Toelichting bij COM(2016)768 - Uitvoering van de aanbeveling van de Raad over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 5.12.2016


2.

COM(2016) 768 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren


1. Inleiding en achtergrond

De Raad verzocht de Commissie om elke drie jaar verslag uit te brengen over de voortgang en meerwaarde van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging (HEPA) in de verschillende sectoren (hierna de 'aanbeveling van de Raad' genoemd) 1 , aangenomen in november 2013. Dit voortgangsverslag heeft betrekking op de periode 2014-2016.

De meeste mensen in Europa raken niet aan het minimumniveau van lichaamsbeweging dat wordt aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) 2 . Vooral mensen uit lage sociaaleconomische milieus, etnische minderheden en mensen met een handicap hebben niet voldoende lichaamsbeweging. De EU-lidstaten erkenden de noodzaak om beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te stimuleren op nationaal niveau en zagen de voordelen van acties op EU-niveau, die hebben geleid tot de goedkeuring van de aanbeveling van de Raad betreffende gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in 2013, op basis van een voorstel van de Commissie. De Raad keurde onlangs conclusies goed over het stimuleren van motorische vaardigheden, lichaamsbeweging en sportactiviteiten bij kinderen 3 . Hierin werden de lidstaten verzocht om mensen bewuster te maken van de voordelen die regelmatige lichaamsbeweging vanaf de vroege kinderjaren met zich meebrengt en om kinderen te stimuleren actiever te zijn door een sectoroverschrijdend beleid te implementeren, zoals in de onderwijs-, jeugd- en gezondheidssector.

De aanbeveling van de Raad stimuleert de EU-lidstaten om sectoroverschrijdend te werken en beleidsterreinen als sport, gezondheid, onderwijs, milieu en vervoer in hun nationale strategieën en actieplannen te betrekken. Zij spoort de lidstaten ook aan om nauw samen te werken met elkaar en met de Commissie door regelmatig informatie en goede praktijken uit te wisselen. Daarnaast erkende de Raad dat meer betrouwbare en actuele informatie over de situatie in de hele EU van essentieel belang was om de nationale en regionale beleidsvorming te ondersteunen. Daarom stelde zij een monitoringkader voor op basis van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging 4 ("het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging").

2. Methode

Het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging bestaat uit 23 indicatoren die betrekking hebben op verschillende thematische gebieden die relevant zijn voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging: internationale aanbevelingen en richtsnoeren voor lichaamsbeweging, een sectoroverschrijdende aanpak, sport, gezondheid, onderwijs, milieu (met inbegrip van stadsplanning en openbare veiligheid), werkomgeving, senioren, evaluatie en bewustmaking van het publiek.

De aanbeveling van de Raad verzocht elke EU-lidstaat om een nationaal contactpunt voor lichaamsbeweging aan te wijzen om de informatieverzameling voor het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging op nationaal niveau te coördineren. Alle 28 EUlidstaten hadden hun contactpunten medio 2014 aangewezen en in oktober 2014 werd het netwerk van contactpunten voor lichaamsbeweging gelanceerd in Rome. De gegevens bestemd voor het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging werden in 2015 verzameld in samenwerking met de WHO. Met de steun van de Commissie ontmoetten de leden van het netwerk elkaar in januari 2015 en juni 2015 om de problemen waarmee ze werden geconfronteerd te delen en te bespreken, en vervolgens in april 2016 en september 2016 om de lessen de ze hebben getrokken en toekomstige ronden van gegevensverzameling te bespreken.

Daarnaast werkte de Commissie samen met een consortium van onderzoekers onder leiding van de Universiteit van Erlangen-Nürnberg (Duitsland) om de contactpunten te voorzien van ondersteuning bij het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging 5 . Het consortium voerde ook een onafhankelijke evaluatie uit van het monitoringkader en het proces (studie over gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging) 6 . Als onderdeel van deze studie werd in verschillende landen een specifieke situatieanalyse uitgevoerd om feedback, opgedane ervaring en suggesties te verzamelen met betrekking tot de uitvoering van het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, en de Commissie te voorzien van de nodige aanbevelingen om verschillende aspecten van het monitoringkader en de steun aan de lidstaten te verbeteren.

Dit voortgangsverslag is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, die vooral via het netwerk van contactpunten voor lichaamsbeweging en de WHO werden verkregen. Dit verslag is gebaseerd op de hierboven vermelde studie over gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging.

