Toelichting bij COM(2018)359 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Zwitserland inzake de handel in broeikasgas­emissierechten, mbt de vaststelling van het reglement van orde van dat Gemengd Comité

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten, wat de voorgenomen vaststelling van het reglement van orde van dat Gemengd Comité betreft.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten ("de overeenkomst") heeft tot doel de emissiehandelsregeling van de Unie (EU Emission Trading System, EU-ETS) te koppelen aan de Zwitserse, door toe te staan dat de in het ene systeem verleende emissierechten in het andere systeem kunnen worden verhandeld en voor naleving kunnen worden gebruikt, wat de mogelijkheden voor de beperking van de klimaatverandering vergroot. De overeenkomst is op 23 november 2017 ondertekend. Zij treedt in werking op de 1e januari na de uitwisseling van de akten van ratificatie of goedkeuring door de partijen. In de overeenkomst is echter bepaald dat de artikelen 11 tot en met 13 met ingang van de datum van ondertekening van de overeenkomst voorlopig van toepassing zijn.

2.2.Het Gemengd Comité

Het krachtens artikel 12 van de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité is belast met het beheer van de overeenkomst en ziet toe op de uitvoering ervan. Het kan besluiten nieuwe bijlagen bij de overeenkomst goed te keuren of bestaande bijlagen te wijzigen. Het kan ook wijzigingen van de artikelen van de overeenkomst bespreken, gedachtewisselingen over de wetgeving van de partijen bevorderen en evaluaties van de overeenkomst verrichten.

Het Gemengd Comité is een bilateraal orgaan dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen (de EU en Zwitserland). Beide partijen moeten met de door het Gemengd Comité genomen besluiten instemmen.


2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Op 27 juni 2018, tijdens zijn eerste vergadering, moet het Gemengd Comité zijn reglement van orde vaststellen.

Het doel van de beoogde handeling is het vaststellen van de regels volgens welke het Gemengd Comité moet functioneren en zijn taken moet ontwikkelen.

In artikel 12, lid 4, van de overeenkomst is bepaald dat het Gemengd Comité zijn reglement van orde vaststelt.

3. Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen

Het voorstel bepaalt het standpunt van de Unie met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité. Het ontwerpreglement van orde bevat standaardbepalingen inzake het functioneren van dit orgaan: de samenstelling, het voorzitterschap en de secretariaatswerkzaamheden, regels met betrekking tot de te houden vergaderingen, het vaststellen van de agenda, het nemen van besluiten enz. Het voorziet ook in de mogelijkheid om werkgroepen op te richten, overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de overeenkomst.

De vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité is nodig opdat het Comité kan starten met de voorbereidende werkzaamheden voor de uitvoering van de overeenkomst. Hierdoor zullen de praktische regelingen kunnen worden vastgesteld om de koppeling van de twee emissiehandelsregelingen te verwezenlijken.

De ontwikkeling van een goed functionerende internationale koolstofmarkt via een bottom-up koppeling van emissiehandelsregelingen is een beleidsdoelstelling op lange termijn van de EU en de internationale gemeenschap, met name als middel om de klimaatdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken. In dit verband voorziet artikel 25 van de richtlijn tot vaststelling van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) in de koppeling van de EU-ETS aan andere emissiehandelsregelingen op voorwaarde dat zij bindend zijn, een absoluut emissieplafond hebben en verenigbaar zijn, zoals het geval is met de Zwitserse regeling. Om de blijvende verenigbaarheid tussen de EU-ETS en de Zwitserse ETS te waarborgen. moet het Gemengd Comité starten met de uitvoering ervan.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, namelijk de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De voorgenomen handeling heeft rechtsgevolgen omdat hierin de regels worden vastgesteld die gelden voor het Gemengd Comité: het orgaan dat de overeenkomst beheert en beslissingen kan nemen over de vaststelling van nieuwe of de wijziging van bestaande bijlagen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de voorgenomen handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 191 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 191 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.