Toelichting bij COM(2019)547 - Wijziging Beschikking 2007/884 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna “de btw-richtlijn” 1 genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 2 april 2019, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van de algemene beginselen betreffende het recht op aftrek van voorbelasting ter zake van gehuurde of geleasede auto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Samen met het verzoek om verlenging heeft het Verenigd Koninkrijk een verslag voorgelegd met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking van de btw op huur- of leasekosten van auto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 29 april 2019 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 2 mei 2019 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig de artikelen 168 en 169 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Tegelijkertijd is in artikel 26, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn bepaald dat het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden is gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de btw is ontstaan. Zo garandeert het systeem dat eindverbruik wordt belast wanneer de overeenkomstige voorbelasting initieel is afgetrokken.

Het is vaak moeilijk en omslachtig voor een belastingplichtige om het privé- en het zakelijke gebruik van motorvoertuigen op te splitsen en een administratie daarvan bij te houden, en voor de belastingdienst om de juistheid van deze opsplitsing te controleren. Dit zou ook het geval zijn wanneer het Verenigd Koninkrijk gebruik zou maken van de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis, lid 2, van de btw-richtlijn om de aftrek voor uitgaven in verband met tot het bedrijf behorende voertuigen te beperken naar evenredigheid van het werkelijke zakelijke gebruik dat de belastingplichtige ervan maakt. Gelet op het aantal voertuigen dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, zou de belastingontduiking bovendien aanzienlijke proporties kunnen aannemen.

Om de inning van de btw te vereenvoudigen en belastingontduiking te bestrijden, heeft het Verenigd Koninkrijk sinds 1995 2 de toestemming (die voor het laatst in 2016 3 werd verlengd tot en met 31 december 2019) om het recht van de huurder of lessee op aftrek van de voorbelasting op de huur- of leasekosten van een auto die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot 50 % te beperken. Om dubbele heffing te voorkomen, is het Verenigd Koninkrijk ook gemachtigd om het privégebruik van een auto die door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden wordt gehuurd of geleased, niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken.

Dankzij deze derogatie hoeft de huurder of lessee niet meer voor elke auto een nauwkeurige administratie van de gereden privékilometers bij te houden en een btw-aangifte voor het privégebruik te doen. Aangezien de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis, lid 2, van de btw-richtlijn niet in een gedeeltelijke vaste aftrek voorziet en alleen zou kunnen worden gebruikt voor de voorbelasting op auto’s die tot het bedrijf van de belastingplichtige behoren, is een derogatie het aangewezen instrument om de gevraagde vereenvoudiging te verwezenlijken.

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2007/884/EG 4 van de Raad, zoals gewijzigd, heeft het Verenigd Koninkrijk een verslag over de toepassing van de beschikking voorgelegd, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking van de btw op huur- of leasekosten van auto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.

Derogaties worden doorgaans op tijdelijke basis toegestaan om nadien te kunnen evalueren of de bijzondere maatregel passend en effectief was. In het door het Verenigd Koninkrijk voorgelegde verslag wordt gesteld dat de opsplitsing ten belope van 50 % tussen zakelijk en privégebruik (of ander niet-zakelijk gebruik in de zin van artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG) momenteel nog steeds overeenkomt met het globale zakelijke en privégebruik van huur- en leaseauto’s door belastingplichtigen in het Verenigd Koninkrijk. Het is daarom passend de derogatiemaatregel te verlengen.

Het Verenigd Koninkrijk heeft verzocht om de derogatie te mogen blijven toepassen tot het einde van de uitvoeringsperiode waarin het terugtrekkingsakkoord voorziet. In dit verband heeft het Verenigd Koninkrijk op 29 maart 2017 kennisgegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Unie overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU zijn de Verdragen niet meer van toepassing op de lidstaat die zich terugtrekt, met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit. De termijn is driemaal verlengd, de laatste keer bij Besluit (EU) 2019/1810 5 van de Europese Raad tot en met 31 januari 2020.

Op 11 januari 2019 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2019/274 6 machtiging verleend voor de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord dat op 14 november 2018 was overeengekomen op het niveau van de onderhandelaars. De Unie heeft bevestigd dat zij klaar is om de ondertekening en de sluiting van het terugtrekkingsakkoord voortvarend ter hand te nemen in het geval dat het Parlement van het Verenigd Koninkrijk dit akkoord goedkeurt. Deel vier van het terugtrekkingsakkoord 7 voorziet in een overgangsperiode die begint op de datum van inwerkingtreding van het akkoord, tijdens welke het recht van de Unie van toepassing moet blijven op en in het Verenigd Koninkrijk, zoals in dat akkoord bepaald.

In ieder geval is dit besluit slechts van toepassing zolang het Unierecht van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk.

Bijgevolg wordt, gezien de onzekerheid over de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord, de toevoeging van een vervalbepaling met als datum 31 december 2022 als de meest geschikte aanpak beschouwd. Het Verenigd Koninkrijk wordt verzocht uiterlijk 1 april 2022 een nieuw verslag voor te leggen indien het land zou overwegen een verzoek om verlenging na 31 december 2022 in te dienen.

Hoe dan ook moet de toepassing van de derogatie, in geval van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zonder akkoord dan wel in geval van ratificatie van het terugtrekkingsakkoord, eindigen op de eerste van de volgende datums: ofwel 31 december 2022, ofwel de datum van terugtrekking uit de Unie zonder akkoord, ofwel de datum waarop de overgangsperiode waarin het terugtrekkingsakkoord voorziet, eindigt in geval van ratificatie van het terugtrekkingsakkoord.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot het recht op aftrek verleend.

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek van de btw ter zake van personenauto’s beperken.

Er zijn in het verleden initiatieven genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen 8 ; de onderhavige derogatie is evenwel een passende maatregel in afwachting van de harmonisatie van deze regels op EU-niveau.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen en de btw-inning vereenvoudigen in een bepaalde sector.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is bovendien het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van het Verenigd Koninkrijk en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het besluit voorziet in de verlenging van een vereenvoudigingsmaatregel die ertoe strekt btw-ontduiking tegen te gaan en de belastinginning te vereenvoudigen. De beperking van de aftrek van de voorbelasting tot 50% treedt in de plaats van het werkelijke bedrag aan belastingen dat verschuldigd is over het gebruik van de desbetreffende auto’s voor privédoeleinden. Hierdoor hoeft de huurder of lessee niet voor elke auto van de zaak een administratie van de gereden privékilometers bij te houden noch belasting over het feitelijke privégebruik te voldoen.

Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect trouwens hoe dan ook beperkt zijn.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling; de derogatie loopt automatisch af op 31 december 2022. Als het Verenigd Koninkrijk zich vóór die datum uit de Europese Unie terugtrekt zonder akkoord, is dit besluit automatisch niet langer van toepassing op de datum van terugtrekking, als gevolg van de toepassing van artikel 50 VEU. Als het terugtrekkingsakkoord in werking treedt, zal dit besluit niet langer van toepassing zijn op de datum waarop de overgangstermijn waarin dat akkoord voorziet, afloopt, indien die datum wordt vastgesteld vóór 31 december 2022.

Indien het Verenigd Koninkrijk een verdere verlenging van de derogatiemaatregel na 2022 alsnog noodzakelijk acht, dient het de Commissie uiterlijk 1 april 2022 een evaluatieverslag samen met het verzoek om verlenging voor te leggen.