3. WHO-databank inzake voeding, obesitas en lichaamsbeweging in Europa (NOPA) en landenfiches over gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging

Alle gegevens die via het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging werden verzameld, werden in de bestaande Europese databank van de WHO inzake voeding, obesitas en lichaamsbeweging (NOPA) ingevoerd 7 . De belangrijkste elementen bij NOPA zijn epidemiologische en prevalentiegegevens, beleidsmaatregelen en goede praktijken in verband met voeding, obesitas en lichaamsbeweging. De Commissie ondersteunde de verdere ontwikkeling van de onderdelen rond lichaamsbeweging in de WHO-databank, om de databank aan te passen aan het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en de gebruikersinterface te verbeteren.

De Commissie ondersteunde en werkte nauw samen met het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO om landenfiches rond gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging op te stellen op basis van de bijdragen van de lidstaten 8 . Deze fiches werden gepubliceerd ter gelegenheid van de Europese week van de sport in september 2015. Zij verstrekken landenspecifieke overzichten betreffende gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging (met inbegrip van goede praktijken) en een analyse van de situatie en trends op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de EU. Het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO liet weten dat de landenfiches in mei 2016 in de top 20 van meest geraadpleegde documenten op de WHO-website stonden.

4. Ontwikkeling en uitvoering van het beleid inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging op nationaal niveau

Tijdens deze eerste ronde van gegevensverzameling voor het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging namen 27 van de 28 EU-landen 9 deel aan het onderzoek betreffende de uitvoering van de 23 indicatoren. De verzamelde gegevens geven een goed overzicht van de stand van zaken in verband met de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de EU. U kunt deze raadplegen in de NOPA-databank van de WHO. U vindt een overzicht in de landenfiches over de lichaamsbeweging, gepubliceerd door het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO en de Commissie.

Na de goedkeuring van de aanbeveling van de Raad in november 2013 hebben alle 27 ondervraagde landen een nationaal beleid of actieplannen ontwikkeld in een of meer van de sectoren die onder het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging vallen. De lidstaten namen vooral nieuwe beleidsmaatregelen aan in de sportsector (dertien lidstaten), de gezondheidssector (tien lidstaten), het onderwijs (acht lidstaten), het milieu, de stadsplanning en de openbare veiligheid (inclusief de vervoerssector; drie lidstaten) en in de seniorensector (drie lidstaten). Veel van de 152 vermelde beleidsmaatregelen en actieplannen waren echter al in voege voor de aanbeveling van de Raad werd goedgekeurd.

Een indicator is toegepast als een lidstaat een beleid of een programma heeft ingevoerd dat wordt gevolgd door middel van de indicator. Het monitoringkader bevat 23 indicatoren; 23 landen hebben 10 of meer indicatoren toegepast, terwijl 5 landen er 20 of meer hebben toegepast. Slechts één land heeft alle 23 indicatoren van het monitoringkader aangepakt en toegepast. Opvallend is dat slechts zeven landen beleidsmaatregelen hebben uitgevoerd die alle thematische gebieden van het monitoringkader bestrijken.

Onderstaande afbeelding geeft het aantal indicatoren weer die door de 27 EUlidstaten werden toegepast.


Hieronder vindt u een overzicht van de resultaten van het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging per thematisch gebied 10 .

In negentien landen werden nationale beleidsaanbevelingen inzake lichaamsbeweging voor een betere gezondheid ingevoerd. Hiervan richten er zich achttien op volwassenen, zeventien op jongeren en zestien op oudere volwassenen. In tien landen stoelden de nationale aanbevelingen op aanbevelingen van de WHO. Eén land baseerde zijn aanbevelingen op de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging. Acht landen volgden andere internationale aanbevelingen of een combinatie ervan.

In totaal meldden zestien landen dat zij het specifieke nationale coördinatiemechanisme inzake de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging volledig hebben ontwikkeld en uitgevoerd. Eén land meldde een sterke interministeriële samenwerking, wat hetzelfde effect had als een coördinatiemechanisme, en nog vier landen zijn van plan om binnen twee jaar een mechanisme in te voeren.

