Toelichting bij COM(2017)668 - Standpunt EU in de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie over overheidsvoorraden voor continuïteit van de voedselvoorziening en diverse andere onderwerpen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel voor een besluit betreft de bepaling van het namens de Unie in de 11e Ministeriële Conferentie (MC11) van de Wereldhandelsorganisatie ("WTO") in te nemen standpunt met betrekking tot de mogelijke aanneming van verschillende besluiten over de Doha-ontwikkelingsagenda (DDA). Het voorstel heeft betrekking op overheidsvoorraden met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening, handelsverstorende interne steun aan de landbouw, onder meer voor katoen, uitvoerbeperkingen op het gebied van landbouw, subsidiëring van de visserij, binnenlandse regelingen inzake diensten alsmede kmo's/transparantie van regelgevingsmaatregelen voor de handel in diensten.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie ("WTO-overeenkomst")

De Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie ("WTO-overeenkomst") is op 1 januari 1995 in werking getreden. De Europese Unie 1 en alle 28 lidstaten zijn partij bij de overeenkomst.

2.2.De Ministeriële Conferentie van de WTO

De Ministeriële Conferentie is het hoogste besluitvormingsorgaan van de WTO en komt ten minste een keer per twee jaar bijeen. De volgende vergadering van de Ministeriële Conferentie zal plaatsvinden te Buenos Aires, Argentinië (10 tot en met 13 december 2017).

2.3.De beoogde handelingen van de Ministeriële Conferentie van de WTO

De MC11 neemt mogelijk besluiten met rechtsgevolgen aan met betrekking tot 1) overheidsvoorraden met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening; 2) handelsverstorende interne steun, onder meer voor katoen; 3) uitvoerbeperkingen op het gebied van landbouw; 4) subsidiëring van de visserij; 5) binnenlandse regelingen inzake diensten, en 6) kmo's/transparantie van regelgevingsmaatregelen voor de handel in diensten ("de beoogde handelingen").

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit voorstel strekt ertoe de Unie in staat te stellen zich aan te sluiten bij een mogelijke consensus op de MC11 over de aanneming van besluiten met rechtsgevolgen met betrekking tot de hierboven vermelde onderwerpen.

Hoewel het nog niet duidelijk is of, en zo ja, in hoeverre, de WTO-leden tot een consensus zullen kunnen komen, moet de Raad ingevolge artikel 218, lid 9, VWEU het standpunt van de EU op de MC11 op voorhand bepalen 2 .

Dit voorstel heeft betrekking op de volgende onderwerpen waarover mogelijk besluiten worden genomen:

·overheidsvoorraden met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening: de onderhandelingen zijn erop gericht tot overeenstemming te komen over een 'permanente oplossing' waarmee wordt voldaan aan de doelstelling van het ministerieel besluit van Bali van 7 december 2013 inzake overheidsvoorraden met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening (WT/MIN(13)/38-WT/L/913), zoals uitgelegd door het latere besluit van de Algemene Raad van 27 november 2014 (WT/L/939) en door het ministerieel besluit van 19 december 2015 (WT/MIN(15)/44-WT/L/979). Een dergelijk besluit zou vergelijkbaar kunnen zijn met de tussentijdse oplossing die het actuele besluit van Bali biedt, met of zonder bijkomende voorwaarden en met of zonder een groter toepassingsgebied (om ook latere 'post Bali'-programma's daaronder te kunnen laten vallen);

·handelsverstorende interne steun aan de landbouw, onder meer voor katoen: de onderhandelingen over handelsverstorende interne steun zijn voorzien in artikel 20 van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw en maakten deel uit van het DDA-mandaat, zoals neergelegd in de ministeriële verklaring van Doha van 14 november 2001 (WT/MIN(01)/DEC/1). Om vaart achter het proces te zetten, heeft de EU samen met Brazilië, Colombia, Peru en Uruguay een voorstel over handelsverstorende interne steun (JOB/AG/99) ingediend (onder meer over handelsverstorende interne steun voor katoen en over overheidsvoorraden met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening). De EU moet haar steun uitspreken voor een eventueel op de MC11 bereikte oplossing op het gebied van handelsverstorende interne steun, onder meer voor katoen;

·uitvoerbeperkingen: de onderhandelingen over strengere disciplines inzake uitvoerverboden en -beperkingen als bedoeld in artikel 12, lid 1, van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw zijn voorzien in artikel 20 van die overeenkomst en maken deel uit van de DDA-onderhandelingen. Gezien het belang van deze kwestie voor het proces van hervorming van de landbouw en voor de overgang naar een billijk en marktgeoriënteerd systeem voor de handel in landbouwproducten moet de Unie haar steun uitspreken voor een oplossing op het gebied van uitvoerbeperkingen, voor zover die wordt bereikt;

