Toelichting bij COM(2020)200 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor bijstand aan Portugal, Spanje, Italië en Oostenrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit besluit heeft betrekking op de beschikbaarstelling, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (hierna 'de verordening' genoemd), van een bedrag van 278 993 814 EUR uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) voor het verlenen van bijstand aan Portugal, Spanje, Italië en Oostenrijk naar aanleiding van rampen die zich in 2019 in die landen hebben voorgedaan. Deze beschikbaarstelling van middelen gaat vergezeld van ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 4/2020 1 , waarmee wordt beoogd de nodige vastleggings- en betalingskredieten in de algemene begroting 2020 op te nemen.

2.1Portugal - orkaan Lorenzo op de Azoren in oktober 2019

De orkaan Lorenzo was een Atlantische tropische cycloon, de meest oostelijke en dichtst bij Europa geregistreerde orkaan ooit. Eind september ontwikkelde hij zich van een tropische golf tot een orkaan van de vijfde categorie. Tijdens zijn doortocht in noordoostelijke richting passeerde orkaan Lorenzo op 2 oktober 2019 via de Azoren, waar zware schade aan de openbare en particuliere infrastructuur werd aangericht en het dagelijks leven van mensen, bedrijven en instellingen werd ontwricht.

Portugal vroeg op 8 november 2019, binnen de termijn van 12 weken na de vaststelling van de eerste schade op 2 oktober 2019, financiële ondersteuning uit het SFEU aan. De aanvraag heeft betrekking op één enkele regio op NUTS-niveau 2 (Região Autónoma dos Açores) en is ingediend als een “regionale ramp” in de zin van artikel 2, lid 3, van de verordening.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

De Portugese autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 328,5 miljoen EUR. De aanvraag werd ingediend op grond van de criteria inzake 'regionale natuurrampen' van artikel 2, lid 3, van de verordening, dat als 'regionale natuurramp' aanmerkt een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat tot directe schade van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio leidt. Voor een ultraperifeer gebied - zoals de Azoren - is de drempel 1 % van het bbp van die regio. De gerapporteerde directe schade vertegenwoordigt 8,4% van het bbp van de regio (3 927 miljoen EUR op basis van gegevens uit 2016), en overstijgt dus de drempel van 1 %. De aanvraag van Portugal komt bijgevolg in aanmerking voor een bijdrage uit het SFEU.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het fonds. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als bedoeld in artikel 3 van de verordening.

In de aanvraag heeft Portugal om de betaling van een voorschot verzocht overeenkomstig artikel 4 bis van de verordening. Op 11 december 2019 heeft de Commissie bij Uitvoeringsbesluit C(2019) 9067 een voorschot van 821 270 EUR, zijnde 10 % van de verwachte financiële bijdrage uit het fonds, verstrekt, en vervolgens het saldo aan Portugal uitbetaald.

In hun aanvraag geven de Portugese autoriteiten een uitgebreide beschrijving van de aard en de gevolgen van de ramp. De regionale dienst voor civiele bescherming en de brandweer van de Azoren hadden zich vanaf 26 september voorbereid op de doortocht van de orkaan. De grootste schade werd vervolgens veroorzaakt in gebieden die bijzonder kwetsbaar zijn voor wind en golven, vooral de havens. Water-, energie- en communicatienetwerken werden ook ontregeld. Verder werden wegen, vliegvelden, scholen, ziekenhuizen en andere openbare werken beschadigd. Daardoor leden privépersonen, bedrijven, de visserij, de landbouw en het toerisme verliezen. Door de ernstige schade aan de kustbeschermingsinfrastructuur is de bevolking aan grotere risico’s blootgesteld.

Portugal heeft de kosten voor de noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 279,3 miljoen EUR geraamd. Het land heeft ook een uitsplitsing naar het soort activiteiten verschaft. Het overgrote deel van de subsidiabele kosten (bijna 270 miljoen EUR) betreft de kosten voor het herstel van de vervoersinfrastructuur, met name havens.

De Portugese autoriteiten hebben meegedeeld dat momenteel onbekend is in hoeverre de subsidiabele kosten door verzekeringen worden gedekt.

