Toelichting bij COM(2007)670 - Voedingsenzymen en tot wijziging van richtlijn 83/417/EEG, Verordening 1493/1999, richtlijn 2000/13/EG, en richtlijn 2001/112/EG en Verordening 258/97 (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. PROCEDURE

1. Op 28 juli 2006 heeft de Commissie het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG en Richtlijn 2001/112/EG van de Raad [document (COM(2006) 0425 definitief)] goedgekeurd. Het voorstel maakt deel uit van een pakket van vier voorstellen over voedselverbeteraars en is op 28 juli 2006 bij de Raad en het Europees Parlement ingediend.

2. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 25 april 2007 advies uitgebracht.

3. De Raad heeft tijdens de zitting van de Raad EPSCO op 31 mei 2007 overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie over het voorstel.

4. Het Europees Parlement heeft op 9 juli 2007 in eerste lezing een gunstig advies over het voorstel uitgebracht.

5. Dit voorstel is een gewijzigde versie van het oorspronkelijke voorstel [COM(2006) 0425 – 2006/0144(COD)], waarin de door de Commissie aanvaarde amendementen van het Europees Parlement zijn verwerkt.

Het Europees Parlement heeft 33 amendementen op het oorspronkelijke voorstel goedgekeurd. Commissaris Kyprianou heeft in de plenaire vergadering van 9 juli 2007 aangegeven dat de Commissie de meeste amendementen geheel of gedeeltelijk en al dan niet in een andere formulering kon aanvaarden. Van de goedgekeurde amendementen kunnen de volgende niet door de Commissie worden aanvaard: 6, 9, 13, 16, 32, 37, 38.

De amendementen in het herziene voorstel zijn vet gedrukt en onderstreept. Enkele amendementen zijn anders geformuleerd om te zorgen voor de samenhang van de in dit voorstel en de overige voorstellen van het pakket gebruikte terminologie, of om te tekst af te stemmen op de werkwijze van de Raad met betrekking tot soortgelijke amendementen.

De nummering van de artikelen is aangepast om rekening te houden met een aantal amendementen. In bepaalde artikelen is de nummering van de leden aangepast om rekening te houden met de toevoeging of de schrapping van elementen in het voorstel van de Commissie.

II.

1.

Doel


STELLINGEN VAN HET VOORSTEL

6. In het Witboek over voedselveiligheid heeft de Commissie een voorstel tot wijziging van Kaderrichtlijn 89/107/EEG betreffende levensmiddelenadditieven in het vooruitzicht gesteld met het oog op de vaststelling van specifieke bepalingen ten aanzien van voedingsenzymen. Een grondige beoordeling van de situatie heeft tot een specifiek voorstel voor voedingsenzymen geleid.

7. Momenteel vallen alleen als levensmiddelenadditieven gebruikte enzymen onder Richtlijn 89/107/EEG. Voor de resterende enzymen ontbreken voorschriften geheel of zij vallen als technische hulpstoffen onder de wetgevingen van de lidstaten, die onderling verschillen. Wat de veiligheid betreft, is noch de veiligheidsevaluatie, noch de toelating van voedingsenzymen op Europees niveau geregeld, met uitzondering van enzymen die als levensmiddelenadditieven worden beschouwd. Doel van dit voorstel is op communautair niveau geharmoniseerde voorschriften voor voedingsenzymen vast te stellen om de eerlijke handel in en de effectieve werking van de interne markt voor voedingsenzymen te bevorderen en de bescherming van de gezondheid van de mens en van de consumentenbelangen te garanderen.

2.

III. OVERZICHT VAN DE AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT


3.

8. Technische/redactionele amendementen


De amendementen 2, 8, 10 en 17 hebben tot doel het voorstel uit technisch en redactioneel oogpunt te verbeteren en zijn door de Commissie overgenomen, in enkele gevallen met enige redactionele aanpassingen. Amendement 19 is gedeeltelijk aanvaard.

Amendement 31 wijzigt Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen om duidelijk te maken dat voedingsenzymen die onder het voorstel voor een verordening betreffende voedingsenzymen vallen, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen.

Rechtsgrondslag



Amendement 35 schrapt artikel 37 van het Verdrag uit de rechtsgrondslag van het voorstel voor een verordening. Daar de landbouwaspecten van het voorstel (wijzigingen in verticale landbouwwetgeving) in de doelstellingen van het voorstel voor een verordening slechts van secundair belang zijn, is de schrapping van artikel 37 in het gewijzigde voorstel aanvaard.

4.

