Toelichting bij COM(2019)480 - Standpunt EU in de VN/ECE over wijziging van reglementen en resoluties en een nieuw mondiaal technisch reglement over de bepaling van het vermogen van elektrische voertuigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in een van de permanente werkgroepen in het institutionele kader van de Verenigde Naties, met name in het Wereldforum voor de harmonisatie van reglementen voor voertuigen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (werkgroep 29 of WP.29), in verband met de voorgenomen vaststelling door deze werkgroep van wijzigingen van bestaande VN/ECE-reglementen (krachtens de herziene overeenkomst van 1958) of mondiale technische reglementen van de VN (krachtens de parallelle overeenkomst) en van een aantal resoluties krachtens beide overeenkomsten.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1.De overeenkomst van 1958 en de overeenkomst van 1998

De Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (hierna “VN/ECE” genoemd) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen (“herziene overeenkomst van 1958”) en de Overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen (“parallelle overeenkomst”), beogen geharmoniseerde voorschriften te ontwikkelen om technische belemmeringen voor de handel in motorvoertuigen tussen de overeenkomstsluitende partijen van de VN/ECE op te heffen en ervoor te zorgen dat die voertuigen een hoog niveau van veiligheids- en milieubescherming bieden. De overeenkomsten zijn voor de EU in werking getreden op respectievelijk 24 maart 1998 en 15 februari 2000. Zij worden beide beheerd door het VN/ECE-Wereldforum voor de harmonisatie van reglementen voor voertuigen (werkgroep 29 of WP.29).

De Europese Unie is partij bij de overeenkomsten 1 .

2.2. Het Wereldforum voor de harmonisatie van reglementen voor voertuigen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — werkgroep 29 of WP.29

WP.29 biedt een uniek kader voor wereldwijd geharmoniseerde voorschriften voor voertuigen. WP 29 is een permanente werkgroep in het institutionele kader van de Verenigde Naties met een specifiek mandaat en reglement van orde. Deze werkgroep functioneert als een mondiaal forum voor open discussies over regels voor motorvoertuigen waar de uitvoering van de herziene overeenkomst van 1958 en de parallelle overeenkomst wordt besproken. Iedere lidstaat van de Verenigde Naties en iedere door VN-lidstaten opgerichte regionale organisatie voor economische integratie kan volledig deelnemen aan de werkzaamheden van WP.29 en partij worden bij de door WP.29 beheerde overeenkomsten betreffende voertuigen.


De zittingen van WP.29 van de VN/ECE worden driemaal per jaar gehouden, namelijk in maart, juni en november. Bij elke zitting worden nieuwe VN/ECE-reglementen, nieuwe mondiale technische reglementen van de VN en/of wijzigingen van bestaande VN/ECE-reglementen (krachtens de herziene overeenkomst van 1958) of mondiale technische reglementen van de VN (krachtens de parallelle overeenkomst) aangenomen om rekening te houden met de technische vooruitgang. Vóór elke zitting van WP.29 worden deze wijzigingen eerst op technisch niveau besproken in specifieke ondergeschikte organen van WP29.

Vervolgens vindt op het niveau van WP.29 een stemming plaats (d.w.z. voor de voorstellen in het kader van de herziene overeenkomst van 1958, met gekwalificeerde meerderheid van de aanwezige en stemmende overeenkomstsluitende partijen en voor de voorstellen in het kader van de parallelle overeenkomst, bij consensus van de aanwezige en stemmende overeenkomstsluitende partijen).

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van de nieuwe reglementen en mondiale technische reglementen en de wijzigingen, supplementen en corrigenda ervan, wordt vóór elke WP.29 vastgesteld bij een besluit van de Raad uit hoofde van artikel 218, lid 9, VWEU.

2.3. De beoogde handeling van WP.29

Tussen 12 en 14 november 2019 kan WP.29 tijdens zijn 179e zitting de voorstellen tot wijziging van de VN/ECE-Reglementen nrs. 0, 16, 17, 21, 35, 29, 43, 44, 48, 53, 55, 58, 67, 74, 80, 83, 85, 86, 98, 107, 112, 113, 115, 116, 123, 129, 135, 148, 149 en 150, het voorstel tot wijziging van Mondiaal Technisch Reglement nr. 2, het voorstel tot wijziging van Gemeenschappelijke Resolutie MR.1, de voorstellen tot wijziging van de Geconsolideerde Resoluties R.E.3 en R.E.5 en de voorstellen tot machtiging voor het opstellen van een wijziging van Mondiaal Technisch Reglement nr. 6 en van een nieuw mondiaal technisch reglement betreffende de bepaling van het vermogen van elektrische voertuigen.


3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

Het WP.29-systeem versterkt de internationale harmonisatie van voertuignormen. De overeenkomst van 1958 speelt hierbij een sleutelrol omdat EU-fabrikanten gemeenschappelijke typegoedkeuringsreglementen kunnen hanteren in de wetenschap dat hun producten door de overeenkomstsluitende partijen zullen worden erkend als zijnde in overeenstemming met hun nationale wetgeving. Deze regeling heeft het bijvoorbeeld mogelijk gemaakt dat bij Verordening (EG) nr. 661/2009 betreffende de algemene veiligheid van motorvoertuigen meer dan 50 EU-richtlijnen zijn ingetrokken en vervangen door de overeenkomstige reglementen die in het kader van de overeenkomst van 1958 zijn opgesteld.