In 22 landen werd een nationaal beleid inzake sport voor iedereen uitgevoerd. Zeven landen voerden beleidsmaatregelen uit die niet exclusief gericht waren op 'sport voor iedereen', maar waarbij 'sport voor iedereen' een van de thema's was.

Programma's 'sportclubs voor gezondheid' werden in zeven landen uitgevoerd (die programma's moedigen sportclubs aan om te investeren in gezondheidsgerelateerde sportactiviteiten en in de bevordering van gezondheid in relatie met sportactiviteiten). Nog twee landen zijn van plan om in de nabije toekomst dergelijke programma's uit te voeren.

Sommige landen richtten zich op de behoeften van meer dan één doelgroep via een geïntegreerde aanpak, terwijl andere zich op specifieke doelgroepen richtten, afhankelijk van de sector met betrekking tot gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Tien landen in het bijzonder lieten weten dat zij specifieke kaders hebben geïmplementeerd om sociaal achtergestelde groepen meer toegang tot sport- en recreatievoorzieningen te geven (immigranten of sociaal kwetsbare personen). Twee lidstaten richtten zich meer op sport als een integraal onderdeel van herstel- en re-integratieprogramma's voor personen met een handicap.

In 22 landen werden de beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging ingevoerd in de gezondheidssector. Zeventien landen namen de opleiding rond lichaamsbeweging op als onderdeel van het curriculum van gezondheidswerkers. In veertien landen werd lichaamsbeweging opgenomen in opleidingsmodules voor artsen en fysiotherapeuten; in acht landen werd het een onderdeel van de opleidingsmodules voor verpleegkundigen. Daarnaast lanceerden dertien landen programma's die advies rond lichaamsbeweging door gezondheidswerkers moeten bevorderen. Deze programma's hadden vooral betrekking op het voorkomen van niet-overdraagbare ziekten en voorzagen in begeleiding voor gezondheidswerkers. Dit gebeurde soms in de vorm van gratis onlinecursussen.

In negentien landen werden beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging ingevoerd met betrekking tot milieu, stadsplanning en openbare veiligheid (inclusief vervoer). In twintig landen bleek wandelen een van de drie belangrijkste vervoerswijzen te zijn voor dagelijkse activiteiten; in acht landen stond fietsen in de top drie. Daarnaast voerden sommige landen maatregelen in, zoals belastingvoordelen (bijvoorbeeld terugbetaalde btw voor aangekochte fietsen, belastingvrijstelling en/of compensatie voor de werknemer die naar het werk wandelt of fietst), dure parkeertarieven en congestieheffingen.

Veertien landen gaven aan dat zij actieve woon-werkverkeerregelingen hadden ingevoerd (één land is van plan om dit in de nabije toekomst te doen), terwijl twaalf landen maatregelen invoerden om lichaamsbeweging op de werkplek te stimuleren (nog zes landen zijn van plan om dit in de nabije toekomst te doen).

Vier landen meldden dat zij op nationaal niveau uitvoering hadden gegeven aan de Europese richtsnoeren voor de verbetering van de infrastructuur voor lichaamsbeweging in de vrije tijd 11 , en nog zes landen zijn van plan om dit in de nabije toekomst te doen.

In negentien landen werden beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging ingevoerd in de onderwijssector. Terwijl alle lidstaten een maatregel uitvoerden die in een bepaald aantal verplichte uren lichamelijke opvoeding op scholen voorziet (variërend van een tot bijna vijf, afhankelijk van de graad en het land/de regio), lieten zes landen een combinatie toe van verplichte en facultatieve lessen lichamelijke opvoeding in basisscholen en gaven vijf de mogelijkheid om dit in het secundair onderwijs te doen. Verschillende landen meldden dat zij verschillende schoolgerelateerde programma's ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging hebben uitgevoerd: actieve pauzes tussen de lessen (acht landen), actieve pauzes tijdens de lessen (vier landen) en buitenschoolse activiteiten (elf landen). Om het lopend/fietsend naar school gaan te bevorderen, voerden negen landen programma's uit met maatregelen die dit veiliger moeten maken. In twintig landen werd gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging opgenomen in de opleiding van leerkrachten lichamelijke opvoeding.

Dertien landen lieten weten dat ze gemeenschapsinterventies hadden uitgevoerd om de lichaamsbeweging onder senioren te bevorderen; twee landen daarvan hebben plannen om dergelijke projecten op te zetten in de nabije toekomst (bijvoorbeeld programma's om het evenwicht en de coördinatie bij oudere volwassenen te versterken, inclusief preventie van valpartijen en zwakte, onderwijs en advies bij oefeningen).