De getroffen regio is een 'minder ontwikkelde regio' in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (2014-2020). De Portugese autoriteiten hebben aan de Commissie te kennen gegeven dat zij niet voornemens zijn middelen van de programma's van de ESI-fondsen over te hevelen naar herstelmaatregelen.

Er lopen momenteel geen inbreukprocedures tegen het land in verband met de tenuitvoerlegging van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer. In de Portugese aanvraag wordt kort beschreven dat de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad (2002/413/EG) tot vaststelling van de algemene beginselen en mogelijkheden betreffende de strategie voor de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa als leidraad dient voor het beheer en de definitie van de activiteiten ter bescherming van de kustgebieden op de Azoren. Portugal werkt aan de uitvoering van Richtlijn 2007/60/EG over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s en aantasting van de kust.

2.2Spanje - overstromingen in de regio’s Valencia, Murcia, Castilla-La Mancha en Andalusië in september 2019

Vanaf 9 september 2019 heeft een zeldzaam meteorologisch fenomeen, een zogenaamde "geïsoleerde depressie op grote hoogte” (Depresión Aislada en Niveles Altos, DANA) het zuidoosten van het Iberische schiereiland getroffen. Dit fenomeen, dat wordt gekenmerkt door extreme neerslag met overstromingen als gevolg, heeft tussen 12 en 16 september zijn piek bereikt en zeer zware schade aangericht in grote delen van de regio’s Valencia, Murcia, Castilla-La Mancha en Andalusië.

Spanje vroeg op 28 november 2019, binnen de termijn van 12 weken na de vaststelling van de eerste schade op 9 september 2019, financiële ondersteuning uit het SFEU aan. De aanvraag heeft betrekking op vier van de Spaanse regio’s van NUTS-niveau 2 (Comunidad Valenciana, Región de Murcia, Castilla-La Mancha en Andalusië) en is ingediend als een “regionale ramp” in de zin van artikel 2, lid 3, van de verordening. Na een verzoek daartoe van de Commissie is op 18 december 2019 en 29 januari 2020 middels aanvullende informatie een volledige aanvraag ingediend.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

De Spaanse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 2 269,7 miljoen EUR. De aanvraag werd ingediend op grond van de criteria inzake 'regionale natuurrampen' van artikel 2, lid 3, van de verordening, dat als 'regionale natuurramp' aanmerkt een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat tot directe schade leidt van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio. Aangezien de ramp verschillende regio’s betreft, wordt het gemiddelde bbp toegepast, gewogen naar het aandeel van de schade per regio. Dienovereenkomstig heeft Spanje een schadebedrag van 2,65% van het gewogen regionale bbp gerapporteerd.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het fonds. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als bedoeld in artikel 3 van de verordening.

In de aanvraag heeft Spanje om de betaling van een voorschot verzocht overeenkomstig artikel 4 bis van de verordening. Op 13 februari 2020 heeft de Commissie bij Uitvoeringsbesluit C(2020) 905 een voorschot van 5 674 336 EUR, zijnde 10 % van de verwachte financiële bijdrage uit het fonds, verstrekt en vervolgens het saldo aan Spanje uitbetaald.

In hun aanvraag geven de Spaanse autoriteiten een uitgebreide beschrijving van de aard en de gevolgen van de ramp. De extreme hoeveelheid regen overtrof de records van de afgelopen 140 jaar en veroorzaakte zware overstromingen die aan 8 personen het leven hebben gekost. Duizenden mensen moesten worden geëvacueerd en in noodwoningen worden ondergebracht. De storm had ernstige gevolgen voor de levensomstandigheden van de bevolking in de getroffen gebieden en veroorzaakte aanzienlijke schade aan particulier en openbaar bezit. Wegen, het spoor en de vliegveldinfrastructuur waren beschadigd en diensten moesten worden opgeschort. Door erosie raakten de waternetwerken, beschermingsinfrastructuur en het milieu beschadigd. Ook zijn stranden aangetast en is de kustinfrastructuur beschadigd.

Spanje heeft de kosten voor de noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 650,6 miljoen EUR geraamd. Het land heeft ook een uitsplitsing naar het soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de subsidiabele kosten (ruim 385 miljoen EUR) betreft de kosten van schoonmaakoperaties. Het op één na grootste deel (247 miljoen EUR) betreft kosten om de infrastructuur te herstellen.

