Toelichting bij COM(2020)35 - BESLUIT VAN DE RAAD waarbij machtiging wordt verleend tot het openen van onderhandelingen over een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Met deze aanbeveling nodigt de Europese Commissie de Raad van de Europese Unie uit machtiging te verlenen om onderhandelingen te openen over een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Commissie aan te wijzen als onderhandelaar namens de Unie en onderhandelingsrichtsnoeren te geven en een speciaal comité in te stellen in overleg waarmee de onderhandelingen moeten worden gevoerd.

2. ACHTERGROND

Het Verenigd Koninkrijk heeft zich op 1 februari 2020 teruggetrokken uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom).

De terugtrekkingsvoorwaarden zijn neergelegd in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna “het Verenigd Koninkrijk” genoemd) uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd) 1 .

Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden en voorziet in een overgangsperiode gedurende welke het recht van de Unie overeenkomstig dat akkoord op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is. De overgangsperiode eindigt op 31 december 2020, tenzij het Gemengd Comité dat is opgericht bij het terugtrekkingsakkoord uiterlijk op 1 juli 2020 eenmalig besluit de overgangsperiode met één of twee jaar te verlengen.

De Europese Raad heeft in zijn richtsnoeren van 23 maart 2018 opnieuw verklaard dat de Unie vastbesloten is in de toekomst een zo hecht mogelijk partnerschap met het Verenigd Koninkrijk te hebben. Dat partnerschap dient overeenkomstig de richtsnoeren betrekking te hebben op samenwerking op economisch en handelsgebied, en op andere gebieden, met name de bestrijding van terrorisme en internationale criminaliteit, evenals veiligheid, defensie en buitenlands beleid. De Europese Raad legde die richtsnoeren vast met het oog op een algeheel begrip van het kader voor de toekomstige betrekkingen, dat diende te worden neergelegd in een politieke verklaring die als bijlage bij het terugtrekkingsakkoord zou gaan en waarnaar in dat akkoord zou worden verwezen.

De politieke verklaring die als bijlage bij het terugtrekkingsakkoord gaat, stelt het kader vast voor de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk ( hierna “de politieke verklaring” genoemd) 2 . Deze verklaring stelt “de parameters vast voor een ambitieus, breed, diep en flexibel partnerschap, dat samenwerking op het gebied van handel en economie in het kader van een alomvattende en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst, rechtshandhaving en strafrechtspleging, buitenlands beleid, veiligheid en defensie en ruimere samenwerkingsgebieden bestrijkt.”

In artikel 184 van het terugtrekkingsakkoord is bepaald: “De Unie en het Verenigd Koninkrijk stellen, te goeder trouw en met volledige eerbiediging van hun respectieve rechtsordes, alles in het werk om de nodige stappen te nemen om via onderhandelingen spoedig tot de in de Politieke Verklaring van 17 oktober 2019 genoemde akkoorden inzake hun toekomstige betrekkingen te komen en de relevante procedures voor de bekrachtiging of sluiting van die akkoorden te volgen, teneinde te waarborgen dat die akkoorden voor zover mogelijk vanaf het eind van de overgangsperiode van toepassing zijn.”

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 13 december 2019 opnieuw zijn wens bevestigd zo nauw mogelijke toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk op te bouwen, in overeenstemming met de politieke verklaring en met inachtneming van de eerder overeengekomen richtsnoeren en verklaringen van de Europese Raad, met name de verklaring van 25 november 2018. De Europese Raad herhaalde in het bijzonder dat de toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk gebaseerd moeten worden op een evenwicht tussen rechten en verplichtingen, en een gelijk speelveld moeten garanderen. De Europese Raad verzocht de Commissie om de Raad “een uitgebreid ontwerpmandaat voor toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk meteen na de terugtrekking voor te leggen”.

3. HET NIEUWE PARTNERSCHAP

Het ambitieuze en alomvattende nieuwe partnerschap waarop deze aanbeveling betrekking heeft, is in overeenstemming met de conclusies en richtsnoeren van de Europese Raad en bouwt voort op de politieke verklaring.

Het beoogde partnerschap is één pakket dat drie hoofdcomponenten omvat:

–algemene regelingen (o.a. bepalingen inzake fundamentele waarden en beginselen, en governance);

–economische regelingen (o.a. bepalingen inzake handel en waarborgen inzake een gelijk speelveld); en

–veiligheidsregelingen (o.a. bepalingen inzake rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken, buitenlands beleid, veiligheid en defensie).