Achttien landen meldden dat er succesvolle communicatiecampagnes liepen om het publiek bewust te maken van de voordelen van lichaamsbeweging en het aantal mensen die fysiek actief zijn te verhogen. Eén land liet weten dat er niet minder dan veertien verschillende campagnes werden gelanceerd. Sommige campagnes richtten zich op alle burgers, terwijl andere zich toespitsten op kwetsbare groepen, zoals kinderen of senioren. De reikwijdte van de campagnes besloeg soms het hele land en soms slechts een regio of stad.

5. De prevalentie van lichaamsbeweging meten

De trends en veranderingen op het vlak van lichaamsbeweging bij de bevolking doorheen de tijd monitoren is belangrijk voor de ontwikkeling, evaluatie en verbetering van het nationale beleid rond lichaamsbeweging. In het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging werd het niveau van lichaamsbeweging in de EU-lidstaten voor volwassenen, kinderen en adolescenten die voldoen aan het door de WHO 12 aanbevolen minimumniveau van lichaamsbeweging procentueel weergegeven.

Zeventien lidstaten gaven aan over systemen te beschikken om het niveau van lichaamsbeweging van de bevolking te monitoren (vijf landen zouden dit binnen twee jaar doen). Deze systemen waren echter gebaseerd op verschillende onderzoeksinstrumenten en vragenlijsten. Daarnaast legden verschillende landen gegevens over het niveau van lichaamsbeweging over die afkomstig waren uit meer dan een bron of instrument. Twaalf landen haalden hun gegevens over het niveau van lichaamsbeweging van volwassenen uit onafhankelijke nationale studies. Er werd ook melding gemaakt van gegevens uit EU-enquêtes (zes landen verstrekten gegevens uit de Eurobarometer 13 en twee landen gebruikten de resultaten van het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews 14 als nationale gegevens over het niveau van lichaamsbeweging). Eén land verstrekte ook gegevens over lichaamsbeweging die objectief gemeten werden met toestellen zoals versnellingsmeters. De gegevens over kinderen en adolescenten kwamen voornamelijk uit het onderzoek naar gezondheidsgedrag bij schoolgaande kinderen 15 , dat een breed aanvaarde gestandaardiseerde bron van gegevens biedt voor internationale vergelijkingen en observatie van trends, of uit nationaal representatieve studies. Wanneer er geen nationale gegevens beschikbaar waren, werden schattingen van het niveau van lichaamsbeweging van het Waarnemingscentrum voor de wereldwijde gezondheid van de WHO benut 16 .

In de gerapporteerde gegevens bleken grote verschillen te bestaan binnen en tussen landen, afhankelijk van de onderzoeksinstrumenten en -methoden die werden gebruikt. Er bleken grote verschillen tussen de gegevens die verkregen werden via sommige nationale onderzoeken, EU-onderzoeken zoals de Eurobarometer en het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews, en dan vooral bij de schattingen van het Waarnemingscentrum voor de wereldwijde gezondheid van de WHO. De lidstaten meldden dat zij op de hoogte waren van dit probleem en de daarmee samenhangende moeilijkheden om te zorgen voor geldige en vergelijkbare gegevens inzake lichaamsbeweging in de EU. De publicatie van tegenstrijdige gegevens uit verschillende onderzoeksinstrumenten werd aangewezen als een punt van zorg voor de bevordering van de lichaamsbeweging dat moet worden aangepakt.

6. De samenwerking inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging tussen de lidstaten en met de Commissie

De aanbeveling van de Raad spoort de lidstaten aan om nauw samen te werken met elkaar en met de Commissie rond de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, door regelmatig informatie en goede praktijken uit te wisselen. De Commissie werd verzocht om deze uitwisselingen te faciliteren en de lidstaten te ondersteunen bij hun werk op dit gebied.