10. Toepassingsgebied (artikel 2)


De amendementen 3, 11 en 12 hebben tot doel duidelijk te maken dat het voorstel niet van toepassing is op enzymen die bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie, zoals enzymen die voor voedingsdoeleinden worden gebruikt of enzymen die worden gebruikt om de spijsvertering te bevorderen. Het beginsel van deze amendementen strookt met het voorstel van de Commissie. Daar deze enzymen niet aan levensmiddelen worden toegevoegd om een technologische functie te vervullen, vallen zij niet onder de definitie van voedingsenzymen. De onder amendement 11 voorgestelde tekst past echter niet goed onder artikel 2, lid 2, en de voorgestelde uitsluiting wordt beter weergegeven door amendement 12. Amendement 11 is dus overbodig en wordt in het gewijzigde voorstel niet overgenomen.

Met betrekking tot amendement 12 handhaaft de Commissie de uitsluiting van culturen die “traditioneel” bij de productie van levensmiddelen zoals kaas, wijn enz., worden gebruikt en die incidenteel enzymen kunnen produceren. Door schrapping van het woord “traditioneel” zou het toepassingsgebied van de uitsluiting worden uitgebreid, wat tot gevolg zou kunnen hebben dat culturen die aan levensmiddelen worden toegevoegd voor de technologische functie van het enzym dat zij produceren (bv. conservering), niet worden gereguleerd.

5.

11. Definities (artikel 3)


Amendement 14 voegt enkele nieuwe definities toe. De definities van “enzym” en “voedingsenzympreparaat” worden met enkele redactionele aanpassingen in het gewijzigde voorstel opgenomen.

De definitie van “door GGO’s geproduceerd” is echter niet nodig voor het toepassingsgebied van de voorgestelde verordening, die alle enzymen omvat, ongeacht of zij al dan niet onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vallen. Deze definitie heeft betrekking op genetisch gemodificeerde levensmiddelen in het algemeen, zodat het niet dienstig is deze definitie op te nemen in de voorgestelde sectorspecifieke verordening inzake voedingsenzymen.

De definitie van “quantum satis” maakt deel uit van de definities van het voorstel inzake levensmiddelenadditieven. Daar alle definities in verband met levensmiddelenadditieven ook gelden voor voedingsenzymen, is het niet nodig deze definitie in het voorstel inzake voedingsenzymen te herhalen.

6.

12. Verbod op voedingsenzymen die niet aan de verordening voldoen (artikel 5)


Amendement 15 heeft tot doel duidelijk te maken dat een voedingsenzym of een levensmiddel waarin een enzym wordt gebruikt, niet in de handel mag worden gebracht wanneer het enzym of het gebruik ervan niet in overeenstemming zijn met de voorgestelde verordening. Deze verduidelijking wordt in het gewijzigde voorstel overgenomen.

7.

13. Algemene criteria voor opneming in de communautaire lijst en het gebruik van voedingsenzymen (artikel 6)


In het voorstel van de Commissie worden criteria voor de toelating van voedingsenzymen vastgesteld. Enzymen moeten veilig zijn; er moet een technologische noodzaak tot het gebruik ervan bestaan; en de consument mag ten aanzien van het gebruik ervan niet worden misleid.

Amendement 4, tweede deel, verduidelijkt wat met misleiding van de consument wordt bedoeld. Dit deel van amendement 4 wordt in het gewijzigde voorstel opgenomen.

De amendementen 6 en 16 houden in dat bij de toelating van voedingsenzymen moet worden uitgegaan van het voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel en de voorwaarden voor de toepassing ervan zijn reeds vastgesteld in de algemene levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG) nr. 178/2002) en hoeven hier niet te worden herhaald.

Overeenkomstig de amendementen 4 en 16 moeten voedingsenzymen duidelijk voordeel voor de consument opleveren om te worden toegelaten. De meeste enzymen worden als technische hulpstoffen gebruikt. Daardoor kunnen de milieuprestaties van productieprocessen worden verbeterd omdat minder energie wordt verbruikt, minder grondstoffen worden gebruikt, minder afval ontstaat en de biologische afbreekbaarheid wordt verbeterd. Dit is niet altijd te vertalen in een direct voordeel voor de consument, hoewel de milieubescherming een indirect voordeel oplevert. Deze bepalingen zijn niet door de Commissie overgenomen.

8.

14. Verband met Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (artikel 9) en Verordening (EG) nr. 1830/2003 (artikel 7)


Het was de bedoeling dat het voorstel van de Commissie alle voedingsenzymen zou omvatten, met inbegrip van die welke zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) of door gisting met behulp van genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGM’s). Voedingsenzymen die onder Verordening (EG) nr. 1829/2003 vallen, d.w.z. met GGO’s geproduceerde enzymen, zullen ook onder die verordening vallen wat de veiligheidsbeoordeling van de genetische modificatie betreft, terwijl de overige veiligheidsaspecten en de uiteindelijke toelating zullen worden geregeld in het kader van de verordening inzake enzymen. De twee beoordelingen en toelatingen kunnen naast elkaar plaatsvinden.