Op verzoek van Spanje heeft Copernicus satellietbeelden verstrekt ter ondersteuning van de responsmaatregelen.

De Spaanse autoriteiten hebben bevestigd dat de subsidiabele kosten niet door verzekeringen worden gedekt.

De Communidad Valenciana is een 'meer ontwikkelde regio' in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (2014-2020), de andere drie regio’s zijn zogenaamde overgangsregio’s. De Spaanse autoriteiten hebben aan de Commissie te kennen gegeven dat zij niet voornemens zijn middelen van de programma's van de ESI-fondsen over te hevelen naar herstelmaatregelen.

Wat de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer betreft, heeft Spanje meegedeeld dat het de overstromingsrichtlijn in Spaans recht had omgezet en net de eerste fase met een risicobeoordeling en de vaststelling van risicokaarten heeft afgerond. De resultaten zijn in de tweede fase geëvalueerd. De uitkomst van dit onderzoek is door de nationale Raad voor Civiele Bescherming goedgekeurd. De nieuwe plannen staan op de kalender voor december 2022. Bovendien hebben de staat en de autonome gemeenschappen plannen voor civiele bescherming tegen het overstromingsrisico opgesteld.

2.3Italië - extreme weersomstandigheden in het najaar van 2019

Eind oktober en november 2019 werd het grootste deel van het Italiaanse grondgebied van noord tot zuid getroffen door een reeks onderling verbonden extreme weersomstandigheden, die middels overstromingen en aardverschuivingen ernstige schade hebben aangericht en in de overstroming van Venetië zijn uitgemond.

1) Italië vroeg op 10 januari 2020, binnen de termijn van 12 weken na de vaststelling van de eerste schade op 20 oktober 2019, een financiële bijdrage uit het SFEU aan.

2) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt onder het toepassingsgebied van het SFEU.

3) De aanvraag werd ingediend op basis van de criteria voor een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de verordening. De Italiaanse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 5 619 878 miljoen EUR (geactualiseerd). Dit bedrag is ruim 157% van de voor Italië geldende drempel voor SFEU-steun (schade van meer dan 3 miljard EUR in prijzen van 2011). De aanvraag van Italië komt bijgevolg in aanmerking voor een bijdrage uit het SFEU.

4) Italië heeft niet om de betaling van een voorschot verzocht.

5) In hun aanvraag geven de Italiaanse autoriteiten een uitgebreide beschrijving van de aard en de schaal van de vernielingen die zijn veroorzaakt door het extreme weer. De ramp raakte het Italiaanse grondgebied met een verschillende intensiteit en met uiteenlopende gevolgen voor de bevolking, de economie en het milieu, afhankelijk van de locatie. In totaal hebben 17 regio’s schade geleden, waarbij Veneto, Piëmont, Ligurië, Sicilië en Emilia-Romagna het zwaarst getroffen zijn. Veneto alleen, en in het bijzonder de zware overstroming van Venetië, was verantwoordelijk voor bijna een derde (1,8 miljard EUR) van de totale schade. Abruzzo, Basilicata, Calabrië, Campanië, Friuli Venezia-Giulia, Lazio, Apulië, Toscane en de autonome provincie Bolzano hebben in mindere mate schade geleden. Marche, Valle d’Aosta en de autonome provincie Trento waren het minst getroffen.

Vooral het wegennet op nationaal, regionaal, provinciaal en gemeentelijk niveau raakte ernstig verstoord als gevolg van aardverschuivingen en omgevallen bomen, waardoor een aantal afgelegen berg- en kustgemeenten van de buitenwereld werd afgesneden In de meeste regio’s was er sprake van een verstoring van waterlopen, aardverschuivingen en overstromingen. Scholen werden tijdelijk gesloten en andere openbare diensten onderbroken. Windvlagen tot 200 km/u berokkenden grote schade aan bossen (ongeveer 8,5 miljoen kubieke meter hout ging verloren), met ernstige gevolgen voor de houtindustrie en het toerisme. Met name in Veneto was er schade aan circa 130 beschermde Natura 2000-sites (over een oppervlakte van ruim 414 000 hectare). In bijna alle regio’s waren er meldingen van ondergelopen openbare gebouwen en particuliere woningen. In de landbouw waren er grote verliezen, met directe schade aan landbouwstructuren (kassen en machines). Waterzuiveringsstations raakten verstopt. Elektriciteits- en gasdistributienetten waren onderbroken.

