Toelichting bij COM(2020)280 - Wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-pandemie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Motivering en doel van het voorstel

De lidstaten van de EU worden zwaar getroffen door de economische crisis die het gevolg is van de COVID-19-pandemie. Dit vraagt om een snelle reactie om de deelnemers aan de kapitaalmarkten te ondersteunen. In de mededeling van de Commissie van 13 maart 2020, getiteld “Gecoördineerde economische reactie op de uitbraak van COVID-19”, heeft de Commissie benadrukt hoe belangrijk het is om de liquiditeit van de financiële sector in de EU te waarborgen en een dreigende recessie tegen te gaan door middel van maatregelen op alle niveaus. Voorts heeft de Commissie op 27 mei 2020 in haar mededeling met als titel “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” gepresenteerd ter ondersteuning van het herstelplan voor Europa, waaronder maatregelen die gericht zijn op het aanzwengelen van de economie en het helpen van particuliere investeringen. In deze mededeling werd ook benadrukt dat liquiditeit en toegang tot financiering knelpunten zullen blijven voor ondernemingen.

Het doel van deze gerichte wijziging is te zorgen voor de best mogelijke voorwaarden voor de Europese economieën om uit de huidige COVID-19-pandemie te komen. De regels voor investeringsdiensten kunnen een sleutelrol spelen bij het bevorderen van de herkapitalisatie van Europese bedrijven die uit de crisis komen. Dankzij de gewijzigde grondstoffenregeling zullen bedrijven in de reële economie kunnen reageren op de volatiliteit van de markt en worden tegelijkertijd nieuwe grondstoffencontracten mogelijk gemaakt, wat ook belangrijk is om de internationale rol van de euro te bevorderen. Deze herziening is ingegeven door twee belangrijke doelstellingen:

·Investeringen in de reële economie vergemakkelijken en

·Een snelle herkapitalisatie van de Europese bedrijven mogelijk maken.

Om ervoor te zorgen dat financiële instellingen en tussenpersonen hun essentiële functie bij de financiering van de reële economie kunnen vervullen, zijn gerichte aanpassingen van bepaalde vereisten van Richtlijn 2014/65/EU (“MiFID II”) aangewezen. Reeds in 2019 hadden de belanghebbenden de Commissie gewaarschuwd dat verschillende aspecten van de MiFID II-distributieregels ofwel onnodig waren, ofwel als te belastend werden ervaren. De huidige COVID-19-pandemie maakt het nog belangrijker om formele lasten weg te nemen waar ze niet strikt noodzakelijk zijn. Een fijnmazigere kijk op de behoeften van beleggers zou ook meer middelen vrijmaken om de gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen. De Commissie streeft er daarom naar deze gebieden te herijken om het juiste evenwicht te vinden tussen een voldoende mate van transparantie ten aanzien van de cliënt, de hoogste beschermingsnormen en aanvaardbare nalevingskosten voor ondernemingen.

In die context heeft deze wijziging van MiFID II, die van toepassing is op beleggingen in financiële instrumenten, tot doel de administratieve lasten weg te nemen die voortvloeien uit documentatie- en bekendmakingsregels die niet worden gecompenseerd door overeenkomstige verhogingen van de bescherming van de beleggers. Ook worden de positielimiet en de overeenstemmende regeling inzake vrijstelling voor afdekking herijkt om ontluikende in euro luidende markten te stimuleren.

1.2.Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Hoewel dit voorstel buitengewone maatregelen bevat om de gevolgen van de COVID-19-pandemie te verzachten en het economisch herstel te bevorderen, blijft het in overeenstemming met de overkoepelende doelstellingen van MiFID II om de markttransparantie en -integriteit te bevorderen en de bescherming van de beleggers te bevorderen.

1.3.Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit wetgevingsvoorstel tot wijziging van MiFID II maakt deel uit van een reeks maatregelen ter bevordering van het economisch herstel na de COVID-19-pandemie. Daarin zitten ook wetgevingsvoorstellen tot wijziging van de prospectusverordening 1 , de securitisatieverordening 2 en de verordening kapitaalvereisten 3 .

Dit wetgevingsvoorstel is ook bedoeld als aanvulling op de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie om de marktgebaseerde financieringsbronnen voor Europese ondernemingen te diversifiëren en grensoverschrijdende investeringen te vergemakkelijken.

Bovendien moet dit initiatief in overeenstemming zijn met eventuele aanvullende voorstellen die de Commissie van plan is op verschillende beleidsterreinen te ontwikkelen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie op de kapitaalmarkten te verzachten, met inbegrip van de belangrijkste instrumenten ter ondersteuning van het herstel, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie met als titel “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” van 27 mei 2020.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1.Rechtsgrondslag

De voorgestelde wijziging is gebaseerd op dezelfde rechtsgrondslag als de wetgevingshandeling die wordt gewijzigd, namelijk artikel 53, lid 1, VWEU, dat het mogelijk maakt maatregelen vast te stellen voor de onderlinge benadering van nationale bepalingen betreffende de toegang tot de activiteiten van beleggingsondernemingen, gereglementeerde markten en aanbieders van datadiensten.