Het beoogde partnerschap is gebaseerd op de erkenning dat welvaart en veiligheid worden vergroot door de op regels gebaseerde internationale orde, het verdedigen van de individuele rechten en de rechtsstaat, krachtige normen voor de bescherming van de rechten van werknemers en consumenten en van het milieu, de strijd tegen klimaatverandering en vrije en eerlijke handel.

Het in deze aanbeveling beoogde partnerschap is alomvattend, in lijn met de conclusies van de Europese Raad van 13 december 2019. Het omvat alle in de politieke verklaring genoemde gebieden van belang: handel en economische samenwerking, rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken, buitenlands beleid, veiligheid en defensie, deelname aan programma’s van de Unie en thematische samenwerking. De Commissie staat paraat om daarvan zoveel mogelijk tijdens de overgangsperiode te regelen en over eventuele onbesliste kwesties verder te onderhandelen na de overgangsperiode.

Het beoogde partnerschap mag geen afbreuk doen aan de besluitvormingsautonomie van de Unie en haar rechtsorde, de integriteit van haar interne markt en de douane-unie en de ondeelbaarheid van de vier vrijheden. Het moet waarborgen dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd en de status weerspiegelen van het Verenigd Koninkrijk als niet aan Schengen deelnemend derde land dat niet dezelfde rechten en voordelen als een lidstaat kan genieten. Aan het beoogde partnerschap moet een algemeen governancekader dat alle samenwerkingsgebieden bestrijkt ten grondslag liggen.

Met betrekking tot de territoriale werkingssfeer van het beoogde partnerschap zij eraan herinnerd dat in de verklaringen voor de notulen van de Europese Raad van 25 november 2018 de volgende verklaring van de Europese Raad en van de Commissie is opgenomen: “Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zal Gibraltar niet binnen de territoriale werkingssfeer van de tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk te sluiten overeenkomsten vallen. Dit sluit evenwel niet uit dat er met betrekking tot Gibraltar afzonderlijke overeenkomsten tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk kunnen worden gesloten. Onverminderd de bevoegdheden van de Unie en met volledige eerbiediging van de territoriale integriteit van haar lidstaten, zoals gewaarborgd door artikel 4, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is voor die afzonderlijke overeenkomsten een voorafgaande goedkeuring van het Koninkrijk Spanje vereist.”

4. DE ONDERHANDELINGEN

De Commissie voert de onderhandelingen overeenkomstig de onderhandelingsrichtsnoeren in de bijlage bij het besluit en in overleg met een door de Raad ingesteld speciaal comité.

De Commissie coördineert de onderhandelingen voortdurend met de Raad en zijn voorbereidende instanties, raadpleegt tijdig de voorbereidende instanties van de Raad en brengt er verslag aan uit, en verstrekt tijdig alle nodige inlichtingen en documenten die verband houden met de onderhandelingen.

De Commissie informeert tijdig het Europees Parlement over het gehele verloop van de onderhandelingen.

De Commissie voert de onderhandelingen in samenwerking met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en in overeenstemming met hem voor aangelegenheden betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

5. RECHTSGRONDSLAG

De procedurele rechtsgrondslag voor een besluit waarbij machtiging wordt verleend om onderhandelingen te openen en richtsnoeren worden gegeven aan de onderhandelaar is artikel 218, leden 3 en 4, VWEU. Vanwege de alomvattende opzet van het beoogde partnerschap en de ambitieuze relatie voor de lange termijn die het tot stand wil brengen, is artikel 217 VWEU in dit stadium de passende materiële rechtsgrondslag voor het besluit waarbij machtiging wordt verleend om onderhandelingen te openen en richtsnoeren worden gegeven aan de onderhandelaar. Omdat de bijlage bij het besluit onderhandelingsrichtsnoeren bevat met betrekking tot aangelegenheden die onder het Euratom-Verdrag vallen, dient artikel 101 EGA eveneens deel uit te maken van de rechtsgrondslag voor het besluit. De rechtsgrondslag voor het aanbevolen besluit dient derhalve te bestaan uit artikel 218, leden 3 en 4, VWEU en artikel 101 EGA. De materiële rechtsgrondslag voor de ondertekening en de sluiting van het nieuwe partnerschap kan pas aan het einde van de onderhandelingen worden vastgesteld.

