Toelichting bij COM(2017)603 - Standpunt EU tav het voorstel tot wijziging van bijlage II bij het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit houdende vaststelling van het namens de Unie in te nemen standpunt op de 20e gewone vergadering van de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee ("het Verdrag van Barcelona") met betrekking tot de wijzigingen van bijlage II bij het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen

Het Verdrag van Barcelona is gericht op het duurzame beheer van de natuurlijke mariene en terrestrische hulpbronnen en op de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden door verontreiniging te voorkomen, te verminderen en weg te werken. Het Verdrag van Barcelona is op 9 juli 2004 in werking getreden.

Het Verdrag van Barcelona wordt aangevuld door zeven protocollen die betrekking hebben op specifieke aspecten van milieubehoud in het Middellandse Zeegebied, met inbegrip van het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee (aangenomen in 1995, ter vervanging van het ermee verwante protocol van 1982) en de bijlagen daarbij.

De Europese Unie is partij bij het Verdrag van Barcelona 1 en de bijbehorende protocollen 2 . Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Malta en Slovenië zijn ook partij bij het Verdrag van Barcelona en de bijbehorende protocollen, samen met 13 niet-EU-landen uit het Middellandse Zeegebied.

2.2.De 20e gewone vergadering van de partijen bij het Verdrag

De 20e gewone vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona zal van 17 tot en met 20 december 2017 plaatsvinden in Tirana in Albanië.

Op de vergadering zal van de partijen worden gevraagd een besluit te nemen over onder andere een handeling met rechtsgevolgen, namelijk een voorstel tot wijziging van bijlage II (lijst van bedreigde soorten) bij het protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee ("het protocol").

De in artikel 23 van het Verdrag van Barcelona beschreven procedure is van toepassing op de vaststelling van alle wijzigingen in de bijlagen bij een protocol. Dergelijke wijzigingen worden met een meerderheid van drie vierde van de partijen bij het protocol aangenomen. In artikel 25 van het Verdrag van Barcelona is bepaald dat 'de Europese Economische Gemeenschap haar stemrecht uitoefent met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal lidstaten dat partij bij het verdrag en bij een of meer protocollen daarvan is' en dat zij 'haar stemrecht niet uitoefent in gevallen waarin de betrokken lidstaten hun recht uitoefenen, en vice versa'.

2.3.De beoogde wijzigingen in bijlage II bij het protocol

Tijdens de 20e gewone vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona, die van 17 tot en met 20 december 2017 plaatsvindt, worden de partijen geacht wijzigingen in bijlage II bij het protocol ("de beoogde handeling") aan te nemen.

De beoogde handeling heeft de volgende doelstellingen:

- de toevoeging aan de soortenlijst in bijlage II bij het protocol van vier nieuwe soorten Anthozoa (een categorie van ongewervelde zeedieren waaronder koralen), namelijk Isidella elongata, Dendrophyllia cornigera, Dendrophyllia ramea en Desmophyllum dianthus,

- de actualisering van de benaming van een aantal soorten zee- en kustvogels naar aanleiding van de taxonomische veranderingen die zich sinds de vorige wijzigingen in de bijlagen bij het protocol hebben voorgedaan.

De beoogde handeling wordt bindend voor de partijen overeenkomstig artikel 29 van het Verdrag van Barcelona, waarin is bepaald dat 'elk protocol bij dit verdrag bindend is voor de partijen bij het desbetreffende protocol', en overeenkomstig artikel 23, waarin is bepaald dat 'bijlagen bij dit verdrag of bij een protocol een integrerend deel vormen van het verdrag of van dat protocol, al naar het geval'.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het protocol bevat een lijst met bedreigde soorten en een lijst met soorten waarvan de exploitatie is gereglementeerd (artikel 12). Deze twee lijsten vormen respectievelijk de bijlagen II en III bij het protocol. De partijen bij het verdrag zijn verplicht onderling afgestemde maatregelen te nemen om de in deze bijlagen opgenomen dier- en plantensoorten te beschermen en in stand te houden.

In de beoogde handeling wordt voorgesteld de benaming van een aantal soorten zee- en kustvogels te actualiseren naar aanleiding van de taxonomische veranderingen die zich sinds de vorige wijzigingen in de bijlagen bij het protocol hebben voorgedaan. Het betreft geen wezenlijke of materiële wijzigingen maar louter een actualisering van de benaming van een aantal soorten die reeds in de lijst zijn opgenomen.

Ten tweede wordt in de beoogde handeling voorgesteld om aan de soortenlijst in bijlage II bij het protocol vier nieuwe soorten Anthozoa (Isidella elongata, Dendrophyllia cornigera, Dendrophyllia ramea en Desmophyllum dianthus) toe te voegen.