Een vergelijkbare aanpak is gevolgd in Richtlijn 2007/46/EG, waarbij de nationale goedkeuringssystemen van de lidstaten zijn vervangen door een goedkeuringsprocedure van de Unie en een geharmoniseerd kader is vastgesteld met bestuursrechtelijke bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden. Met die richtlijn zijn de VN/ECE-reglementen als voorschriften voor de typegoedkeuring of als alternatieven voor de wetgeving van de Unie in het EU-typegoedkeuringssysteem opgenomen. Sinds de vaststelling van die richtlijn zijn er in het kader van de EU-typegoedkeuring steeds meer VN/ECE-reglementen in de wetgeving van de Unie opgenomen.

Zodra de voorstellen tot wijziging van of nieuwe VN/ECE-reglementen door WP.29 zijn aangenomen, en zodra de uitvoerend secretaris van de VN/ECE de overeenkomstsluitende partijen van deze handelingen in kennis heeft gesteld, kunnen deze handelingen, mits er geen bezwaren zijn van de overeenkomstsluitende partijen die een blokkerende minderheid vormen, na zes maanden uiteindelijk in werking treden en worden omgezet in de toepasselijke nationale voorschriften van elke overeenkomstsluitende partij. In de EU wordt de omzetting voltooid na de bekendmaking van deze handelingen in de publicatiebladen van de EU. De gewijzigde of nieuwe voorschriften die voortvloeien uit de inwerkingtreding van deze beoogde handelingen zijn rechtstreeks toepasselijk in het recht van de Unie (d.w.z. voor de toepassing van de Europese typegoedkeuring van volledige voertuigen) na de wijziging van bijlage IV bij Richtlijn 2007/46/EG en bijlage I bij Verordening (EG) nr. 661/2009.

Daarom moet het standpunt van de Unie bepaald worden over:

–de voorstellen tot wijziging van de VN/ECE-Reglementen nrs. 0, 16, 17, 21, 29, 43, 44, 48, 53, 55, 58, 67, 74, 80, 83, 85, 86, 98, 107, 112, 113, 115, 116, 123, 129, 135, 148, 149 en 150;

–het voorstel tot wijziging van Mondiaal Technisch Reglement nr. 2;

–het voorstel tot wijziging van Gemeenschappelijke Resolutie MR.1;

–de voorstellen tot wijziging van de Geconsolideerde Resoluties R.E.3 en R.E.5, en

–de voorstellen tot machtiging om een wijziging van Mondiaal Technisch Reglement nr. 6 uit te werken en een nieuw mondiaal technisch reglement betreffende de bepaling van het vermogen van elektrische voertuigen op te stellen;

die zijn ingediend voor stemming tijdens de zitting van WP.29 van november 2019, die plaatsvindt van 12 tot en met 14 november 2019.

De Unie moet de bovengenoemde handelingen ondersteunen omdat zij volledig in overeenstemming zijn met het internemarktbeleid van de Unie voor de automobielindustrie en met het vervoers-, klimaat- en energiebeleid van de Unie. Deze handelingen hebben een zeer positief effect op het concurrentievermogen van de automobielindustrie in de EU en op de internationale handel. Door voor deze handelingen te stemmen zal technologische vooruitgang bevorderd worden, zullen schaalvoordelen worden geboden, zal versnippering van de interne markt worden voorkomen en zullen gelijke milieu- en veiligheidsnormen in de hele Unie worden gewaarborgd.

Externe expertise is voor dit voorstel niet relevant. Het voorstel zal wel door het technisch comité motorvoertuigen worden bestudeerd.


4. RECHTSGRONDSLAG


1.

4.1. Procedurele rechtsgrondslag


2.

4.1.1. Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .


3.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval


WP.29 is een lichaam waarin de uitvoering van de herziene overeenkomst van 1958 en de parallelle overeenkomst wordt besproken door de overeenkomstsluitende partijen van de VN/ECE.

De door WP.29 vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen.

De in de beoogde handeling opgenomen VN/ECE-reglementen zijn bindend voor de Unie en kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving met betrekking tot de typegoedkeuring van voertuigen. Bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad 3 zijn de goedkeuringssystemen van de lidstaten vervangen door een goedkeuringsprocedure van de Unie en is een geharmoniseerd kader vastgesteld met bestuursrechtelijke bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden. Met die richtlijn zijn de in het kader van de herziene overeenkomst van 1958 vastgestelde reglementen (“VN/ECE-reglementen”) als voorschriften voor typegoedkeuring of als alternatieven voor de wetgeving van de Unie in het EU-typegoedkeuringssysteem opgenomen. Sinds de vaststelling van Richtlijn 2007/46/EG zijn VN/ECE-reglementen steeds meer opgenomen in de wetgeving van de Unie.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.


4.

4.2. Materiële rechtsgrondslag


5.

4.2.1. Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.


6.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de onderlinge aanpassing van wettelijke bepalingen. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 114.


7.

4,3. Conclusie


De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 114 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.