Toelichting bij COM(2020)28 - Wijziging van Besluit (EU) 2019/274 betreffende de ondertekening van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en Euratom

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) kennisgegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Overeenkomstig dat artikel heeft de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk onderhandeld over een akkoord over de voorwaarden voor zijn terugtrekking (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd), waarbij rekening is gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van het Verenigd Koninkrijk met de Unie.

Op 11 januari 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/274 vastgesteld, waarbij machtiging werd verleend voor de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord 1 , en werd het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van het terugtrekkingsakkoord ter goedkeuring aan het Europees Parlement voorgelegd.

De regering van het Verenigd Koninkrijk kreeg echter niet de nodige steun van haar parlement om het terugtrekkingsakkoord te ondertekenen en te ratificeren, en verzocht de Europese Raad om de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn te verlengen. De Europese Raad verleende in eerste instantie een verlenging tot en met 12 april 2019 2 . Deze termijn is verder verlengd tot en met 31 oktober 2019 3 en daarna tot en met 31 januari 2020 4 .

In artikel 185, derde alinea, van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat bij het doen van de schriftelijke kennisgeving dat de nodige interne procedures voltooid zijn, de Unie ten aanzien van een lidstaat die redenen heeft aangevoerd in verband met de fundamentele beginselen van het nationale recht van die lidstaat, kan verklaren dat gedurende de overgangsperiode, naast de gronden voor weigering van de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel bedoeld in Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad 5 , de uitvoerende gerechtelijke autoriteiten van die lidstaat kunnen weigeren eigen onderdanen op grond van een Europees aanhoudingsbevel over te leveren aan het Verenigd Koninkrijk. In artikel 4 van Besluit (EU) 2019/274 is bepaald dat de lidstaten die voornemens zijn gebruik te maken van de mogelijkheid waarin artikel 185, tweede alinea, van het akkoord voorziet, de Commissie en het Secretariaat-generaal van de Raad uiterlijk 15 februari 2019 kennisgeven van hun voornemen daartoe 6 .

In verband met de diverse verlengingen van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn is het passend om een nieuwe termijn vast te stellen binnen welke lidstaten die voornemens zijn van deze mogelijkheid gebruik te maken de Commissie en het Secretariaat-generaal van de Raad daarvan in kennis dienen te stellen.

Bijgevolg dient Besluit (EU) 2019/274 betreffende de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord dienovereenkomstig te worden gewijzigd.