2.2.Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Op grond van artikel 4 VWEU moeten EU-maatregelen voor de voltooiing van de interne markt worden beoordeeld in het licht van het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De doelstellingen die met de voorgestelde maatregelen worden beoogd, zijn het aanvullen van reeds bestaande EU-wetgeving, en kunnen dus het beste op EU-niveau worden verwezenlijkt in plaats van door uiteenlopende nationale initiatieven. Financiële markten zijn per definitie grensoverschrijdend van aard en worden dat steeds meer. De voorwaarden waaronder ondernemingen en exploitanten in deze context kunnen concurreren, onder meer op het gebied van de bescherming van de beleggers, moeten over de grenzen heen gemeenschappelijk zijn en behoren vandaag allemaal tot de kern van MiFID II. Door deze integratie zou een geïsoleerde nationale interventie veel minder efficiënt zijn en tot versnippering van de markten leiden, met regelgevingsarbitrage en verstoring van de mededinging tot gevolg. Zo zouden bijvoorbeeld verschillende niveaus van beleggersbescherming tussen de lidstaten de markten versnipperen, de efficiëntie in het gedrang brengen en leiden tot schadelijke regelgevingsarbitrage.

2.3.Evenredigheid

Het voorstel houdt volledig rekening met het evenredigheidsbeginsel, namelijk dat het optreden van de EU toereikend moet zijn om de doelstellingen te verwezenlijken en niet verder gaat dan nodig is. De voorgestelde maatregelen ter verlichting van de lasten voor beleggingsondernemingen eerbiedigen het evenredigheidsbeginsel. Met name de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de bescherming van de beleggers, de efficiëntie van de markten en de kosten voor de sector, stond centraal bij het vaststellen van deze vereisten. Niet alleen zijn alle voorgestelde opties afzonderlijk beoordeeld in het licht van de evenredigheidsdoelstelling, ook het gebrek aan evenredigheid van de bestaande regels is als een afzonderlijk probleem naar voren gebracht. De wijzigingen zijn derhalve verenigbaar met het evenredigheidsbeginsel, rekening houdend met het juiste evenwicht tussen het openbaar belang en de kostenefficiëntie van de maatregel.

2.4.Keuze van het instrument

Voorgesteld wordt de maatregelen uit te voeren door middel van een richtlijn tot wijziging van MiFID II. De voorgestelde maatregelen verwijzen inderdaad naar reeds bestaande bepalingen in deze rechtsinstrumenten of ontwikkelen deze verder. Artikel 53, lid 1, VWEU maakt de vaststelling van handelingen in de vorm van een richtlijn mogelijk. Wijzigingen van Richtlijn 2014/65/EU kunnen derhalve alleen worden verwezenlijkt op grond van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

3.1.Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat niet vergezeld van een specifieke effectbeoordeling. Gezien de urgentie van maatregelen die moeten worden genomen om bij te dragen aan het herstel, werd de effectbeoordeling vervangen door een kosten-batenanalyse die is opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het herstelpakket voor de kapitaalmarkten. Het voorstel is er in de eerste plaats op gericht om, om uitzonderlijke redenen in het kader van de huidige COVID-19-pandemie, te zorgen voor een gestroomlijnde toepassing van de regelgevingsvereisten, hoge waarborgen voor niet-professionele cliënten te behouden en wholesalecliënten meer flexibiliteit te bieden, en erop toe te zien dat de volledig functionerende grondstoffenmarkten hun belangrijke rol kunnen spelen bij het herstel van de EU-economieën. Een analyse van de voorgestelde maatregelen is opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie ter ondersteuning van het herstelpakket voor de kapitaalmarkten.

3.2.Grondrechten

Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht, met name de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16) en de consumentenbescherming (artikel 38). Aangezien dit initiatief tot doel heeft de administratieve lasten voor beleggingsondernemingen te verlichten en tegelijkertijd de bestaande hoge normen voor niet-professionele cliënten in stand te houden, zou dit initiatief bijdragen aan het verbeteren van de vrijheid van ondernemerschap.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het initiatief zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de begroting van de EU.

5. OVERIGE ELEMENTEN

5.1.Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Aangezien de wijziging bedoeld is om de gevolgen van de COVID-19-pandemie te verzachten, zou een snelle toepassing van de wijziging het nuttigst zijn. Daarom wordt verwacht dat de voorgestelde wijziging zo spoedig mogelijk van toepassing moet worden.

Tegelijkertijd zal de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) de nodige gegevens blijven verzamelen voor het monitoren van de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor beleggingsondernemingen en beleggingsactiviteiten in Europa en van de wijze waarop de pandemie van invloed is op de markten en de toezichtpraktijken. Dit zal de toekomstige evaluatie van de nieuwe beleidsinstrumenten mogelijk maken. Daarnaast zullen de diensten van de Commissie de meest recente ontwikkelingen nauwlettend blijven volgen en een actieve rol spelen in de desbetreffende fora, zoals het Europees Comité voor het effectenbedrijf (ECEB).

Nakoming en handhaving zullen permanent worden gewaarborgd, zo nodig door middel van inbreukprocedures die de Commissie inleidt wegens niet-omzetting of onjuiste omzetting of toepassing van wetgevingsmaatregelen. Inbreuken op het EU-recht kunnen worden gemeld via het Europees Systeem voor financieel toezicht (ESFS), dat de nationale bevoegde autoriteiten en ESMA omvat.

