Toelichting bij COM(2020)686 - Richtsnoeren betreffende personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU m.b.t. uitvoering van Aanbeveling (EU) 2020/912 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)686 - Richtsnoeren betreffende personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU ... |
---|---|
bron | COM(2020)686 |
datum | 28-10-2020 |
Inhoudsopgave
COM(2020) 686 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
COVID-19
Richtsnoeren betreffende personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU wat betreft de uitvoering van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE EUROPESE RAAD EN DE RAAD
COVID-19
Richtsnoeren betreffende personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU wat betreft de uitvoering van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020
I.Inleiding
Op 30 juni 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking vastgesteld 1 .
Indien er voor een derde land tijdelijke reisbeperkingen blijven gelden, zouden volgens deze aanbeveling de volgende categorieën personen ongeacht het doel van de reis moeten worden vrijgesteld van de reisbeperking:
a) burgers van de Unie in de zin van artikel 20, lid 1, VWEU en onderdanen van derde landen die op grond van overeenkomsten tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en die derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die van de burgers van de Unie, alsook hun respectieve familieleden; en
b) onderdanen van derde landen die langdurig ingezetene zijn op grond van de richtlijn langdurig ingezetenen en personen die hun verblijfsrecht aan andere EU-richtlijnen of aan het nationale recht ontlenen of over een nationaal visum voor verblijf van langere duur beschikken, alsook hun respectieve gezinsleden.
Daarnaast zouden essentiële reizen moeten worden toegestaan voor de in bijlage II bij de aanbeveling genoemde specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte.
Uit de besprekingen van de IPCR-rondetafel op werkgroepniveau (“geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons”) van 14 september 2020 bleek dat er behoefte bestaat aan verdere verduidelijking door middel van interpretatieve richtsnoeren. Deze richtsnoeren zijn opgesteld op basis van input en feedback van de lidstaten, waaronder het voorzitterschap van de Raad.
Dit document is een leidraad voor de uitvoering van de aanbeveling van de Raad met betrekking tot personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU. Het is met name een leidraad voor de uitlegging van het begrip “familielid” in de context van de vrijgestelde familieleden van een burger van de Unie of een langdurig ingezetene van de EU (punt II).
Daarnaast is het een leidraad voor de specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte als vermeld in bijlage II bij de aanbeveling (punt III), namelijk:
·het toepassingsgebied van de categorieën, rekening houdend met het relevante EU-acquis; en
·de documenten of andere bewijzen die van onderdanen van derde landen kunnen worden verlangd om aan te tonen dat zij onder een van de categorieën vallen.
Deze richtsnoeren sluiten niet uit dat lidstaten ook genoegen nemen met ander bewijs dat hier niet uitdrukkelijk genoemd is.
In haar richtsnoeren inzake minimale dienstverlening bij de behandeling van visumaanvragen van bijzondere categorieën aanvragers tijdens de COVID-19-noodsituatie 2 heeft de Commissie de lidstaten aanbevolen visumaanvragen van essentiële reizigers, met inbegrip van familieleden die onder Richtlijn 2004/38/EG 3 (“de richtlijn vrij verkeer”) vallen, te blijven aanvaarden.
II.Binnenkomst van familieleden (punt 5 van de aanbeveling)
1.Binnenkomst van familieleden van burgers van de Unie (punt 5, onder a), van de aanbeveling)
Voor de definitie van het begrip “familieleden” van EU-burgers verwijst de aanbeveling van de Raad naar de artikelen 2 en 3 van de richtlijn vrij verkeer. De in deze artikelen bedoelde categorieën familieleden (onderdanen van derde landen) moeten ruim worden geïnterpreteerd en zijn niet beperkt tot definities en begrippen in het nationale recht 4 . Dit geldt ook voor de categorie van partners in een “deugdelijk bewezen duurzame relatie”. Volgens de aanbeveling moeten de lidstaten dan ook met name de hereniging van deugdelijk bewezen duurzame partners vergemakkelijken, ongeacht de woonplaats van de niet-EU-burger.
De aanbeveling zelf is een “soft law”-instrument, maar de richtlijn vrij verkeer verleent een juridisch recht aan EU-burgers die hun recht op vrij verkeer binnen de EU hebben uitgeoefend, met name wanneer zij op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven, en hun familieleden. Op basis daarvan hebben deze familieleden het recht om hun bloedverwanten te begeleiden of zich bij hen in de betrokken lidstaat te voegen.