De deskundigengroep inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, opgericht in het kader van het werkplan van de Europese Unie voor sport (2014-2017) 17 , werd belast met de coördinatie van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad. Er werden systematisch presentaties van goede praktijken voor de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging (waaronder door de EU gefinancierde onderzoeken 18 ), opgenomen in de vergaderingen 19 , van lidstaten en waarnemersorganisaties om de uitwisseling van ervaring en de geleerde lessen te faciliteren. Daarnaast stelde de deskundigengroep een aantal goede praktijken samen van alle lidstaten en sportorganisaties die de vergaderingen bijwoonden als waarnemers 20 . Dit diende ter inspiratie voor de landen die bezig zijn met de ontwikkeling of aanpassing van hun nationale strategieën en beleid. Het netwerk van contactpunten biedt ook de mogelijkheid om informatie uit te wisselen en intercollegiaal leren te organiseren (er werden ook systematisch verschillende presentaties van lidstaten opgenomen in de vergaderingen van het netwerk).

De Commissie ondersteunde de WHO door technische bijstand te bieden aan verschillende lidstaten die nationale richtsnoeren voor lichaamsbeweging aan het ontwikkelen of uitvoeren waren. Ze ondersteunde meer bepaald de ontwikkeling en uitvoering van een instrumentarium dat de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de eerstelijnsgezondheidszorginstellingen in Kroatië wil verbeteren, alsook de ontwikkeling van een nationale strategie voor de lichaamsbeweging in Malta en Portugal.

Daarnaast omvat het sporthoofdstuk van het Erasmus+-programma 21 , dat de periode 2014-2020 bestrijkt, in zijn doelstellingen de bevordering van het bewustzijn van het belang van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, middels een grotere deelname aan en gelijke toegang tot sport voor iedereen. In 2014 en 2015 cofinancierde de EU in totaal 26 samenwerkingspartnerschappen die erop gericht waren om de deelname aan sport en lichaamsbeweging te bevorderen. Deze projecten werden in een groot aantal lidstaten uitgevoerd, om de Europese burgers in hun lokale omgeving te bereiken, en richtten zich op verschillende lagen van de bevolking, waaronder kinderen, ouderen en mensen met een handicap. Het Erasmus+-programma steunde de inspanningen van diverse belanghebbenden uit de academische wereld, overheden, ngo's en sportclubs bij de uitvoering van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging in de lidstaten.

Tot slot werken de lidstaten en de Commissie ook samen in het kader van de Europese week van de sport, een initiatief op Europees niveau dat werd gelanceerd in 2015 en erop gericht is het bewustzijn van de voordelen van sport en lichaamsbeweging te verhogen, ongeacht leeftijd, achtergrond en conditie. Er werden vijf partnerschappen meegefinancierd in het kader van de Europese week van de sport in 2015 en acht in 2016. De eerste twee edities waren een succes. 31 Europese landen waren betrokken en het initiatief werd georganiseerd in samenwerking met grote sport- en sportgerelateerde organisaties, die zich ertoe verbonden om evenementen te organiseren en meer in het algemeen lichaamsbeweging te promoten. De vereniging van Europese sport(hoofd)steden, die elk jaar awards uitreikt, was een van deze partners.

7. Europese statistieken over lichaamsbeweging

Sport heeft een belangrijke plaats ingenomen in de Europese strategieën en programma's, dus is er een toenemende behoefte aan geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken om te zorgen voor goed onderbouwde beleidsmaatregelen binnen dit gebied. De aanbeveling van de Raad verzocht de Commissie om de mogelijkheid te onderzoeken om Europese statistieken over het niveau van lichaamsbeweging op te stellen op basis van gegevens die werden verzameld in het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging.

In 2016 begonnen Eurostat en de Commissie met de verspreiding van geharmoniseerde statistieken over prestaties inzake lichaamsbeweging, gebaseerd op de reeds bestaande EU-onderzoeken 22 . Het Europees statistisch programma voor 2013-2017 23 bepaalt hoe de statistieken over lichaamsbeweging moeten worden verschaft. In 2016 zullen de gegevens over het niveau van lichaamsbeweging en de beoefening van sport, conditie en recreatie worden verspreid via de tweede editie van het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews 24 (EHIS) en de tijdbestedingsenquêtes 25 . De derde editie van het EHIS-onderzoek is gepland voor 2019 overeenkomstig de huidige kaderverordening betreffende statistieken over de volksgezondheid; daaropvolgende onderzoeken zullen uitgevoerd worden overeenkomstig de komende verordening inzake verzamelingen van microgegevens uit sociale enquêtes, waarbij de regelmaat van vijf naar zes jaar gaat. Eurostat, de Commissie en de lidstaten werken samen om overeenstemming te bereiken over de onderzoeksinstrumenten.

