Toelichting bij COM(2018)569 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening (EU) nr. 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 3.8.2018

COM(2018) 569 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is verleend bij Verordening (EU) nr. 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006


Inhoudsopgave

  1. Inleiding
  2. Rechtsgrondslag

1.

Inleiding



Bij Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 1 (de F-gasverordening) zijn regels vastgesteld om het milieu te beschermen door de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te verminderen.

Daartoe zijn in de verordening met name regels vastgelegd met betrekking tot:

-de insluiting, het gebruik, de terugwinning en de vernietiging van gefluoreerde broeikasgassen;

-voorwaarden betreffende het op de markt brengen van specifieke producten en apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of nodig hebben voor de werking ervan;

-voorwaarden voor wijzen van gebruik van gefluoreerde broeikasgassen, en

-kwantitatieve limieten voor het op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen.

Bij artikel 12, lid 15, en artikel 21, lid 1, van de F-gasverordening is de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen.

In artikel 12, lid 15, heeft die bevoegdheid betrekking op de "wijziging van de in de leden 4 tot en met 12 vastgestelde etiketteringsvoorschriften, indien zulks passend is in het licht van de commerciële of technologische ontwikkeling."

In artikel 21, lid 1, heeft die bevoegdheid betrekking op de "actualisering van de bijlagen I, II en IV op basis van nieuwe evaluatierapporten van het Intergouvernementeel Panel over klimaatverandering of nieuwe verslagen van de wetenschappelijke beoordelingsgroep (SAP) van het Protocol van Montreal wat het aardopwarmingsvermogen van de in de lijst vermelde stoffen betreft." Bijlage I bevat een lijst van fluorkoolwaterstoffen die onder de verordening vallen, bijlage II bevat een lijst van andere gefluoreerde broeikasgassen die moeten worden gerapporteerd overeenkomstig artikel 19 van de verordening, en bijlage IV bevat de methode voor de berekening van het totale aardopwarmingsvermogen van een mengsel (een vloeistof die uit twee of meer stoffen is samengesteld, waarvan er ten minste één is opgenomen in de lijst van bijlage I of van bijlage II). 

2.

Rechtsgrondslag



Dit verslag moet worden opgesteld uit hoofde van artikel 22, lid 2, van de F-gasverordening. Volgens dat artikel heeft de Commissie gedurende een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf 10 juni 2014, de bevoegdheid gedelegeerde handelingen vast te stellen. De Commissie moet eveneens uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen. In artikel 22, lid 2, is tevens vastgelegd dat de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen "telkens met termijnen van vijf jaar stilzwijgend [wordt] verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet".

3. UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tijdens de periode waarop dit verslag betrekking heeft, heeft de Commissie geen gebruik gemaakt van de in artikel 12, lid 15, en artikel 21, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen. De redenen op basis waarvan de medewetgevers hebben besloten de Commissie de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen toe te kennen, blijven evenwel geldig.

Wat de bevoegdheid inzake etikettering in artikel 12, lid 15, betreft, is het nog altijd nodig om die voorschriften te kunnen actualiseren indien dat passend is in het licht van de commerciële of technische ontwikkeling. Het valt niet te voorspellen wanneer dergelijke ontwikkelingen zich precies zullen voordoen en wat de gevolgen ervan zullen zijn voor etikettering, en evenmin zijn ze in de tijd beperkt. Evenzo is de in artikel 21, lid 1, vastgestelde bevoegdheid tot actualisering van de bijlagen I, II en IV afhankelijk van ontwikkelingen op VN-niveau die niet te voorspellen, noch in de tijd beperkt zijn.

4. CONCLUSIE

Hoewel de Commissie vooralsnog geen gedelegeerde handelingen heeft vastgesteld, aangezien de ontwikkelingen die vereist zijn voor het gebruik van de bevoegdheid daartoe door de Commissie zich nog niet hebben voorgedaan, is het naar het oordeel van de Commissie waarschijnlijk dat dit in de toekomst wel zal gebeuren.

De in artikel 12, lid 15, en artikel 21, lid 1, vermelde bevoegdheidsdelegatie moet derhalve stilzwijgend met een termijn van vijf jaar worden verlengd, zoals voorzien in artikel 22, lid 2, van de verordening.


(1)

PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195.