Toelichting bij COM(2017)166 - Standpunt EU met betrekking tot voorstellen tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (ook 'CMS' of 'Verdrag van Bonn' genoemd) beoogt de instandhouding van trekvogelsoorten en andere trekkende terrestrische en mariene diersoorten in hun hele verspreidingsgebied. Het is een intergouvernementeel verdrag dat tot stand is gekomen onder auspiciën van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en gericht is op de wereldwijde bescherming van wilde diersoorten en natuurlijke habitats. De Europese Unie is sinds 1 november 1983 partij bij het CMS 1 .

De trekkende diersoorten waarvan het behoud wordt beoogd, worden opgesomd in bijlage I (bedreigde soorten) en bijlage II (soorten waarover een overeenkomst dient te worden gesloten) bij het Verdrag.

De Conferentie van de Partijen is het besluitvormingsorgaan van het Verdrag, dat bevoegd is om de behoudsstatus van trekkende soorten te beoordelen en in het licht van deze beoordeling de bijlagen I en II bij het Verdrag te wijzigen.

Krachtens artikel XI van het Verdrag kan elke partij voorstellen tot wijziging indienen. Een wijziging van de bijlagen wordt negentig dagen na de vergadering van de Conferentie van de Partijen waarop zij werd aangenomen, voor alle partijen van kracht, behalve voor de partijen die een voorbehoud maken.

De twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag zal van 22 tot 28 oktober 2017 in Manilla (Filipijnen) plaatsvinden. Voorgesteld wordt dat de Unie, met het oog op deze vergadering, een voorstel tot wijziging van bijlage II bij het Verdrag indient ter verhoging van de bescherming van twee vogelsoorten, namelijk Lanius excubitor excubitor en Lanius minor, in hun hele verspreidingsgebied, ook buiten het grondgebied van de Unie, op basis van de volgende overwegingen: 1) de opneming van deze soorten is wetenschappelijk verantwoord; 2) hun opneming is in overeenstemming met de EU-wetgeving; en 3) de Unie maakt zich sterk voor internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit. Bijgevolg dient de Raad een besluit te nemen met het oog op de vaststelling van het standpunt dat op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van voorstellen tot wijziging.

De uiterste termijn voor het indienen van voorstellen tot wijziging is door het secretariaat van het Verdrag in overeenstemming met artikel XI, lid 3, vastgesteld op 25 mei 2017.

Vóór de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen kan het secretariaat van het Verdrag kennisgeving doen van voorstellen tot wijziging van de bijlagen I en II bij het Verdrag die door andere partijen worden ingediend en die het mogelijk ook noodzakelijk maken dat een besluit wordt genomen tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie met betrekking tot die voorstellen moet worden ingenomen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel vereist geen aanpassing van het recht van de Unie, aangezien het twee soorten betreft die krachtens het recht van de Unie, met name de vogelrichtlijn 2 , reeds passende bescherming genieten.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is verenigbaar met het zevende milieuactieprogramma 3 en met de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 4 , met name met doelstelling 6 daarvan: helpen het mondiaal biodiversiteitsverlies te verhoeden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel berust op artikel 192, lid 1, in combinatie met artikel 218, lid 9, VWEU.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het in dit voorstel vervatte ontwerp van namens de Unie in te dienen wijzigingsvoorstellen is door Frankrijk via de deskundigengroep inzake de vogel- en habitatrichtlijnen ter overweging voorgelegd. Vervolgens heeft er een informele uitwisseling van voorlopige standpunten met de lidstaten plaatsgevonden.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

N.v.t.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel leidt niet tot nieuwe voorschriften voor monitoring of rapportage. Alle uitvoeringsplanning en controle zou deel uitmaken van de reguliere planning- en rapportageactiviteiten in het kader van het Verdrag.