Toelichting bij COM(2020)495 - EU-standpunt in de Ledenraad van de IOR moet worden ingenomen ivm de toetreding van Oezbekistan tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (hierna “IOR” genoemd) moet worden ingenomen in verband met de toetreding van de regering van de Republiek Oezbekistan tot de Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven (hierna de “overeenkomst” genoemd).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven

De Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven (hierna “de overeenkomst” genoemd) heeft tot doel: i) te streven naar harmonisatie van de nationale en internationale wetgeving met betrekking tot de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie, olie uit perskoeken van olijven en tafelolijven om handelsbelemmeringen te vermijden, ii) activiteiten te organiseren met betrekking tot fysisch-chemische en organoleptische analyses om de kennis over de samenstelling en de kwaliteitskenmerken van olijfproducten te verbeteren met het oog op het consolideren van internationale normen, en iii) de rol van de IOR te versterken als het forum bij uitstek voor de internationale wetenschappelijke gemeenschap op het gebied van olijven en olijfolie.

De nieuwe versie van de overeenkomst is op 1 januari 2017 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst 1 .

2.2.De Ledenraad

De Ledenraad van de Internationale Olijfraad (hierna “de Ledenraad” genoemd) is de hoogste autoriteit en het besluitvormingsorgaan van de IOR. De Ledenraad oefent alle bevoegdheden uit en verricht alle taken die nodig zijn om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken. Als partij bij de overeenkomst is de Europese Unie lid van de IOR en is zij vertegenwoordigd in de Ledenraad. De besluiten van de Ledenraad over de toetreding van een nieuw lid worden bij consensus genomen. Op grond van artikel 10, lid 4, onder b), van de overeenkomst gaan de leden, indien binnen een door de voorzitter van de Ledenraad bepaalde termijn geen consensus wordt bereikt, over tot stemming. Het besluit wordt geacht te zijn vastgesteld wanneer ervoor gestemd wordt door ten minste een meerderheid van de leden die beschikt over ten minste 86 % van de aandelen van de leden.

Er zijn momenteel 17 leden in de IOR en de Europese Unie beschikt over 691 van de in totaal 1000 aandelen.

2.3.De beoogde handeling van de Ledenraad

Verwacht wordt dat de Ledenraad naar aanleiding van het formele verzoek van de Republiek Oezbekistan van 25 mei 2020 om tot de overeenkomst toe te treden, tijdens een van zijn volgende zittingen of in het kader van een procedure waarbij de Ledenraad besluiten vaststelt via een briefwisseling, een besluit betreffende de toetreding van de Republiek Oezbekistan zal vaststellen.

De beoogde handeling strekt ertoe de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Oezbekistan vast te stellen op grond van artikel 29 van de overeenkomst.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn omdat zij de besluitvormingsverhoudingen binnen de Ledenraad wijzigt in die gevallen waarin besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de overeenkomst niet bij consensus worden genomen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Hoewel het verbruik van olijfolie en tafelolijven in de Republiek Oezbekistan bescheiden blijft, is het in de afgelopen tien jaar sterk toegenomen 2 .

De landbouw is een van de belangrijkste sectoren van de Oezbeekse economie. In 2019 was de landbouw goed voor 28 % van het bbp en bood die sector werk aan 3,6 miljoen mensen. Diversificatie van de landbouw is een van de centrale aandachtspunten van de strategie van Oezbekistan voor 2020-2030. De wijnbouw bijvoorbeeld beslaat een areaal van 137 000 hectare. De olijventeelt zal deze diversificatie in de hand werken 3 . In 2019 heeft de Republiek Oezbekistan reeds 45 500 kg olijven geproduceerd 4 .

Aangezien de Republiek Oezbekistan haar olijfsectoren aan het ontwikkelen is wat consumptie betreft en voornemens is ook haar productie te ontwikkelen, zal toetreding van de Republiek Oezbekistan onder bepaalde voorwaarden de IOR versterken, met name wat betreft het harmoniseren van de nationale en internationale wetgeving met betrekking tot de kenmerken van olijfproducten om handelsbelemmeringen te voorkomen. Deze toetreding strookt met de doelstellingen van het beleid van de Unie wat betreft de afzetnormen voor landbouwproducten als vastgesteld in deel II, titel II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 5 .

Bij een door de Ledenraad vast te stellen besluit zullen de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Oezbekistan worden vastgesteld met betrekking tot de aandelen in de IOR en de termijn voor de neerlegging van het toetredingsinstrument.

De aandelen van de leden, op basis waarvan de financiële bijdragen en de stemrechten worden vastgesteld, worden berekend volgens een in artikel 11 van de overeenkomst vermelde formule. De Unie zal erop toezien dat deze formule wordt gebruikt bij de toewijzing van aandelen aan de Republiek Oezbekistan.

De Unie zal haar steun verlenen aan elke termijn voor de neerlegging van het toetredingsinstrument die het de Republiek Oezbekistan mogelijk maakt spoedig tot de overeenkomst toe te treden. Indien de neerlegging van het instrument vertraging oploopt, kan de Unie de verlenging van de termijn voor de neerlegging van het instrument steunen in latere door de Ledenraad vast te stellen besluiten.

Rekening houdend met het besluitvormingsproces in de Ledenraad van de IOR is voor de vaststelling van de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Oezbekistan het standpunt van de Unie vereist.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 6 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Ledenraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven.

De door de Ledenraad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen omdat zij van invloed zal zijn op de besluitvormingsverhoudingen binnen de Ledenraad in die gevallen waarin besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de overeenkomst niet bij consensus worden genomen 7 .

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.