·subsidiëring van de visserij: de onderhandelingen over subsidiëring van de visserij maken deel uit van de DDA en de afschaffing van bepaalde visserijsubsidies is voorzien in duurzameontwikkelingsdoelstelling 14, streefdoel 6, van de VN ("SDG 14.6"), die door de staatshoofden en regeringsleiders in 2015 is overeengekomen. De EU heeft bij de WTO een voorstel over dit onderwerp ingediend (TN/RL/GEN/181/Rev.1). De onderhandelingen zijn gaande, en de Unie moet haar steun uitspreken voor een oplossing op dit gebied, voor zover die wordt bereikt;

·binnenlandse regelingen: de onderhandelingen over binnenlandse regelingen inzake diensten waren voorzien in artikel VI, lid 4, van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten van de WTO (GATS). De afgelopen maanden is vooruitgang geboekt met betrekking tot binnenlandse regelingen, wat heeft geleid tot een voorstel voor een geconsolideerde onderhandelingstekst dat wordt gesteund door ongeveer 50 WTO-leden (waaronder de EU). De voorgestelde disciplines inzake binnenlandse regelingen betreffen uitsluitend de vereisten en procedures met betrekking tot vergunningen en kwalificaties alsmede technische normen, en zijn van toepassing op de sectoren waar verbintenissen inzake markttoegang zijn aangegaan in het kader van de GATS. De onderhandelingen zijn gaande, en de Unie moet haar steun uitspreken voor een oplossing op dit gebied, voor zover die wordt bereikt;

·kmo's/transparantie van regelgevingsmaatregelen voor de handel in diensten: het DDA-mandaat voorzag in onderhandelingen over markttoegang voor niet-landbouwproducten, met inbegrip van niet-tarifaire belemmeringen. In 2017 heeft de EU bij de WTO een aan niet-tarifaire belemmeringen gerelateerd voorstel ingediend voor een 'Ministerial Decision on Facilitating SME Trade: Transparency of Regulatory Measures for Trade in Goods' (TN/MA/W/144/Rev.3, met als mede-indieners Australië, Hongkong, Taiwan, Singapore en Japan). Het voorstel van de EU zou de toegang van kmo's tot het internationale handelsverkeer vergemakkelijken door grotere transparantie (kennisgeving van de definitieve teksten aan de WTO en oprichting van een openbaar register) alsmede door goede regelgevingspraktijken (openbare raadpleging van belanghebbenden over nieuwe maatregelen, toepassingsgebied beperkt tot technische handelsbelemmeringen en sanitaire en fytosanitaire maatregelen). De onderhandelingen zijn gaande, en de Unie moet haar steun uitspreken voor een oplossing op dit gebied, voor zover die wordt bereikt.

Aangezien er momenteel over alle elementen van het mogelijke Buenos Aires-pakket wordt onderhandeld, verwacht de Commissie dat de Raad zijn besluit over het standpunt van de EU met betrekking tot de uitkomst van de onderhandelingen zal vaststellen zodra er voldoende duidelijkheid ten aanzien van de desbetreffende teksten komt, mogelijk tijdens de vergadering van de Ministeriële Conferentie zelf.

Het initiatief is volledig in overeenstemming met bestaande beleidsbepalingen. Soortgelijke besluiten zijn opgesteld voor eerdere vergaderingen van de Ministeriële Conferentie van de WTO, recentelijk voor de 10e Ministeriële Conferentie van de WTO in 2015.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De Ministeriële Conferentie van de WTO is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de WTO-overeenkomst. Zij heeft overeenkomstig artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst de bevoegdheid besluiten te nemen inzake alle aangelegenheden vallend onder multilaterale handelsovereenkomsten, met inbegrip van besluiten met rechtsgevolgen.

De bovenbedoelde beoogde handelingen vormen handelingen met rechtsgevolgen, aangezien zij de rechten en verplichtingen van de Unie kunnen raken.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijke handelsbeleid, aangezien de beoogde mogelijke besluiten over onderwerpen op de DDA onder dit beleid vallen.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handelingen

Aangezien de handelingen van de Ministeriële Conferentie van de WTO strekken tot aanvulling van de WTO-overeenkomst, is het aangewezen deze na de aanneming ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.