In Veneto veroorzaakten overstromingen enorme schade aan openbare en particuliere eigendommen, handels- en economische bedrijvigheid en de tertiaire sector. Een hoogtij van meer dan 187 cm boven zeeniveau heeft Venetië voor ruim 85% doen onderlopen. De golven van acqua alta veroorzaakten grote schade aan het artistiek en cultureel erfgoed van het historische centrum van Venetië en aan ontelbare goederen op het vasteland van de lagune, waaronder schade aan artefacten, en aanzienlijke schade aan papieren voorwerpen, zoals boeken, manuscripten en archieven. De overstroming van ongeveer 75 historische kerken resulteerde in structurele schade, en in schade aan de inrichting en aan een enorm archieferfgoed. Verder heeft het watervervoerssysteem van Venetië schade opgelopen aan tal van aanlegsteigers, veerboten en speedboten. Daarnaast is elektrische en elektronische apparatuur beschadigd.

In Piëmont werden meer dan 800 gemeenten getroffen. In Ligurië leidde de ramp tot overstromingen, bodemverzakkingen en aardverschuivingen, met vooral schade aan het wegennet. In Sicilië ondervond de levering van diensten ernstige problemen en veroorzaakte de onderbreking van de landbouw en de productie economische verliezen. In Emilia-Romagna zorgde de overstroming van de waterlopen voor afkalving van de oevers, overstromingen en het overlopen van sloten en kanalen, met daardoor schade aan woongebieden, de goederenproductie, de rivierbescherming en hydraulische installaties. De storm leidde ook tot aanzienlijke schade aan de kustbeschermingsinfrastructuur, door de vrijwel totale vernietiging van het kunstmatige duin dat de kust beschermt. Landerosie en aardverschuivingen kwamen voor in heuvelachtige en bergachtige gebieden met ernstige gevolgen voor het wegennet.

6) Volgens de analyse van de Commissie kunnen de weerfenomenen tijdens de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, vanuit meteorologisch en hydrologisch oogpunt als één gebeurtenis worden beschouwd. Bovendien lijken de geografische omvang en de orde van grootte van de door de Italiaanse autoriteiten gemelde schade aannemelijk te zijn.

7) Italië heeft de kosten voor de noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 1 110,1 miljoen EUR geraamd. Het land heeft ook een uitsplitsing naar het soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de subsidiabele kosten (meer dan 479 miljoen EUR) betreft uitgaven om de preventieve infrastructuur te herstellen en het culturele erfgoed te beschermen. Het op één na grootste deel (465 miljoen EUR) betreft kosten om essentiële infrastructuur te herstellen.

8) De Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat de subsidiabele kosten niet door verzekeringen worden gedekt.

9) Van de 17 getroffen regio's zijn er vijf “minder ontwikkelde regio's” in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen 2014-2020 (Basilicata, Calabrië, Campanië, Apulië en Sicilië), Abruzzo is een “overgangsregio”, en de andere regio’s zijn “meer ontwikkelde regio’s”. De Italiaanse autoriteiten hebben niet aan de Commissie te kennen gegeven dat zij voornemens zijn middelen van de programma's van de ESI-fondsen naar herstelmaatregelen over te hevelen.

10) Italië heeft niet verzocht om activering van het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Er is echter wel een informatieve nota gezonden aan het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) via het gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem CECIS.

11) Er lopen momenteel geen inbreukprocedures tegen het land in verband met de tenuitvoerlegging van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer.

2.4Oostenrijk - extreme weersomstandigheden in november 2019

Het zuidwesten van Oostenrijk is tussen 11 en 23 november 2019 getroffen door zware overstromingen, met name in Karinthië en Oost-Tirol. Deze gebeurtenissen werden veroorzaakt door dezelfde meteorologische omstandigheden die in Italië tot een grote ramp hebben geleid. Het extreme weer bracht aanzienlijke schade toe aan essentiële openbare infrastructuur, huizen, bedrijven en bosgebieden. De gebeurtenissen leken sterk op die van één jaar eerder, zij het met minder schade.