5.2.Artikelsgewijze toelichting

1.

5.2.1.Wijzigingen van de informatievereisten


De voorgestelde wijzigingen herijken de specifieke vereisten zorgvuldig om een beter evenwicht tot stand te brengen tussen de bescherming van de beleggers enerzijds en het vergemakkelijken van de verlening van hoogwaardige beleggingsdiensten anderzijds. Om ervoor te zorgen dat niet-professionele cliënten een hoge mate van bescherming genieten, zullen de wijzigingen zorgvuldig worden afgestemd tussen niet-professionele cliënten, professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen. Hoewel een beperkt aantal versoepelingen zou gelden voor alle categorieën beleggers (bv. de uitfasering van informatie op papier), zal het merendeel van de wijzigingen van de huidige regels zich toespitsen op versoepelingen voor professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen.

In de volgende tabel staat een overzicht van de voorgestelde wijzigingen en worden de categorieën beleggers genoemd waarop deze wijzigingen betrekking hebben:

Wijzigingen van de informatievereisten
Uitfasering van de op papier gebaseerde standaardmethode voor communicatie.De nieuwe leden in artikel 24 zullen ervoor zorgen dat documenten in elektronische vorm worden verstrekt. Niet-professionele cliënten kunnen echter kiezen voor informatie op papier.
Bekendmaking van kosten en lasten: invoering van een vrijstelling voor in aanmerking komende tegenpartijen en voor professionele cliënten voor andere diensten dan beleggingsadvies en vermogensbeheer.Overeenkomstig de artikelen 29 bis en 30 zijn in aanmerking komende tegenpartijen en professionele beleggers vrijgesteld van de kosten en lasten wanneer het gaat om andere diensten dan beleggingsadvies en vermogensbeheer. Bovendien moeten alle cliënten die van alle diensten gebruikmaken in het geval van communicatie op afstand, onder bepaalde voorwaarden net na de transactie informatie kunnen ontvangen over kosten en lasten (artikel 24, lid 4).
Versoepeling van de rapportagevereisten achteraf: met name de verplichting tot het rapporteren van verliezen aan het einde van de dag leidt tot een kortetermijnvisie bij onervaren beleggers en werkt “kuddegedrag” in de hand, wat niet bevorderlijk is voor een geïnformeerd beeld van de markt. Professionele cliënten kunnen ervoor kiezen.Artikel 25, lid 6, wordt toegevoegd aan de maatregelen waarvan in aanmerking komende tegenpartijen en professionele cliënten vrijgesteld zijn, en waarvoor professionele cliënten kunnen kiezen.
Opschorting van de optimale-uitvoeringsverslagen: in hun huidige vorm worden de optimale-uitvoeringsverslagen niet gelezen door beleggers, terwijl buy-side beleggingsondernemingen alle relevante informatie via andere middelen (bijvoorbeeld via bijeenkomsten van makelaars) ontvangen. Om de last voor het opstellen van die verslagen te verminderen, zal deze verplichting worden opgeschort in afwachting van een grondige analyse van een mogelijke stroomlijning van de verslagen.Aan artikel 27, lid 3 wordt een nieuwe alinea toegevoegd die de toepassing van de rapportageverplichting tijdelijk opschort.
Verlichting van de kosten-batenanalyse: in het kader van de beoordeling van de geschiktheid moeten ondernemingen informatie over de cliënt inwinnen om een kosten-batenanalyse uit te voeren wanneer zij tijdens een lopende relatie omschakelen naar andere producten. Voor professionele cliënten is dit te omslachtig.Aan artikel 25, lid 2, wordt een nieuw lid toegevoegd waarin de vereisten voor de kosten-batenanalyse worden vastgesteld zoals die momenteel zijn neergelegd in artikel 54, lid 11, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565. Daarmee wordt een vrijstelling toegevoegd, in combinatie met de mogelijkheid voor professionele cliënten om ervoor te kiezen.
Productgovernance: om de financiering van de economie te vergemakkelijken, zullen obligaties met bepalingen inzake vervroegde aflossing worden vrijgesteld van de productgovernanceregeling. Artikel 16, lid 3, alinea’s 2 tot en met 6, en artikel 24, lid 2, zullen niet van toepassing zijn op bedrijfsobligaties met bepalingen inzake vervroegde aflossing.

Gedetailleerde beschrijving van de maatregelen:

(a)Uitfasering van de standaardmethode voor communicatie op papier

Momenteel vereist MiFID II dat alle verslagen en informatie voor beleggers worden verstrekt op een “duurzame drager”, met inbegrip van elektronische formaten (bv. e-mail), maar papier blijft de standaardmethode voor communicatie (wanneer een duurzame drager vereist is). Aangezien cliënten ruim in staat zijn hun beleggingsportefeuille online te bekijken (of indien nodig contact met hun beleggingsonderneming op te nemen), is het overbodig geworden hen te overspoelen met documenten op papier. De naleving van deze in het kader van MiFID II ingevoerde verplichting leidt tot een aanzienlijke lastenverzwaring voor de banken en vertraagt het beleggingsproces.