In de context van het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging maakten slechts twee lidstaten gebruik van EHIS-gegevens om verslag uit te brengen over het niveau van lichaamsbeweging. De belangrijkste beperking van dit onderzoek is dat het geen trage recreatie omvat. Bovendien beoordeelt het niet in hoeverre de bevolking voldoet aan de aanbevelingen van de WHO voor lichaamsbeweging, zoals vereist is volgens het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Als het EHIS-onderzoek wordt gebruikt als een uniform monitoringsinstrument voor lichaamsbeweging in de hele EU, dan moeten dergelijke beperkingen worden aangepakt.

8. Evaluatie van de toegevoegde waarde van de aanbeveling van de Raad

De aanbeveling van de Raad gaf de lidstaten een impuls om middels overheidsbeleid het gebrek aan lichaamsbeweging aan te pakken. In totaal werden 152 beleidsmaatregelen en actieplannen opgegeven door de lidstaten in alle sectoren die relevant zijn voor de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging; 37 daarvan werden aangenomen na de goedkeuring van de aanbeveling in november 2013. Er mag worden verwacht dat de strategie inzake lichaamsbeweging voor de Europese regio voor 2016-2025 van de WHO de lidstaten verder zal aanzetten om acties te ondernemen op dit gebied 26 .

De aanbeveling van de Raad heeft ook bijgedragen aan de verbetering van de monitoring van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de EU-lidstaten, van epidemiologische gegevens tot beleidsontwikkelingen. Als gevolg daarvan hebben verschillende landen hun nationale sectoroverschrijdende netwerken uitgebreid, geïntensiveerd of zelfs geformaliseerd, of zijn ze van plan dit te doen in de toekomst.

De gegevens die in het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging werden verzameld, gaven voor het eerst een overzicht van de uitvoering van het beleid en de maatregelen met betrekking tot gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de hele EU. Dankzij deze informatie is het mogelijk om de stand van zaken van de uitvoering van het beleid inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging tussen EU-lidstaten te vergelijken en is het eenvoudiger om goede praktijken uit te wisselen en landen te inspireren die momenteel bezig zijn met de ontwikkeling of aanpassing van hun nationale strategieën en beleid. De resultaten zullen een voordeel bieden aan nationale overheden en belanghebbenden, want hierdoor krijgen ze een beeld van de beleidsbehoeften en vooruitgang. De gegevens die in het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging werden verzameld, zijn ook nuttig voor een aantal indicatoren voor de monitoring van de lichaamsbeweging in de actieplannen van de lidstaten voor obesitas bij kinderen 27 . De eerste monitoringronde vormt een referentiepunt ten opzichte waarvan de volgende monitoringronden zullen worden beoordeeld om de evolutie en de vooruitgang te meten.

Het is van cruciaal belang om evaluatieplannen te gebruiken om de gevolgen en de doeltreffendheid van het beleid en de actieplannen op nationaal niveau te evalueren. Van de 152 opgegeven beleidsmaatregelen of actieplannen bevatten de meeste (116) een evaluatieplan. Er werd echter niet vermeld of deze evaluaties werden uitgevoerd.

Over het algemeen leverden de contactpunten goede bijdragen aan het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, wat toch zeer positief is voor een eerste monitoringronde. Voor toekomstige ronden van gegevensverzameling is het nuttig om het onderzoeksinstrument voor een aantal indicatoren te wijzigen en om een aantal indicatoren nauwkeuriger te definiëren om de interpretatieruimte te beperken (bijvoorbeeld welke status van de richtsnoeren is vereist met het oog op rapportage). Dit zou het mogelijk maken om betere grensoverschrijdende gegevensvergelijkingen uit te voeren.