Dit tweede voorstel is besproken in het desbetreffende, uit hoofde van het verdrag opgerichte technische orgaan tijdens de 13e vergadering van de contactpunten voor het protocol, waarop de EU was vertegenwoordigd.

De vier koraalsoorten in kwestie komen voor in het habitattype van communautair belang 'Riffen', waarvoor ter instandhouding speciale beschermingszones 3 moeten worden aangewezen overeenkomstig bijlage I bij de habitatrichtlijn 4 . Meer bepaald zijn in de Interpretation Manual of European Union Habitats 5 de gemeenschap van Dendrophyllia ramea, de gemeenschap van Dendrophyllia cornigera, faciës van Isidella elongata, en gemeenschappen van witte koralen zoals die van Lophelia pertusa en Madrepora oculata (waarvan bekend is dat de soort Desmophyllum dianthus ermee verwant is) als Mediterrane rifvormende soorten opgenomen. De vier soorten zijn als bedreigd opgenomen in de Rode Lijst van bedreigde soorten in het Middellandse Zeegebied 6 (Dendrophyllia ramea is momenteel ingedeeld als kwetsbaar; Dendrophyllia cornigera en Desmophyllum dianthus zijn bedreigd; en Isidella elongata is ernstig bedreigd en wordt als bijna-inheems beschouwd). Drie van de betrokken soorten (D. ramea, D. cornigera en D. dianthus) behoren tot een groep echte koralen die is opgenomen in aanhangsel II van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en bijgevolg in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad 7 (verordening inzake de handel in wilde dier- en plantensoorten). De vier soorten Anthozoa worden in de Middellandse Zee aan tal van antropogene invloeden blootgesteld, zoals bodemtrawlervisserij, bentische langelijnvisserij, de lozing van verontreinigende stoffen, booractiviteiten, de opwarming van de aarde en oceaanverzuring. Hun herstelvermogen kan zeer beperkt zijn, als gevolg van een relatief trage groei, een beperkt verspreidingsvermogen en een relatief lange levensduur. Hoewel er weinig wetenschappelijke gegevens over de populatie van de vier soorten voorhanden zijn, wijzen de beschikbare populatiegegevens of kwalitatieve waarnemingen op een alarmerende achteruitgang van habitats en/of populaties.

Door deze voorstellen te ondersteunen, zorgt de Unie voor consistentie tussen haar interne en externe optreden.

In overeenstemming met artikel 191, lid 1, VWEU, met artikel 5 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit en met de besluiten die tijdens de 10e, 12e en 13e vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit in respectievelijk Nagoya in 2010 8 , Pyeongchang in 2014 9 en Mexico in 2016 zijn vastgesteld, heeft de Unie zich verbonden tot internationale samenwerking ter bescherming van de biodiversiteit. In dat verband is wat de voor opname voorgestelde soorten betreft met name Besluit XIII/11 10 van de dertiende Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit tot bevordering van de uitvoering van een vrijwillig specifiek werkplan inzake biodiversiteit in koudwatergebieden, dat onder meer gericht is op de instandhouding en versterking van de veerkracht van ecosystemen in koudwatergebieden, van belang.

Dit voorstel strookt ook met de bezorgdheid die in de Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling in 2012 is geuit 'over de aanzienlijke kwetsbaarheid van koraalriffen en mangrovebossen voor de effecten van onder andere klimaatverandering, oceaanverzuring, overbevissing, destructieve vispraktijken en vervuiling' en met de in diezelfde conferentie aangegane verbintenis om 'de internationale samenwerking te ondersteunen met het oog op de instandhouding van de ecosystemen van koraalriffen en mangrovebossen en de benutting van de maatschappelijke, economische en ecologische voordelen daarvan, evenals de bevordering van technische samenwerking en vrijwillige informatie-uitwisseling'.

Het voorstel draagt tevens bij tot de verwezenlijking van duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 14.2, die het volgende doel heeft: 'Tegen 2020 op een duurzame manier zee- en kustecosystemen beheren en beschermen om aanzienlijke negatieve gevolgen te vermijden, ook door het versterken van hun veerkracht, en actie ondernemen om deze te herstellen en om te komen tot gezonde en productieve oceanen'.

Gelet op het voorgaande moet de Unie het voorstel tot wijziging van bijlage II bij het protocol ondersteunen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 11 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door de vergadering van de partijen bij het Verdrag van Barcelona vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 23 en 29 van het Verdrag van Barcelona uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op het milieu. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.