Niet alleen hebben sommige ondernemingen tijdens de COVID-19-pandemie moeilijkheden ondervonden met betrekking tot de verstrekking van informatie op papier aan cliënten, deze standaardoptie voor communicatie sluit ook niet aan bij de doelstellingen van de Green Deal van de Commissie en haar agenda voor digitale financiering. Aangezien de economische neergang ten gevolge van de COVID-19-pandemie het des te dringender heeft gemaakt om het beleggingsproces te vergemakkelijken om de financieringsalternatieven voor Europese ondernemingen uit te breiden en beleggingsondernemingen in staat te stellen efficiënter gebruik te maken van de beschikbare middelen, moet de standaardoptie voor alle communicatie met cliënten in een elektronisch formaat bestaan (e-mail, een speciale webpagina of een elektronische mailbox). De gekozen standaardoptie moet vervolgens worden gebruikt voor het verstrekken van alle informatiedocumenten om ervoor te zorgen dat de cliënt al zijn of haar informatie gemakkelijk op één plaats beschikbaar heeft. Communicatie op papier moet daarom zo spoedig mogelijk worden uitgefaseerd. Niet-professionele beleggers zullen hun informatie nog steeds op papier kunnen ontvangen als zij dat wensen.

(b)De invoering van een vrijstelling van de informatie over kosten en lasten voor in aanmerking komende tegenpartijen en professionele cliënten

Informatie over kosten en lasten wordt geacht beleggers een basisniveau van transparantie te bieden over de prijsstelling en hen in staat te stellen verschillende aanbiedingen te vergelijken. Momenteel gelden de informatievereisten voor kosten en lasten voor alle categorieën cliënten. Professionele cliënten, in aanmerking komende tegenpartijen en ESMA 4 hebben de Commissie echter unaniem en herhaaldelijk meegedeeld dat deze vereisten geen voordelen opleveren wanneer het gaat om andere diensten dan vermogensbeheer en beleggingsadvies. Deze cliënten hebben een andere relatie met hun beleggingsondernemingen dan niet-professionele cliënten; in veel gevallen kennen deze marktdeelnemers de marktvoorwaarden en -prijzen van de verschillende aanbieders, maar stellen zij ook de voorwaarden van de betrokken transactie zelf vast. Bovendien plaatsen professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen doorgaans een groot aantal orders met hoge waarde in vergelijking met niet-professionele beleggers en hechten zij veel belang aan de snelle uitvoering van de orders. Wholesalecliënten laten dus uit eigen beweging beleggingsadviseurs en makelaarskantoren met elkaar concurreren bij het aanvragen van prijzen voor hun transacties. Hierdoor hebben deze beleggersgroepen meer invloed en zeggenschap over de prijzen dan de gemiddelde niet-professionele cliënt. Door het vereiste voor informatie, waarvan de in aanmerking komende tegenpartijen noch professionele tegenpartijen stellen dat zij deze toch niet gebruiken, te versoepelen, zal de informatie worden geïndividualiseerd en krijgen de wholesalecliënten de gegevens die zij nodig hebben.


De administratieve vereenvoudiging is nog urgenter geworden tijdens de COVID-19-pandemie, die de economie en het financiële stelsel van de EU onder druk heeft gezet. Een gestroomlijnd beleggingsproces voor wholesalecliënten zal waarschijnlijk leiden tot alternatieve financieringsmogelijkheden voor de ondernemingen die nieuw eigen vermogen nodig hebben. Met de toevoeging van een nieuw artikel 29 bis en de wijziging van artikel 30, lid 1, van MiFID II worden in aanmerking komende tegenpartijen en professionele cliënten volledig vrijgesteld van het ontvangen van informatie over de kosten en lasten van andere diensten dan beleggingsadvies en vermogensbeheer. Voor niet-professionele cliënten blijft het vereiste ongewijzigd.

(c)De latere verstrekking van kosteninformatie toelaten wanneer er gebruik wordt gemaakt van kanalen voor communicatie op afstand

Artikel 24 van MiFID II voorziet in gedetailleerde informatievereisten. Veel transacties met alle categorieën cliënten worden doorgaans via de telefoon of online gesloten. Alle categorieën beleggers verwachten tegenwoordig de onmiddellijke uitvoering van dergelijke “orders op afstand” als een standaardkenmerk van beleggingsdiensten. De verstrekking vooraf van kosteninformatie leidt tot vertragingen en het risico van ongunstige prijsbewegingen tussen de ontvangst en de uitvoering van een order. Vaak zou het vereiste van systematische bekendmaking van de kosten vooraf nadelig zijn voor de cliënten. Deze omstandigheden vereisen of rechtvaardigen geen voorafgaande kosteninformatie, met name omdat de cliënt het marktrisico van ongunstige prijsbewegingen zou dragen in de tijd tussen het opstellen en het verstrekken van de kosteninformatie vooraf.

De COVID-19-pandemie heeft het gebruik van elektronische beleggingsdiensten versneld, en derhalve is een efficiënte en snelle uitvoering van de handel online en via de telefoon nodig. Aangezien de huidige toepassing van de vereisten inzake de bekendmaking van de kosten vooraf leidt tot vertragingen bij de uitvoering van transacties voor deelnemers voor wie de timing essentieel is, die derhalve een negatieve weerslag kunnen hebben op de optimale uitvoering, moeten cliënten de mogelijkheid krijgen om hun toestemming te verlenen voor een verzending achteraf van de documenten met betrekking tot de kosteninformatie.