Uit de beoordeling van de eerste monitoringronde blijken specifieke nationale omstandigheden en problemen die ontstonden toen de respondenten de enquête beantwoordden. Ten eerste blijft de sectoroverschrijdende aard van het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging een mogelijke uitdaging. Het is mogelijk dat contactpunten informatie op nationaal niveau hebben gemist omdat ze buiten hun eigen sector niet over de relevante netwerkcontacten of middelen beschikken. Ten tweede worden sommige regelingen en beleidsmaatregelen niet door de nationale overheid uitgevoerd, maar vooral op regionaal of lokaal niveau (bijvoorbeeld in federale landen), of moeten zij worden uitgevoerd door belanghebbenden die niet terugkoppelen naar overheden. De monitoring ging niet dieper in op de resultaten op regionaal en lokaal niveau. Toekomstige monitoringronden in het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging kunnen worden verbeterd om de inspanningen op deze niveaus beter weer te geven. Ten derde gaven de lidstaten wel wat informatie over de financiering voor de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, maar omdat deze afkomstig is van verschillende beleidsgebieden en begrotingslijnen op nationaal niveau of van verschillende overheidsniveaus, was het in dit stadium niet mogelijk om grondig verslag uit te brengen over deze indicator.

De gestructureerde samenwerking met de WHO in het kader van de aanbeveling van de Raad is voor beide partijen voordelig gebleken en omvatte gezamenlijke activiteiten voor de verspreiding en verbetering van de NOPA-databank. Vooral de contactpunten vonden de steun van de Commissie, de WHO en de wetenschappelijke deskundigen nuttig.

De Commissie ontving positieve reacties over de landenfiches van de contactpunten en de Raadsgroep voor sport. Zowel de inhoud als de vorm van de fiches werd passend geacht. Er werd gesuggereerd om de fiches om de drie jaar te herzien, omdat dit het mogelijk zou maken om de geplande regelingen en het beleid tijdig op te volgen.

9. Conclusies

Deze evaluatie van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad voor 20142016 toont een aantal positieve ontwikkelingen, waaronder: de goedkeuring van vele nieuwe beleidsmaatregelen en actieplannen op nationaal niveau; de versterking van de sectoroverschrijdende samenwerking op nationaal niveau; de verbetering van de monitoring op nationaal niveau; een overzicht van beleidsmaatregelen en acties met betrekking tot gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de EU, dat dient als een zeer rijke bron van gegevens voor verdere analyses; en een betere grensoverschrijdende samenwerking op basis van een uitwisseling van beste praktijken.

Uiteindelijk hangt het succes van de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging grotendeels af van de capaciteit van de lidstaten om de aanbeveling van de Raad doeltreffend uit te voeren in alle sectoren, en de burgers een kader te bieden dat een actieve levensstijl stimuleert. De Commissie zal echter ook haar samenwerking met de belangrijkste belanghebbenden in de lidstaten verder versterken.

Dankzij de verzamelde gegevens kunnen de hiaten in het overheidsbeleid op nationaal niveau geïdentificeerd worden. De beoordeling van de gevolgen en de doeltreffendheid van het bestaande beleid en de actieplannen op nationaal niveau blijft evenwel van cruciaal belang. Hiervoor zijn betrouwbare gegevens nodig over het niveau van lichaamsbeweging van de bevolking. De publicatie van tegenstrijdige gegevens uit verschillende onderzoeksinstrumenten werd aangewezen als een probleem dat moet worden aangepakt.

De Commissie is verheugd dat de lidstaten blijven investeren in de monitoring en de bewaking van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Toekomstige monitoringronden zullen voortbouwen op de eerste ronde van gegevensverzameling en zouden dus eenvoudiger moeten worden. Het verzamelen van gegevens is geen doel op zich; de waarde ervan hangt af van de mate waarin de gegevens epidemiologische trends kunnen voorspellen en of ze het mogelijk maken beleidsbehoeften, tekortkomingen in het beleid en goede praktijken die kunnen worden uitgewisseld te identificeren.

De Commissie zal voortbouwen op de vastgestelde goede praktijken in de hele EU en daarbuiten, en op de bestaande netwerken, structuren en financieringsinstrumenten, en ze zal de lidstaten blijven ondersteunen. Ze zal nagaan of het mogelijk is verdere technische en wetenschappelijke ondersteuning te bieden tijdens toekomstige monitoringronden. De Commissie is van oordeel dat het nuttig zou zijn om de samenwerking met de WHO en de onderzoeksgemeenschap verder te versterken, in het bijzonder met het oog op de verbetering van de vergelijkbaarheid van de gegevens die in de hele EU werden verzameld.

