkomst met twee jaar tot 31 december 2021 8 .

De Unie is altijd actief lid van de ISO geweest en was altijd voorstander van uitbreiding van de organisatie.

Het Verenigd Koninkrijk is een grote producent van landbouwproducten, waaronder suiker, het hoofdproduct bij de ISO. Als lid van de Unie dreef het Verenigd Koninkrijk veel handel in suiker en suikerhoudende producten met de lidstaten.

Tijdens de overgangsperiode na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie blijft het Verenigd Koninkrijk gebonden door de internationale overeenkomsten van de Unie en blijft de Unie het Verenigd Koninkrijk in de ISO vertegenwoordigen.

Overeenkomstig artikel 26, lid 1, van de overeenkomst zijn de financiële bijdragen van de leden verschuldigd op de eerste dag van het begrotingsjaar, terwijl de bijdragen van leden voor het jaar waarin zij tot de ISO toetreden, verschuldigd zijn op de datum waarop zij lid worden. Bijgevolg betaalt de Unie begin januari haar jaarlijkse bijdrage aan de ISO voor het volledige begrotingsjaar in kwestie, dat in januari begint en in december eindigt. De bijdrage van de Unie voor 2020 is al betaald uit de Uniebegroting van 2020, waaraan ook het Verenigd Koninkrijk bijdraagt. Bijgevolg heeft de bijdrage van de Unie aan de ISO voor het volledige begrotingsjaar 2020 ook betrekking op het Verenigd Koninkrijk, maar met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk op 1 januari 2021 zal dat niet meer het geval zijn voor begrotingsjaar 2021.

Het doel van dit voorstel is het standpunt te bepalen dat de Unie in de ISO moet innemen met betrekking tot de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst op 1 januari 2021. Aangezien voor de toetredingsprocedure op grond van de overeenkomst een besluit van de ISC vereist is, wordt het standpunt van de Unie bepaald op basis van artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

2.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen.

3.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De beoogde handeling van de ISC leidt tot uitbreiding van het lidmaatschap van de Internationale Suikerovereenkomst 1992. De beoogde ISC-handeling heeft rechtsgevolgen omdat daarin de toetredingsvoorwaarden zullen worden vastgesteld, en in het bijzonder omdat zij invloed zal hebben op de besluitvormingsverhoudingen binnen de ISC, waarvan de besluiten in principe bij consensus genomen en de aanbevelingen in principe bij consensus worden gedaan. Als er geen consensus is, worden de besluiten genomen en de aanbevelingen gedaan met een gewone meerderheid van stemmen, tenzij deze overeenkomst voorziet in een bijzondere meerderheid van stemmen 9 , en overeenkomstig artikel 13 van de overeenkomst zijn deze bindend voor de leden. De uitbreiding van het lidmaatschap van de Internationale Suikerovereenkomst 1992 is ook van invloed op de afzonderlijke financiële bijdragen van de leden. Daarom moet het standpunt van de Unie worden bepaald.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

5.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de handel in landbouwproducten.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.