(d)Versoepelingen voor de dienstverslagen

MiFID II vereist dat beleggingsondernemingen achteraf overzichten aan cliënten zenden over de diensten die zij hebben ontvangen. In aanmerking komende tegenpartijen en professionele cliënten moeten volledig worden vrijgesteld van de ontvangst van de overzichten achteraf. Professionele cliënten moeten echter ervoor kunnen kiezen om deze overzichten te ontvangen. Door deze cliënten de keuze te laten wordt gewaarborgd dat degenen die deze overzichten willen ontvangen, dat kunnen blijven doen en, omgekeerd, dat degenen die geen voordeel halen uit de ontvangst van deze gestandaardiseerde informatie, deze niet ontvangen.

Zo verplicht bijvoorbeeld artikel 25, lid 6, van MiFID II ondernemingen posttransactieverslagen aan cliënten te verstrekken. Deze verslagen omvatten de verliesverslagen die worden gegenereerd bij portefeuilleverliezen van 10 %. Ze worden voor bepaalde cliënten niet nuttig of zelfs verwarrend geacht, met name wanneer de markten zeer volatiel zijn, zoals tijdens de COVID-19-pandemie het geval was. De COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat geïndividualiseerde en tijdige informatie veel relevanter is voor wholesalecliënten dan het sturen van verslagen vanwege volatiliteit of een louter administratieve termijn. Om zowel ondernemingen als cliënten in staat te stellen zich te richten op het verstrekken en ontvangen (d.w.z. actief verwerken) van de informatie die voor hen relevant is, in het bijzonder tijdens moeilijke marktomgevingen, zijn deze verslagen niet langer van toepassing voor in aanmerking komende tegenpartijen, terwijl professionele cliënten de keuze hebben om deze al dan niet te ontvangen.

(e)Opt-out voor professionele beleggers van de kosten-batenanalyse bij omschakeling

Volgens artikel 25, lid 2, van MiFID II moeten ondernemingen bij het verstrekken van beleggingsadvies of vermogensbeheer een geschiktheidsbeoordeling uitvoeren. Deze bepaling is van toepassing op niet-professionele cliënten en op professionele cliënten. De in aanmerking komende tegenpartijen zijn uitgesloten in artikel 30, lid 1. Met betrekking tot cliënten die op verzoek professionele cliënten zijn 5 , moeten ondernemingen de informatie verkrijgen die nodig is om op een redelijke basis te kunnen vaststellen dat de specifieke transactie die moet worden aanbevolen, of moet worden gesloten, voldoet aan de beleggingsdoelstellingen van de cliënt, met inbegrip van de risicotolerantie van de cliënt, en dat de cliënt financieel in staat is alle daarmee samenhangende beleggingsrisico’s te dragen in overeenstemming met zijn beleggingsdoelstellingen. Met betrekking tot professionele cliënten in bijlage II, punt I, van MiFID II kunnen ondernemingen aannemen dat de cliënt in staat is de beleggingsrisico’s financieel te dragen.

In het geval van doorlopende relaties zijn ondernemingen momenteel verplicht een kosten-batenanalyse te verrichten van bepaalde portefeuilleactiviteiten waarbij een “omschakeling” tussen producten plaatsvindt. In dit verband moeten beleggingsondernemingen, voordat zij een productomschakeling uitvoeren, de nodige informatie inwinnen bij de cliënt en kunnen aantonen dat de baten opwegen tegen de kosten. Het testen van de geschiktheid in het geval van een productomschakeling wordt als toepasselijk op alle portefeuilleactiviteiten beschouwd in plaats van op die omschakelingen waarvoor dit was ontworpen, zoals de verkoop en aankoop van een “gelijkwaardig” product (bijvoorbeeld de verkoop van een Europees aandelenbeleggingsfonds en de aankoop van een Europees ETF met in grote lijnen dezelfde kenmerken).

Om de snelle kapitalisatie van de reële economie te vergemakkelijken, moet het proces voor wholesalecliënten om hun beleggingsstrategieën te wijzigen, zo snel mogelijk verlopen. Als de omschakeling gemakkelijker wordt, zal dit de wholesalecliënten er ook toe aanzetten te beleggen in andere en nieuwe bedrijfsmodellen en op die manier een breder scala van ondernemingen in een vroeg stadium van het herstelproces te helpen. Professionele cliënten moeten dan ook kunnen kiezen of deze maatregel op hen van toepassing is. Daartoe zullen de materiële vereisten zoals momenteel neergelegd in artikel 54, lid 11, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 worden toegevoegd aan artikel 25, lid 2, van MiFID II, en zal een verwijzing naar deze bepaling worden opgenomen in de lijst van bepalingen waarvan professionele cliënten vrijgesteld zijn, maar waarvoor zij kunnen kiezen.

(f)Productgovernance

De vereisten inzake productgovernance gelden momenteel voor alle financiële instrumenten en ongeacht de cliënt, hoewel de beoordeling van de bijzondere kenmerken van een gewone (“plain vanilla”) obligatie weinig nut lijkt te hebben wanneer transacties plaatsvinden tussen in aanmerking komende tegenpartijen. In haar richtsnoeren inzake productgovernance 6 heeft ESMA dit gebrek aan evenredigheid al gedeeltelijk aangepakt door uitdrukkelijk meer flexibiliteit aan te bevelen voor “niet-complexe producten”.