1.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

waarbij machtiging wordt verleend tot het openen van onderhandelingen over een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 1 februari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna “het Verenigd Koninkrijk” genoemd) zich teruggetrokken uit de Europese Unie.

De terugtrekkingsvoorwaarden zijn neergelegd in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd) 3 , waarover is onderhandeld en dat is gesloten in overeenstemming met artikel 50 van het Verdrag inzake de Europese Unie.

Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden en voorziet in een overgangsperiode gedurende welke het recht van de Unie overeenkomstig dat akkoord op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is. De overgangsperiode eindigt op 31 december 2020, tenzij het Gemengd Comité dat is opgericht bij het terugtrekkingsakkoord uiterlijk op 1 juli 2020 besluit om de overgangsperiode eenmalig met één of twee jaar te verlengen.

De Europese Raad heeft in zijn richtsnoeren van 23 maart 2018 opnieuw verklaard dat de Unie vastbesloten is in de toekomst een zo hecht mogelijk partnerschap met het Verenigd Koninkrijk te hebben. Dat partnerschap dient overeenkomstig de richtsnoeren betrekking te hebben op samenwerking op economisch en handelsgebied, en op andere gebieden, met name de bestrijding van terrorisme en internationale criminaliteit, evenals veiligheid, defensie en buitenlands beleid. De Europese Raad legde die richtsnoeren vast met het oog op een algeheel begrip van het kader voor de toekomstige betrekkingen, dat diende te worden neergelegd in een politieke verklaring die als bijlage bij het terugtrekkingsakkoord zou gaan en waarnaar in dat akkoord zou worden verwezen.

De politieke verklaring die als bijlage bij het terugtrekkingsakkoord gaat, stelt het kader vast voor de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk (hierna “de politieke verklaring” genoemd) 4 . Deze verklaring stelt de parameters vast voor een ambitieus, breed, diep en flexibel partnerschap, dat samenwerking op het gebied van handel en economie in het kader van een alomvattende en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst, rechtshandhaving en strafrechtspleging, buitenlands beleid, veiligheid en defensie en ruimere samenwerkingsgebieden bestrijkt.

In artikel 184 van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk, te goeder trouw en met volledige eerbiediging van hun respectieve rechtsordes, alles in het werk stellen om de nodige stappen te nemen om via onderhandelingen spoedig tot de in de politieke verklaring genoemde akkoorden inzake hun toekomstige betrekkingen te komen en de relevante procedures voor de bekrachtiging of sluiting van die akkoorden te volgen, teneinde te waarborgen dat die akkoorden voor zover mogelijk vanaf het eind van de overgangsperiode van toepassing zijn.

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 13 december 2019 opnieuw zijn wens bevestigd zo nauw mogelijke toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk op te bouwen, in overeenstemming met de politieke verklaring en met inachtneming van de eerder overeengekomen richtsnoeren en verklaringen van de Europese Raad, met name de verklaring van 25 november 2018. De Europese Raad herhaalde in het bijzonder dat de toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk gebaseerd moeten worden op een evenwicht tussen rechten en verplichtingen, en een gelijk speelveld moeten garanderen. De Europese Raad verzocht de Commissie om de Raad “een uitgebreid ontwerpmandaat voor toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk meteen na de terugtrekking voor te leggen”. De Europese Raad verklaarde dat hij de onderhandelingen op de voet zal volgen en waar nodig verdere algemene politieke sturing zal bieden.

Derhalve dienen onderhandelingen te worden geopend om een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot stand te brengen. De Commissie dient te worden aangesteld als onderhandelaar van de Unie. Voor aangelegenheden betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid voert de Commissie de onderhandelingen in overeenstemming met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

2.

Artikel 1


De Commissie wordt hierbij gemachtigd om onderhandelingen te openen over een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

3.

Artikel 2


De Commissie wordt aangewezen als onderhandelaar van de Unie.

4.

Artikel 3


De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met [benaming van het speciaal comité] en op basis van de richtsnoeren in de bijlage.

5.

Artikel 4


Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

6.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 29, 31.1.2020, blz. 7.
(2) PB C 34, 31.1.2020, blz. 1.
(3) PB L 29, 31.1.2020, blz. 7.
(4) PB C 34, 31.1.2020, blz. 1.