1) Oostenrijk vroeg op 29 januari 2020, binnen de termijn van 12 weken na de vaststelling van de eerste schade op 11 november 2019, een bijdrage uit het SFEU aan. Op 9 maart 2020 heeft Oostenrijk op eigen initiatief geactualiseerde gegevens verstrekt, waarbij de geraamde schade voor de getroffen regio’s iets hoger uitviel.

2) De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt onder het toepassingsgebied van het SFEU.

3) De Oostenrijkse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 93,2 miljoen EUR. Dat bedrag ligt aanzienlijk onder de in 2020 voor Oostenrijk geldende drempel voor grote rampen van 2 307,9 miljoen EUR (d.w.z. 0,6 % van het bruto nationaal inkomen van Oostenrijk). Het ligt ook onder de drempel voor een zogenoemde regionale ramp, d.w.z. 1,5 % van het regionale bruto binnenlands product, gewogen naar het aandeel van de schade in de getroffen regio’s. De ramp wordt daarom niet beschouwd als een 'grote natuurramp' of een 'regionale natuurramp' in de zin van de verordening. Omdat de ramp echter is veroorzaakt door dezelfde weersomstandigheden als de grote natuurramp in Italië, hebben de Oostenrijkse autoriteiten hun aanvraag ingediend op grond van de zogenoemde "buurlandregel” in de zin van artikel 2, lid 4, van de verordening. Volgens die bepaling kan een subsidiabel land dat wordt getroffen door dezelfde ramp die in een buurland als een grote ramp wordt beschouwd, ook een beroep doen op bijstand uit het SFEU. Aan die voorwaarde is voldaan.

4) Oostenrijk heeft niet om de betaling van een voorschot verzocht.

5) De Oostenrijkse autoriteiten hebben een uitgebreide beschrijving ingediend van de gevolgen van de ramp. Verreweg de grootste schade werd veroorzaakt in Karinthië, het zuidelijkste Land van Oostenrijk, en in de naastgelegen provincie Oost-Tirol, beide alpiene gebieden die aan Italië grenzen. De Länder Salzburg en Steiermark hebben kleine schade geleden. Zware neerslag leidde tot de overstroming van talrijke waterlopen, met de meeste schade aan de vervoersinfrastructuur, en tot de sluiting van wegen. Een aantal bruggen werd zwaar beschadigd. Er kwamen nog ongewone sneeuwval en lawines bij, die schade aan de bosbouw veroorzaakten. De spoorwegverbindingen werden onderbroken, huizen en openbare gebouwen raakten overstroomd, een aantal dorpen was tijdelijk van de buitenwereld afgesloten en de elektriciteitsvoorziening was onderbroken.

6) Oostenrijk heeft de kosten voor de noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 61,3 miljoen EUR geraamd. Het land heeft ook een uitsplitsing naar het soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de subsidiabele kosten (meer dan 40 miljoen EUR) betreft uitgaven om de schade aan het vervoersnetwerk te herstellen. Maatregelen tegen bodemerosie bedragen ongeveer 13 miljoen EUR.

7) De Oostenrijkse autoriteiten hebben bevestigd dat de subsidiabele kosten niet door verzekeringen worden gedekt.

8) De getroffen regio's zijn "meer ontwikkelde regio's" in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen 2014-2020. In hun aanvraag hebben de Oostenrijkse autoriteiten aangegeven dat zij voornemens zijn middelen uit het door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling gefinancierde Oostenrijkse programma voor plattelandsontwikkeling te gebruiken voor de wederopbouw van beschermende bossen.

9) Oostenrijk heeft niet verzocht om activering van het Uniemechanisme voor civiele bescherming.

10) Er lopen momenteel geen inbreukprocedures tegen het land in verband met de tenuitvoerlegging van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer.

2.5Conclusie

Om bovengenoemde redenen voldoen de natuurrampen die in de aanvragen van Portugal, Spanje, Italië en Oostenrijk zijn beschreven, aan de in de verordening vastgestelde voorwaarden voor het inzetten van het SFEU.