Belanghebbenden bij de MiFID II-raadpleging hebben bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de regels inzake productgovernance voor bepaalde instrumenten, die vaak worden aangeduid als gewone (“plain vanilla”) uitgiften, een optimale allocatie van kapitaal door middel van levendige secundaire markten hebben belet. Gezien de huidige crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie is het absoluut noodzakelijk de uitgifte van kapitaal te vergemakkelijken. Emittenten en beleggers moeten over de juiste instrumenten beschikken om gemakkelijk nieuw kapitaal te kunnen uitgeven en gemakkelijk toegang te krijgen tot een grotere beleggersbasis. Hoe eerder deze instrumenten operationeel zijn, hoe beter, zowel voor ondernemingen als voor beleggers.

Dit voorstel leidt derhalve tot een opheffing van de productgovernancevereisten voor gewone bedrijfsobligaties met bepalingen inzake vervroegde aflossing (die beschermend zijn voor beleggers). Deze vrijstelling, die zou moeten worden aangevuld met een duidelijke regel dat een bepaling inzake vervroegde aflossing op zich niet tot gevolg heeft dat deze instrumenten een verpakt retail- en verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct (PRIIP) worden, beoogt gewone bedrijfsobligaties voor niet-professionele beleggers beschikbaar te stellen. Deze gerichte vrijstelling zal emittenten in staat stellen een bredere basis van beleggers aan te boren, geavanceerde niet-professionele beleggers toegang bieden tot een ruimere keuze aan instrumenten en de bescherming voor alle categorieën beleggers behouden, wat ook het systeem van categorisering is, wanneer zij zich toegang verschaffen tot complexe producten. Aangezien vastrentende producten essentieel zijn voor diversificatie en risicovermindering is het een essentieel onderdeel van een herstelpakket dat niet-professionele cliënten aan dergelijke producten kunnen worden blootgesteld.

(g)Optimale-uitvoeringsverslagen

Artikel 27, lid 3, van MiFID II bepaalt dat elk handelsplatform en elke beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling voor financiële instrumenten die onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 (“MiFIR”) vallen, en elke plaats van uitvoering voor andere financiële instrumenten periodiek gegevens over de kwaliteit van de uitvoering van transacties op de betrokken plaats beschikbaar stelt. Deze periodieke rapporten moeten bijzonderheden bevatten over de prijs, de kosten, de snelheid en de waarschijnlijkheid van uitvoering met betrekking tot individuele instrumenten, die nader worden beschreven in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575 (“technische reguleringsnorm 27”). Belanghebbenden geven aan dat de rapporten zelden door de beleggers worden gelezen, wat blijkt uit het zeer lage aantal downloads van hun website. Er wordt derhalve aangenomen dat beleggers op basis van deze gegevens geen zinvolle vergelijkingen tussen ondernemingen (kunnen) maken. Buy-side ondernemingen hebben ons voorts meegedeeld dat zij alle relevante informatie over de optimale uitvoering via andere middelen ontvangen (bijvoorbeeld via bijeenkomsten van makelaars). De huidige crisis heeft de urgentie vergroot om problemen met betrekking tot de dure productie van de optimale-uitvoeringsverslagen aan te pakken. Dit blijkt uit de verklaring van ESMA dat ondernemingen wellicht minder prioriteit moeten geven aan de inspanningen voor de publicatie van deze verslagen vanwege de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID-19-pandemie 7 .

Daarom moet de verplichting om het optimale-uitvoeringsverslag te publiceren, worden opgeschort. Dit zou middelen vrijmaken die momenteel voor de productie van het verslag worden gebruikt, zonder dat ondernemingen en plaatsen worden verplicht te investeren in een dure uitvoering. Deze optie leidt niet tot minder bescherming van de belegger, aangezien de verslagen momenteel helemaal niet door beleggers worden gelezen en buy-side ondernemingen de relevante informatie via andere middelen ontvangen. In het kader van de volledige evaluatie van MiFID II in 2021 zal de Commissie beoordelen of het vereiste het verslag te publiceren, definitief moet worden geschrapt, dan wel of de verslagen opnieuw moeten worden ingevoerd op een herziene manier.

2.

5.2.2.Maatregelen die van invloed zijn op de markten voor energiederivaten


De voorgestelde wijzigingen herijken de regeling inzake positielimieten en het toepassingsgebied van de vrijstelling voor afdekking zorgvuldig, teneinde ontluikende in euro luidende markten te stimuleren en het voor producenten en fabrikanten mogelijk te maken hun risico’s af te dekken, en tegelijkertijd de integriteit van de grondstoffenmarkten te vrijwaren, met uitzondering van landbouwgrondstoffen, met name levensmiddelen voor menselijke consumptie.

In de volgende tabel staat een overzicht van de voorgestelde wijzigingen:

Wijzigingen op het gebied van grondstoffenmarkten (behalve landbouw)
Positielimieten wijzigen: in haar huidige vorm heeft de regeling inzake positielimieten de liquiditeit op nieuwe grondstoffenmarkten negatief beïnvloed. Om ervoor te zorgen dat nieuwe grondstoffenmarkten zich kunnen ontwikkelen, zijn positielimieten beperkt tot landbouwgrondstoffenderivaten of grondstoffenderivaten die als significant of cruciaal zijn aangemerkt.