Er zijn twee relevante scenario’s voor buiten de EU gevestigde onderdanen van derde landen die familielid zijn van een EU-burger:
a) De EU-burger heeft zijn/haar recht op vrij verkeer uitgeoefend (met name wanneer hij/zij in een andere lidstaat dan zijn/haar lidstaat van herkomst verblijft):
Zoals hierboven uiteengezet, bestaan er al verplichtingen met betrekking tot de binnenkomst en het verblijf van familieleden van mobiele EU-burgers, met inbegrip van duurzame partners, op basis van de richtlijn vrij verkeer. De lidstaten kunnen de overeenkomstige rechten dus niet beperken bij de behandeling van de binnenkomst van dergelijke familieleden als uitvoering van de aanbeveling van de Raad.
De in de artikelen 2 en 3 van de richtlijn vrij verkeer genoemde categorieën familieleden, waarnaar punt 5 van de aanbeveling van de Raad verwijst, zijn de volgende:
Artikel 2 van de richtlijn vrij verkeer definieert het begrip “familielid” als volgt:
a)de echtgenoot;
b)de partner, met wie de burger van de Unie overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat een geregistreerd partnerschap heeft gesloten, voor zover de wetgeving van het gastland geregistreerd partnerschap gelijk stelt met huwelijk en aan de voorwaarden van de wetgeving van het gastland is voldaan;
c)de rechtstreekse bloedverwanten in neergaande lijn alsmede die van de echtgenoot of partner als bedoeld onder b), beneden de leeftijd van 21 jaar of die te hunnen laste zijn;
d)de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot of partner als bedoeld onder b), die te hunnen laste zijn.
De lidstaten zijn verplicht dergelijke familieleden tot hun grondgebied toe te laten, met inbegrip van, onder de voorwaarden van punt b), de partner met wie de EU-burger een geregistreerd partnerschap heeft.
Voorts vereist artikel 3 van de richtlijn vrij verkeer dat de lidstaten, overeenkomstig hun nationaal recht, binnenkomst en verblijf vergemakkelijken van andere familieleden dan de hierboven zogenoemde “kernfamilieleden”, ongeacht hun nationaliteit, die in het land van herkomst ten laste zijn van of inwonen bij de burger van de Unie die het verblijfsrecht in eerste instantie geniet, of die vanwege ernstige gezondheidsredenen een persoonlijke verzorging door de burger van de Unie strikt behoeven.
Artikel 3 van de richtlijn vrij verkeer omvat ook het vereiste dat de binnenkomst overeenkomstig het nationaal recht van de lidstaten moet worden vergemakkelijkt voor “de partner met wie de burger van de Unie een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft”.
Zoals uiteengezet in de richtsnoeren van 2009 voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG 5 , kan dergelijke ongehuwde partners worden gevraagd bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat zij partners van een EU-burger zijn en dat de relatie duurzaam is. Het bewijs kan worden geleverd met elk passend middel. Mogelijk bewijs is bijvoorbeeld een gezamenlijke verklaring van de partners, bewijs van eerdere ontmoetingen en gemeenschappelijke investeringen. Het vereiste van duurzaamheid van de relatie moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van het doel van de richtlijn vrij verkeer om de eenheid van het gezin in een verruimde betekenis te handhaven. In de desbetreffende nationale voorschriften kan worden verwezen naar een minimumduur van de relatie als criterium om te beoordelen of die relatie duurzaam is. In dit geval moet in de nationale regels echter worden bepaald dat andere relevante aspecten (bijvoorbeeld een gezamenlijke huurovereenkomst of hypotheek om een woning te huren of te kopen) ook bij de algehele beoordeling in aanmerking worden genomen 6 .
b) De EU-burger heeft zijn/haar recht op vrij verkeer niet uitgeoefend (met name wanneer hij/zij verblijft in de lidstaat waarvan hij/zij onderdaan is)
In dit scenario is het nationale recht in plaats van het EU-recht van toepassing op de binnenkomst van familieleden van EU-burgers die onderdaan zijn van een derde land, met inbegrip van ongehuwde partners, aangezien deze burgers buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vrij verkeer vallen.