De Commissie zal het volgende verslag over de uitvoering en de toegevoegde waarde van de aanbeveling van de Raad binnen drie jaar indienen. Daaraan zullen dan een nieuwe ronde van gegevensverzameling in het monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en een tweede publicatie van landenfiches over lichaamsbeweging voorafgaan.

(1) PB C 354 van 4.12.2013, blz. 1.
(2) Uit cijfers van de speciale Eurobarometer over sport en lichaamsbeweging uit 2014 blijkt dat zes op de tien mensen boven de vijftien jaar nooit of zelden aan sport of lichaamsoefeningen doen, en dat meer dan de helft zich nooit of zelden bezighoudt met andere vormen van lichaamsbeweging, zoals fietsen of wandelen, huishoudelijk werk of tuinieren. Tegelijk stelt de WHO dat slechts 34 % van de 13 tot 15jarigen actief genoeg zijn om te voldoen aan de huidige WHO-aanbeveling voor kinderen en jongeren.
(3) PB C 417 van 15.12.2015, blz. 46.
(4) De EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging. Aanbevolen beleidsmaatregelen ter ondersteuning van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Brussel: Europese Commissie; 2008.
(5) Er werden webinars voorzien en doorlopende ondersteuning via telefoon of e-mail.
(6) bookshop.europa.eu/en Studie over de uitvoering van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging (Study on the implementation of the EU Physical Activity Guidelines) — Eindverslag — Friedrich-Alexander-Universität, Erlangen-Nürnberg ().
(7) www.whonopa.eu/">www.whonopa.eu/
(8) www.euro.who.int/en/health-topics">www.euro.who.int/en/health-topics
(9) Griekenland heeft niet deelgenomen aan het onderzoek.
(10) Bevorderen van lichaamsbeweging voor een betere gezondheid in de Europese Unie: huidige stand van bewaking, beleidsontwikkeling en –uitvoering (Promoting physical activity for health in the European Union: current state of surveillance, policy development and implementation): Jelena Jakovljevic, Joao Breda, Olivier Fontaine, Susanne Hollmann, Alfred Rutten, Gauden Galea [nog niet gepubliceerd].
(11) Voor meer informatie over het door de Commissie gefinancierde project 'Improving infrastructure for leisure time physical activity in the local arena' (Verbetering van de infrastructuur voor lichaamsbeweging in de vrije tijd in de lokale arena) (Impala; zie: www.impalaeu.org/fileadmin/user_upload). Er loopt een follow-upproject van Erasmus+ in 2015-2017 (Impala.net).
(12) www.who.int/dietphysicalactivity">www.who.int/dietphysicalactivity
(13) ec.europa.eu/health/nutrition_physical_activity
(14) ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained:European_health_interview_survey_%28EHIS%29
(15) www.hbsc.org/">www.hbsc.org/
(16) www.who.int/gho/en/">www.who.int/gho/en/
(17) eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF:42014Y0614%2803%29&from=EN (2014/C 183/03).
(18) Zevende kaderprogramma en Horizon 2020-projecten.
(19) ec.europa.eu/sport/policy/cooperation Zie vergaderverslagen:
(20) ec.europa.eu/sport/policy/cooperation
(21) https://ec.europa.eu/programmes/erasmus-plus/node_en
(22) ec.europa.eu/eurostat/documents/4031688/7203321
(23) Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende het Europees statistisch programma 2013-2017 (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 12).
(24) ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained:European_health_interview_survey_%28EHIS%29 EHIS is een algemene bevolkingsenquête die informatie verstrekt over de gezondheidsstatus, gezondheidsbepalende factoren (zoals lichaamsbeweging) en gezondheidszorgactiviteiten in de EU. Deze wordt momenteel om de vijf jaar uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1338/2008 betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk ().
(25) ec.europa.eu/eurostat/en/web
(26) Deze strategie inzake lichaamsbeweging, aangenomen in september 2015, werd opgesteld in het licht van de bestaande vrijwillige wereldwijde doelstellingen die zijn vastgesteld in het mondiale actieplan ter voorkoming en beheersing van niet-overdraagbare aandoeningen 2013-2020 van de WHO, en zijn bekrachtigd door de zesenzestigste Wereldgezondheidsvergadering in mei 2013. Een van de negen mondiale doelstellingen is een relatieve vermindering van de prevalentie van onvoldoende lichaamsbeweging met 10 % tegen 2025.
(27) ec.europa.eu/health/nutrition_physical_activity