Toelichting bij COM(2020)351 - Gedelegeerde handelingen Commissie onder Richtlijn 2015/2193 inzake beperking emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 3.8.2020

COM(2020) 351 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de aan de Commissie toegekende bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de uitoefening van de aan de Commissie toegekende bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties

Inhoudsopgave

  1. Inleiding
  2. Rechtsgrondslag

1.

Inleiding



Bij Richtlijn (EU) 2015/2193 van het Europees Parlement en de Raad 1 van 25 november 2015 is een regelgevingskader vastgesteld voor de beperking van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en stof in de lucht door middelgrote stookinstallaties, met het oog op het verminderen van de daaraan verbonden risico's voor de volksgezondheid en het milieu. Die richtlijn bevat ook regels voor het monitoren van de emissies van koolmonoxide (CO). Uit hoofde van artikel 13 van die richtlijn is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage III, deel 2, punt 2, bij die richtlijn opgenomen bepalingen inzake de beoordeling van de naleving aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

2.

Rechtsgrondslag



Dit verslag is vereist uit hoofde van artikel 14, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/2193, op grond waarvan de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie wordt toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 december 2015. Bij dat lid is voorts bepaald dat de Commissie een verslag opstelt over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. Bij artikel 14, lid 3, is bepaald dat het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheidsdelegatie te allen tijde kan intrekken.

3. UITOEFENING VAN DE DELEGATIE

De Commissie meldt dat zij geen gedelegeerde handelingen heeft vastgesteld, vanwege i) de toepassingsdata van Richtlijn (EU) 2015/2193 en ii) het ontbreken van informatie betreffende technische en wetenschappelijke vooruitgang in verband met de relevante bepalingen van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies, d.w.z. bijlage V, deel 4, punt 1 2 .

Met name is Richtlijn (EU) 2015/2193 sinds 20 december 2018 van toepassing op “nieuwe” 3 stookinstallaties, maar is die richtlijn pas met ingang van 2025 of 2030 van toepassing op “bestaande” 4 stookinstallaties, naargelang van het nominaal thermisch vermogen van de installaties. Aangezien de huidige regels voor de beoordeling van de naleving feitelijk slechts voor enkele “nieuwe” installaties zijn toegepast, namelijk die welke sinds 20 december 2018 zijn geïnstalleerd, is er derhalve onvoldoende informatie over de toepassing van de huidige regels inzake naleving om te kunnen beoordelen of er behoefte is aan een mogelijke aanpassing van de bestaande bepalingen. 

Voorts verwijzen de in bijlage III, deel 2, punt 2, bij Richtlijn 2015/2193 opgenomen bepalingen inzake de beoordeling van de naleving naar de bepalingen inzake de beoordeling van de naleving die zijn vastgesteld in bijlage V, deel 4, punt 1, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies, maar die bepalingen in de richtlijn inzake industriële emissies zijn sinds de inwerkingtreding van die richtlijn niet meer geactualiseerd.

4. CONCLUSIE

De Commissie heeft tijdens de voorbije vijf jaar de bij Richtlijn 2015/1293/EU aan haar toegekende gedelegeerde bevoegdheden niet uitgeoefend. Zij verzoekt het Europees Parlement en de Raad nota te nemen van dit verslag. 

(1)

PB L 313 van 28.11.2015, blz. 1.

(2)

PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.

(3)

   Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/2193 wordt onder een “nieuwe” stookinstallatie verstaan “een andere stookinstallatie dan een bestaande stookinstallatie”. 

(4)

   Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/2193 wordt onder een “bestaande” middelgrote stookinstallatie verstaan “een stookinstallatie die vóór 20 december 2018 in bedrijf is gesteld of waarvoor een vergunning werd verleend vóór 19 december 2017 uit hoofde van nationale wetgeving, op voorwaarde dat de installatie uiterlijk 20 december 2018 in bedrijf wordt gesteld.”