Niettemin moeten de lidstaten volgens de aanbeveling dergelijke familieleden behandelen als die van mobiele EU-burgers; daardoor kunnen de lidstaten ook de extra administratieve lasten vermijden die ontstaan wanneer verschillende procedures moeten worden toegepast.
Mogelijk bewijs voor niet-gehuwde partners:
-gezamenlijke verklaring van de partners over hun relatie;
-bewijs van eerdere ontmoetingen in persoon (bv. paspoortstempels en reisdocumenten);
-de minimumduur van de relatie ingeval er in dit verband nationale criteria bestaan (er moet rekening worden gehouden met het feit dat de reisbeperkingen nu al meer dan zes maanden van kracht zijn en zullen blijven voortduren); of
-gezamenlijke huurovereenkomst, gezamenlijke bankrekening.
2.Binnenkomst voor onderdanen van derde landen en hun gezinsleden (punt 5, onder b), van de aanbeveling)
Punt 5, onder b), van de aanbeveling van de Raad moet aldus worden opgevat dat het betrekking heeft op onderdanen van derde landen die:
-in het bezit zijn van een visum dat of een verblijfsvergunning die door een lidstaat is afgegeven op grond van het EU-acquis inzake legale migratie, d.w.z. Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging, Richtlijn 2003/109/EG betreffende langdurig ingezetenen, Richtlijn 2009/50/EG betreffende de Europese blauwe kaart, Richtlijn 2014/36/EU betreffende seizoenarbeiders, Richtlijn 2014/66/EU betreffende binnen een onderneming overgeplaatste personen en Richtlijn (EU) 2016/801 betreffende studenten, onderzoekers, stagiairs, vrijwilligers, scholieren en au pairs.
Dit houdt ook in dat onderdanen van derde landen en, in voorkomend geval hun gezinsleden, die aan de in die richtlijnen vastgestelde toelatingsvoorwaarden voldoen, hun aanvraag moeten kunnen indienen om een dergelijk visum of een dergelijke verblijfsvergunning te verkrijgen, en vervolgens van de reisbeperking moeten worden vrijgesteld;
of
-in het bezit zijn van een door een lidstaat krachtens het nationale recht afgegeven verblijfsvergunning of visum voor langere duur.
Die onderdanen van derde landen moeten toestemming krijgen om door andere lidstaten te reizen om de lidstaat te bereiken die het visum of de verblijfsvergunning heeft afgegeven.
III.Specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte – Bijlage II bij Aanbeveling 2020/912 van de Raad
De lijst in bijlage II van specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte is bedoeld om rekening te houden met economische en sociale overwegingen die onderdanen van derde landen kunnen hebben om naar de EU te reizen, alsook met het economische en sociale belang dat de EU kan hebben om dergelijke onderdanen van derde landen tot de EU toe te laten. Anders dan de lijst van derde landen in bijlage I waarvoor de beperking op niet-essentiële reizen naar de EU kan worden opgeheven, moet de lijst van categorieën in bijlage II volledig door de lidstaten worden toegepast. De lidstaten moeten reizen voor alle daarin vermelde categorieën toestaan, en niet alleen voor sommige van deze categorieën.
De leidraad voor de onderstaande categorieën en het te verstrekken bewijs is niet uitputtend. De lidstaten worden aangemoedigd om zowel het toepassingsgebied als het mogelijke bewijs ruim te interpreteren, rekening houdend met het feit dat het verstrekte bewijs de autoriteiten in staat moet stellen een rechtstreeks verband te leggen met de activiteiten waarvoor toegang wordt verleend.
1.Zorgpersoneel, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg
Toepassingsgebied: Deze categorie moet betrekking hebben op mensen met een essentiële functie of behoefte, waaronder zorgpersoneel, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg. Het gaat onder meer om:
-zorgpersoneel, met inbegrip van paramedische beroepen;
-verzorgend personeel in de gezondheidszorg, met inbegrip van kinderverzorgers, verzorgers van personen met een handicap en verzorgers in de ouderenzorg;
-wetenschappelijk medewerkers in industrieën in de gezondheidssector;
-werknemers in de farmaceutische sector en in de sector medische hulpmiddelen; en
-werknemers die betrokken zijn bij de levering van goederen, met name in de distributieketen van geneesmiddelen, medische uitrusting, medische hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, met inbegrip van de installatie en het onderhoud ervan.