3. Financiering uit de SFEU-toewijzingen 2020

Krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 2 (hierna de 'MFK-verordening' genoemd), en met name artikel 10, is jaarlijks een bedrag van maximaal 500 000 000 EUR (in prijzen van 2011) aan SFEU-middelen beschikbaar. De voorwaarden voor de beschikbaarstelling van SFEU-middelen zijn vastgesteld in punt 11 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 3 (IIA).

Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het SFEU was, is de Commissie van mening dat SFEU-steun progressief moet zijn. Dat betekent, gelet op de praktijk tot dusver, dat het deel van de schade dat de drempel voor SFEU-steun bij een 'grote natuurramp' overstijgt (0,6 % van het bni of, indien dit bedrag lager is, 3 miljard EUR in prijzen van 2011) recht geeft op een hogere steunintensiteit dan schade onder de drempel. In het verleden werden de toewijzingen voor grote natuurrampen vastgesteld op 2,5 % van de totale directe schade onder de drempel en op 6 % van het deel van de schade boven de drempel. Voor regionale rampen en rampen aanvaard op basis van de 'buurland'-regel bedraagt het percentage 2,5 %.

De bijdrage mag de geraamde totale kosten van de voor steun in aanmerking komende acties niet overschrijden. De methode voor het berekenen van de steun is in het SFEU-jaarverslag 2002-2003 beschreven en door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd.

Op basis van de aanvragen van Portugal, Spanje, Italië en Oostenrijk, en uitgaande van de raming van de totale veroorzaakte directe schade, wordt de financiële bijdrage uit het SFEU als volgt berekend:

LidstatenKwalificatie van de rampTotale directe schade


1.

(miljoen EUR)

Toegepaste drempel voor regionale rampen
[1,5 % van het bbp/
1 % van het bbp voor ultraperifere gebieden]

2.

(miljoen EUR)

Drempel voor grote natuurrampen


3.

(miljoen EUR)

2,5 % van de directe schade tot de drempel


4.

(in EUR)

6 % van de directe schade boven de drempel


5.

(in EUR)

Voorgesteld totaal steunbedrag

6.

(in EUR)

Betaalde voor-schotten


7.

(in EUR)

PORTUGALRegionaal

8.

(Art. 2, lid 3)

328 50839 271-8 212 697-8 212 697821 270
SPANJERegionaal

9.

(Art. 2, lid 3)

2 269 7341 287 076-56 743 358-56 743 3585 674 336
ITALIËGroot

10.

(Art. 2, lid 2)

5 619 878-3 585 27889 631 943122 076 039211 707 982-
OOSTENRIJKBuurland

11.

(Art. 2, lid 4)

93 191--2 329 777-2 329 777-
TOTAAL278 993 814

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de MFK-verordening bedroeg het totale, begin 2020 voor SFEU-steun beschikbare bedrag 1 150 524 045 EUR, zijnde de som van de toewijzing voor 2020 van 597 546 284 EUR en het overschot van de toewijzing voor 2019 van 552 977 761 EUR, dat niet was uitgegeven en was overgedragen naar 2020.

Het bedrag dat in dit stadium van het jaar 2020 beschikbaar kan worden gesteld, is gelijk aan 1 001 137 474 EUR. Dat stemt overeen met het totale beschikbare bedrag voor SFEU-steun aan het begin van 2020 (1 150 524 045 EUR) verminderd met het gereserveerde bedrag van 149 386 571 EUR om te voldoen aan de in artikel 10, lid 1, van de MFK-verordening vastgelegde verplichting om 25 % van de jaarlijkse toewijzing voor 2020 tot 1 oktober 2020 opzij te zetten.

Overzichtstabel SFEU-financieringBedrag

12.

EUR

Naar 2020 overgedragen toewijzing voor 2019552 977 761
Toewijzing voor 2020597 546 284

13.

-----------------

Begin 2020 beschikbaar totaalbedrag1 150 524 045
Min 25 % van de gereserveerde toewijzing voor 2020-149 386 571

14.

-----------------

Momenteel beschikbaar maximumbedrag (toewijzingen 2019+2020)1 001 137 474
Voorgesteld totaal steunbedrag beschikbaar te stellen voor Portugal, Spanje, Italië en Oostenrijk- 278 993 814

15.

-----------------

Resterend beschikbaar bedrag tot 1 oktober 2020722 143 660