ESMA wordt belast met de ontwikkeling van ontwerpen van reguleringsnormen om te bepalen welke landbouwgrondstoffenderivaten, enerzijds, en welke cruciale of significante derivaten, anderzijds, aan positielimieten gebonden zijn. Voor de cruciale of significante derivaten zal ESMA rekening houden met een positie in openstaande contracten met een bruto-omvang van gemiddeld 300 000 eenheden in één jaar, het aantal marktdeelnemers en de onderliggende grondstof. Voor landbouwgrondstoffenderivaten zal er bijzondere aandacht worden besteed aan derivaten die levensmiddelen voor menselijke consumptie als onderliggende hebben.

Het concept “hetzelfde contract” schrappen: voor concurrerende handelsplatformen die grondstoffenderivaten verhandelen op basis van dezelfde onderliggende en die dezelfde kenmerken hebben, is de huidige definitie van “hetzelfde contract” nadelig voor de minder liquide markt. Om te zorgen voor een gelijk speelveld wordt het concept van “hetzelfde contract” geschrapt en vervangen door een meer coöperatieve benadering tussen bevoegde autoriteiten.

Versterking van de positiebeheerscontroles: de wijze waarop posities door handelsplatformen worden beheerd, loopt aanzienlijk uiteen. Daarom zullen de positiebeheerscontroles waar nodig worden versterkt.

ESMA zal het mandaat krijgen om, rekening houdend met de kenmerken van de betrokken handelsplatformen, de inhoud van de positiebeheerscontroles nader toe te lichten.
Wijziging van artikel 57, waarbij de toepassingsgebied van de positielimieten zou worden gewijzigd om enkel op landbouwgrondstoffencontracten en significante of cruciale contracten van toepassing te zijn.


Wijziging van artikel 57, lid 6, inzake positielimieten voor “hetzelfde contract” en artikel 58, lid 2, inzake rapportage aan de centrale bevoegde autoriteit voor dezelfde contracten.


Wijziging van artikel 57, lid 8, om de toegang tot informatie in onder b) bedoelde informatie uit te breiden tot posities in hiermee samenhangende contracten op andere handelsplatformen en otc via leden en deelnemers, indien van toepassing.
Een strikt omschreven vrijstelling voor afdekking invoeren:

–deze vrijstelling voor afdekking zou beschikbaar zijn wanneer, binnen een overwegend commerciële groep, een persoon als beleggingsonderneming ingeschreven is en namens de groep handelt.

–Een vrijstelling van de positielimiet wordt ook ingevoerd voor financiële en niet-financiële tegenpartijen voor posities die het gevolg zijn van transacties die worden aangegaan om aan de verplichting inzake liquiditeitsverschaffing te voldoen.

ESMA zal het mandaat krijgen om voor de strikt omschreven vrijstelling voor afdekking en de vrijstelling voor liquiditeitsverschaffing een procedure te bepalen volgens welke personen de respectieve vrijstellingen kunnen toepassen.

Gesecuritiseerde derivaten uitsluiten van de regeling inzake positielimieten, aangezien de huidige regeling inzake positielimieten geen rekening houdt met de unieke kenmerken van die instrumenten.
In artikel 57, lid 1, wordt een vrijstelling voor afdekking ingevoerd voor

- financiële tegenpartijen die optreden als de aan de markt blootgestelde entiteit van een commerciële groep voor de posities die worden aangehouden om de risico’s van de commerciële entiteiten van de groep te verminderen;

- financiële en niet-financiële tegenpartijen voor posities waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij het gevolg zijn van transacties die zijn aangegaan om te voldoen aan de verplichting een handelsplatform van liquiditeit te voorzien, overeenkomstig artikel 2, lid 4, vierde alinea, onder c).


In artikel 57, lid 1, wordt een vrijstelling ingevoerd voor financiële instrumenten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), die betrekking hebben op een grondstof of een onderliggende bedoeld in deel C, punt 10, van bijlage I.
De nevenactiviteitstoets vereenvoudigen, aangezien de kwantitatieve toetsen van de nevenactiviteitstoets bijzonder complex zijn en de status quo niet hebben gewijzigd in termen van personen die voor de vrijstelling in aanmerking komen.Artikel 2, lid 1, onder j), zal worden gewijzigd om alle kwantitatieve elementen te schrappen.


De maatregelen die zijn vastgesteld voor de positielimieten en de vrijstelling voor afdekking voor energiederivaten, zijn met elkaar verbonden. In de mate waarin positielimieten een nuttige rol spelen, mogen zij de handelsondernemingen er niet van weerhouden risicoverminderende transacties aan te gaan. Het beperken van het toepassingsgebied van de regeling inzake positielimieten tot alleen de meest ontwikkelde grondstoffenderivaten zorgt er derhalve voor dat er minder behoefte is aan vrijstellingen voor afdekking. Daarom overweegt de Commissie gerichte maatregelen met betrekking tot de vrijstelling voor afdekking in combinatie met de positielimieten voor cruciale-benchmarkderivaten.