Mogelijk bewijs: arbeidsovereenkomst, bevestiging van de werkgever, uitnodiging door een gastheer/gastvrouw voor verzorgend personeel, toestemming om te werken of werkvergunning.
2.Grensarbeiders
Toepassingsgebied: Deze categorie moet betrekking hebben op werknemers die de grens van een EU-lidstaat oversteken maar die dagelijks, of ten minste eenmaal per week, terugkeren naar een derde land waar zij verblijven en waarvan zij onderdaan zijn.
Mogelijk bewijs: arbeidsovereenkomst, bevestiging van de werkgever, toestemming om te werken of werkvergunning.
3.Seizoenarbeiders in de landbouw
Toepassingsgebied: Deze categorie moet betrekking hebben op onderdanen van derde landen die hun hoofdverblijfplaats in een derde land behouden en legaal en tijdelijk op het grondgebied van een EU-lidstaat verblijven om landbouw- of aquacultuuractiviteiten uit te voeren, op grond van een arbeidsovereenkomst die rechtstreeks tussen die onderdaan van een derde land en de in die EU-lidstaat gevestigde werkgever is gesloten.
Mogelijk bewijs: arbeidsovereenkomst, bevestiging van de werkgever, toestemming om te werken of werkvergunning.
4.Vervoerspersoneel
Toepassingsgebied: De tijdelijke reisbeperkingen mogen niet van toepassing zijn op vervoerspersoneel, en evenmin wanneer zij naar of van hun voertuig, vliegtuig of schip reizen (om een vervoersactiviteit uit te voeren of nadat zij daarmee klaar zijn). Deze categorie moet ruim worden geïnterpreteerd. Met name de volgende personen moeten eronder vallen:
-bestuurders van auto’s en bestelwagens en bestuurders van motorrijwielen, vrachtwagen- en buschauffeurs (met inbegrip van bus- en tramchauffeurs) en ambulancebestuurders, met inbegrip van bestuurders die vervoersbijstand verlenen in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming en bestuurders die gerepatrieerde EU-burgers vervoeren vanuit een andere lidstaat naar hun plaats van herkomst;
-piloten, cabinepersoneel en onderhoudspersoneel;
-treinmachinisten en ander treinpersoneel; wagoncontroleurs, personeel van onderhoudswerkplaatsen en personeel van infrastructuurbeheerders die betrokken zijn bij het beheer van het verkeer en capaciteitstoewijzing; en
-zee- en binnenvaartwerkers, met inbegrip van kapiteins, bemanning en onderhoudspersoneel, voor zover zij niet onder categorie viii) (zeevarenden) vallen.
Mogelijk bewijs: arbeidsovereenkomst, bevestiging van de werkgever, door de werkgever afgegeven identiteitsbewijs (badge), bewijs van bevoegdheid als piloot, certificaat van bemanningslid, vervoersopdracht (in het geval van zelfstandige bestuurders), toestemming om te werken of werkvergunning.
5.Diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties uitgenodigde personen wier fysieke aanwezigheid vereist is voor de goede werking van deze organisaties, militair personeel en humanitaire hulpverleners en civielebeschermingspersoneel bij het uitoefenen van hun functie
Toepassingsgebied: Onder deze categorie vallen houders van door derde landen of hun regeringen afgegeven diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten/identiteitskaarten die door de lidstaten zijn erkend, alsook houders van door internationale organisaties afgegeven documenten, wanneer zij reizen om hun functie te vervullen.
Mogelijk bewijs: door derde landen of hun regeringen afgegeven diplomatieke, officiële of dienstpaspoorten/identiteitskaarten die door de lidstaten worden erkend, alsmede door internationale organisaties afgegeven documenten, met name de volgende:
-een laissez-passer van de Verenigde Naties; afgegeven aan personeel van de Verenigde Naties en van de bijbehorende instellingen op grond van het op 21 november 1947 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te New York aangenomen Verdrag inzake de voorrechten en de immuniteiten van de gespecialiseerde instellingen;
-een legitimatiebewijs afgegeven door de secretaris-generaal van de Raad van Europa;
-documenten afgegeven krachtens artikel III, lid 2, van het Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (militaire identiteitsbewijzen vergezeld van een briefing voor speciale opdracht, marsorder, individueel of collectief marsbevel), alsmede documenten afgegeven in het kader van het Partnerschap voor vrede; of
-een arbeidsovereenkomst, bevestiging van de werkgever, opdrachtbrief.
6.Passagiers op doorreis
Toepassingsgebied: Onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige inreisvergunning voor het land van bestemming (bv. een eenvormig visum), ongeacht hun nationaliteit, die via de EU moeten reizen, moeten toestemming krijgen voor doorreis wanneer zij naar hun land van herkomst of naar het EU-land van verblijf reizen, en zij moeten daarvoor een redelijke/realistische doorreistijd krijgen (een overnachting kan nodig zijn). Gezien de beperkte beschikbaarheid van rechtstreekse commerciële vluchten moet “doorreis” betrekking hebben op alle vervoermiddelen.
Mogelijk bewijs: bewijzen van doorreis, bijvoorbeeld een vervoersbewijs of instapkaart.
7.Passagiers die om dwingende gezinsredenen reizen
Toepassingsgebied: Aangezien er geen uitputtende lijst van mogelijke dwingende gezinsredenen kan worden opgesteld, moet deze categorie ruim worden geïnterpreteerd en op individuele basis worden beoordeeld. Het kan onder meer gaan om reizen voor het voogdij- of bezoekrecht voor een kind, alsook het schoolbezoek van een kind, noodhulp voor een familielid, het huwelijk van de reizende persoon of van een naast familielid, de geboorte of de begrafenis van een familielid.
Mogelijk bewijs: een grote verscheidenheid aan documenten, bijvoorbeeld kopieën van relevante documenten, zoals: bewijs van het voogdijrecht van het kind, bewijs van verblijf van de bezoekende ouder en het bezochte kind, bekendmaking van en uitnodiging voor het huwelijk, certificaat van verwachte bevallingsdatum, geboorteakte of overlijdensakte.
8.Zeevarenden
Toepassingsgebied: Onder deze categorie moeten onderdanen van derde landen vallen die in het bezit zijn van een identiteitsdocument voor zeevarenden dat is afgegeven overeenkomstig de Verdragen betreffende de nationale identiteitsbewijzen van zeevarenden nr. 108 (1958) of nr. 185 (2003) van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag) en de toepasselijke nationale wetgeving, een arbeidsovereenkomst voor zeevarenden in overeenstemming met het Maritiem Arbeidsverdrag van de IAO, een bevestiging van de werkgever of een certificaat voor werknemers in het internationaal vervoer (zie de bijlage bij de mededeling over de toepassing van green lanes (C/2020/1897)). Deze categorie moet ook dienst- en onderhoudspersoneel in de scheepvaart omvatten voor zover zij niet reeds onder categorie iv) (vervoerspersoneel) vallen.
Mogelijk bewijs: identiteitsdocument voor zeevarenden, arbeidsovereenkomst voor zeevarenden, bevestiging van de werkgever, certificaat voor werknemers in het internationaal vervoer, documenten waaruit het doel van de reis blijkt, zoals (een kopie van) de arbeidsovereenkomst.
9.Personen die internationale bescherming behoeven of om andere humanitaire reden reizen
Toepassingsgebied: De tijdelijke reisbeperkingen mogen niet gelden voor personen die internationale bescherming behoeven of om andere humanitaire reden reizen.
Tijdelijke reisbeperkingen mogen evenmin gelden voor personen die reizen om essentiële medische zorg te krijgen.
Aangezien onderdanen van derde landen bij aankomst in de EU om internationale bescherming moeten kunnen verzoeken, mag voor deze categorie geen bewijs worden verlangd.
In het geval van essentiële medische zorg, een verklaring waarin wordt bevestigd dat de betrokkene essentiële medische zorg nodig heeft die wordt verstrekt door een arts die in een lidstaat, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland ingeschreven is.
10.Onderdanen van derde landen die reizen voor studiedoeleinden
Toepassingsgebied: Deze uitzondering is ruim geformuleerd en heeft bijgevolg niet alleen betrekking op eigenlijke studenten, maar op alle personen die reizen om een studie of opleiding van enigerlei aard te volgen, indien naar behoren gemotiveerd.