(a)Regeling inzake positielimieten voor cruciale-benchmarkcontracten

De COVID-19-pandemie en de economische gevolgen ervan hebben de problemen in de regeling inzake positielimieten van MiFID II en het gebrek aan flexibiliteit ervan nog verergerd. Gebleken is dat verschillende positielimieten in grondstoffenderivatenmarkten achterhaald zijn, maar om ze aan snel veranderende marktomstandigheden aan te passen moeten langdurige veranderingsprocessen worden voltooid. Positielimieten zouden worden beperkt tot landbouwgrondstoffenderivaten, met name met levensmiddelen voor menselijke consumptie als onderliggende, en tot grondstoffenderivaten die op handelsplatformen worden verhandeld en economisch gelijkwaardige OTC-contracten aangemerkt als significant of cruciaal.

De Commissie zal ESMA opdragen ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen om de kenmerken te bepalen op grond waarvan een derivaat als significant of cruciaal wordt aangemerkt, en om de landbouwgrondstoffenderivaten te bepalen waarvoor positielimieten gelden, met name die met levensmiddelen voor menselijke consumptie als onderliggende. Voor de significante en cruciale derivaten omvatten de criteria een positie in openstaande contracten van 300 000 eenheden in één jaar, het aantal actieve marktdeelnemers en de onderliggende grondstof. Een drempel voor de positie in openstaande contracten voor derivaten op een voldoende groot aantal eenheden in een periode van één jaar zal ervoor zorgen dat alleen derivaten waarvan de prijs als benchmark voor de onderliggende grondstof dient, in aanmerking worden genomen. De relevante drempel voor cruciale derivaten zal worden vastgesteld op 300 000 eenheden, waardoor wordt verzekerd dat alleen de passende significante of cruciale grondstoffenderivaten die in de EU worden verhandeld, onderworpen blijven aan positielimieten. De andere criteria zullen worden vastgesteld in niveau 2.

(b)Gerichte vrijstelling voor afdekking

In de huidige marktomstandigheden kunnen marktdeelnemers dringend vrijstellingen voor afdekking nodig hebben. In crisissituaties kunnen zij echter moeite hebben om een aanvraag voor een vrijstelling voor afdekking op te stellen en in te dienen voordat een positielimiet onterecht hun handelsactiviteit beperkt. MiFID II staat geen vrijstellingen voor afdekking voor financiële entiteiten toe. Voorafgaand aan MiFID II hebben sommige commerciële groepen besloten de entiteit die namens hen handelt voor de risicoverminderende transacties van de commerciële entiteiten van de groep, als beleggingsonderneming in te schrijven. Omdat zij nu financiële entiteiten zijn, komen deze entiteiten binnen een overwegend commerciële groep niet in aanmerking voor de vrijstelling voor afdekking. De vrijstelling voor afdekking zou beschikbaar zijn wanneer, binnen een overwegend commerciële groep, een persoon als beleggingsonderneming ingeschreven is en namens die commerciële groep handelt. De vrijstelling geldt voor de posities die door die financiële tegenpartij worden aangehouden waarvan objectief kan worden aangetoond dat zij de risico’s verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële bedrijvigheid van de niet-financiële entiteiten van de groep. Deze vrijstelling voor afdekking mag niet worden beschouwd als een aanvullende vrijstelling van de regeling inzake positielimieten, maar eerder als een “overdracht” aan de financiële tegenpartij van de groep van de vrijstelling voor afdekking die anders beschikbaar is voor de commerciële entiteiten van de groep.


De COVID-19-pandemie heeft laten zien dat de liquiditeitsverschaffing in bepaalde omstandigheden zelfs voor de meest liquide derivaten problematisch is. Daarom voorziet de Commissie ook in een vrijstelling van de positielimiet voor financiële en niet-financiële tegenpartijen die aan de verplichting inzake liquiditeitsverschaffing moeten voldoen. Deze vrijstelling is een afspiegeling van de uitsluiting van de nevenactiviteitstoets voor transacties die zijn aangegaan om te voldoen aan de verplichting een handelsplatform van liquiditeit te voorzien.

(c)Kwalitatieve nevenactiviteitstoets

Marktdeelnemers die beroepsmatig in grondstoffenderivaten handelen, kunnen gebruikmaken van een vrijstelling van vergunning als beleggingsonderneming wanneer hun handelsactiviteit een nevenactiviteit is van hun hoofdbedrijf. Marktdeelnemers moeten jaarlijks aan de betrokken bevoegde autoriteit meedelen dat zij van deze vrijstelling gebruikmaken en de nodige elementen verstrekken om aan de kwantitatieve toetsen te voldoen. Deze kwantitatieve toetsen zijn bijzonder complex en tijdens de crisis vormen zij een aanzienlijke last voor de marktdeelnemers die in bedrijfscontinuïteitsmodus werken. De nevenactiviteitstoets zal aanzienlijk worden vereenvoudigd. De voorgestelde vereenvoudiging van de thans uiterst technische kwantitatieve nevenactiviteitstoets is de terugkeer naar een louter kwalitatieve toets. Daarnaast zal de vrijstelling voor nevenactiviteit voor de handel in emissierechten op handelsplatformen van de EU en van derde landen worden herzien om ervoor te zorgen dat zij de goede werking en de doelstellingen van het EU-systeem voor de handel in emissierechten (EU-ETS) ondersteunt.