Deze uitzondering moet gelden voor studenten in de zin van artikel 3, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/801 betreffende studenten en onderzoekers, waarin “student” is gedefinieerd als “derdelander die door een instelling voor hoger onderwijs is aangenomen en is toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat om bij wijze van hoofdactiviteit een voltijdse studie te volgen die wordt afgesloten met een door die lidstaat erkend getuigschrift van hoger onderwijs, waaronder een diploma, titel of doctorsgraad aan een instelling voor hoger onderwijs, eventueel voorafgegaan door een opleiding ter voorbereiding op dergelijk onderwijs overeenkomstig het nationale recht of verplichte opleiding”.
De uitzondering kan ook gelden voor onderdanen van derde landen die voor studie- of opleidingsdoeleinden naar de EU komen maar niet onder deze definitie vallen.
Er is geen minimumduur vastgesteld voor de lengte van de studies. Er is met name op basis van de formulering van deze categorie in bijlage II geen reden om te vereisen dat de studie een volledig academiejaar of semester bestrijkt.
Mogelijk bewijs: bewijs van inschrijving, uitnodiging tot inschrijving, erkende studentenkaart of getuigschrift voor de te volgen cursussen, een bewijs van inschrijving bij een onderwijsinstelling met het oog op het volgen van praktische of theoretische cursussen in het kader van een basis- of vervolgopleiding.
11.Hoogopgeleide werknemers uit derde landen, indien hun indienstneming vanuit economisch oogpunt noodzakelijk is en het werk niet kan worden uitgesteld of in het buitenland kan worden uitgevoerd
Toepassingsgebied: Deze uitzondering geldt voor werknemers die onderdaan zijn van een derde land en die vanwege hun hoge niveau van vaardigheden en expertise nodig zijn om bij te dragen aan het economisch herstel van de EU na COVID-19. Het kan gaan om personen die over een verblijfsvergunning beschikken uit hoofde van de blauwekaartrichtlijn (Richtlijn 2009/50/EG), de ICT-richtlijn (Richtlijn 2014/66/EU) of Richtlijn (EU) 2016/801 (als onderzoeker), of in het kader van een nationale regeling voor hooggekwalificeerde migranten, maar die de EU tot dusver niet konden binnenkomen als gevolg van het inreisverbod.
Op basis van de feedback van de lidstaten moet de uitzondering ook gelden voor:
·beroepssporters en hun personeel voor wedstrijden in de lidstaten (ook als zij geen dienstverband hebben);
·professionele performers/kunstenaars; met inbegrip van alle technische personeelsleden die de professionele performers/kunstenaars vergezellen;
·internationale journalisten die persoonlijk en fysiek aanwezig moeten zijn voor verslaggeving over actuele gebeurtenissen;
·deskundigen, onderzoekers en wetenschappers; en
·onderdanen van derde landen die reizen voor zakelijke doeleinden (met inbegrip van het bijwonen van vakbeurzen en tentoonstellingen, acceptatietests en interne opleiding voor de ingebruikname van een nieuwe investering in de EU om economische redenen), indien de reis niet kan worden uitgesteld of de activiteiten niet vanuit het buitenland kunnen worden uitgevoerd.
Mogelijk bewijs: arbeidsovereenkomst, toestemming om te werken of werkvergunning, bevestiging van de werkgever in verband met de noodzaak van de reis, uitnodiging van een sportorganisatie, uitnodiging van een onderneming of autoriteit om vergaderingen/conferenties of evenementen bij te wonen die verband houden met handel, industrie of diensten, uitnodigingen, toegangsbewijzen, inschrijvingen of programma’s, waar mogelijk met vermelding van de naam van de gastorganisatie en de duur van het verblijf, of alle andere relevante documenten waaruit het doel van het bezoek, de overeenkomst van de exposant met of de toelating tot de vakbeurs blijkt, een perskaart van de Internationale Federatie van journalisten.
(1)
PB L 208I van 1.7.2020, blz. 1.
(2)
Leidraad voor de uitvoering van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU, het faciliteren van doorreisregelingen voor de repatriëring van EU-burgers, en de gevolgen voor het visumbeleid, C(2020) 2050.
(3)
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(4)
Zie arrest van het Hof van Justitie van 5 juni 2018, Coman e.a., C-673/16, ECLI:EU:C:2018:385; arrest van het Hof van Justitie van 26 maart 2019, SM, C-129/18, ECLI:EU:C:2019:248.
(5)
COM(2009) 313 definitief van 2.7.2009.
(6)
Richtsnoeren van 2009 voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG, bladzijde 4.