De amendementen 7 en 34 maken duidelijk dat de twee procedures gelijktijdig kunnen lopen in overeenstemming met goede administratieve praktijken. De voorgestelde verduidelijking wordt door de Commissie aanvaard met enkele redactionele aanpassingen om de bepaling beter verenigbaar te maken met Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Voorts moest het voorstel van de Commissie ervoor zorgen dat het eenduidige identificatienummer dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1830/2003 aan een GGO wordt toegekend, werd opgenomen in de specificaties van het met het GGO geproduceerde enzym.

De amendementen 18 en 38 moeten deze bepaling verduidelijken, maar de voorgestelde formulering is niet verenigbaar met Verordening (EG) nr. 1830/2003. De Commissie heeft de voorgestelde verduidelijking in beginsel aanvaard, maar de formulering werd aangepast om ze te doen stroken met die verordening.

9.

15. Comitologie (artikel 2, lid 5, artikel 15 en artikel 17)


Daar het voorstel werd goedgekeurd omstreeks de tijd dat Besluit 2006/512/EG tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden werd vastgesteld, verwees het voorstel van de Commissie naar de normale regelgevingsprocedure. De Commissie stemt er dan ook in het algemeen mee in dat het gewijzigde voorstel wordt afgestemd op Besluit 2006/512/EG. De amendementen 10, 28 en 30 zijn aanvaardbaar.

Amendement 13 voorziet echter in de regelgevingsprocedure met toetsing om uit te maken of een bepaalde stof al dan niet binnen het toepassingsgebied van de verordening valt. De toepassing van deze bepaling is een uitvoering van de voorschriften van het basisbesluit (definitie van “voedingsenzym”) en valt dan ook niet onder de regelgevingsprocedure met toetsing. Daarom moet de normale regelgevingsprocedure worden toegepast.

10.

16. Herziening om de tien jaar


Amendement 9 voorziet in een periodieke herziening, om de tien jaar, van de beoordeling en de toelating van alle voedingsenzymen. Dit voorschrift zou een aanzienlijke administratieve last met zich meebrengen. Met het oog op de evenredigheid en aangezien het voorstel reeds bepaalt dat de stoffen een punt van voortdurende aandacht zullen zijn en zullen worden beoordeeld telkens als nieuwe wetenschappelijke of technologische gegevens daartoe aanleiding geven, is dit amendement niet in het gewijzigde voorstel opgenomen.

11.

17. Versnelde toelating (artikel 17)


Amendement 29 bepaalt dat enzymen die op dat moment op de markt zijn, rechtstreeks op de communautaire lijst moeten kunnen worden geplaatst wanneer de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) instemt met de vorige veiligheidsbeoordeling op communautair of nationaal niveau.

De EFSA is de voor risicobeoordelingen bevoegde instantie in de Gemeenschap. Het is niet wenselijk dat voedingsenzymen automatisch op de communautaire lijst worden geplaatst zonder voorafgaande beoordeling door de EFSA. Het is de normale gang van zaken dat EFSA bij de beoordeling van stoffen rekening houdt met alle relevante wetenschappelijke evaluaties die door andere instanties zijn verricht. De Commissie heeft in het gewijzigde voorstel de nodige tekst opgenomen om duidelijk te maken dat de EFSA in het kader van haar beoordeling rekening kan houden met bestaande adviezen.

12.

18. Etikettering (artikelen 10 tot en met 13 en artikel 22)


Etikettering van voedingsenzymen die tussen bedrijven onderling of aan de eindverbruiker worden verkocht

De amendementen 21-27 hebben tot doel de etiketteringsvoorschriften voor voedingsenzymen die tussen bedrijven onderling of aan de eindverbruiker worden verkocht, anders te presenteren en te vereenvoudigen. De Commissie heeft de belangrijkste ideeën van deze amendementen overgenomen, maar de tekst anders geformuleerd om rekening te houden met soortgelijke amendementen van de Raad en om te zorgen voor samenhang met de andere voorstellen van het pakket “voedselverbeteraars”.

De bepaling van amendement 21 waarbij informatie over de “neveneffecten van gebruik ervan in excessieve hoeveelheden” wordt verlangd, is echter niet relevant aangezien voedingsenzymen door de EFSA op veiligheid zullen worden beoordeeld en bij de toelating van het voedingsenzym eventuele neveneffecten in aanmerking zouden worden genomen, zo nodig met passende gebruiksvoorwaarden die door alle marktdeelnemers in acht moeten worden genomen. Deze bepaling wordt dan ook niet aanvaard.

Bovendien bepaalt amendement 21 dat voedingsenzymen slechts aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd in een dosis die juist voldoende is om het doel te bereiken. Dit is het quantum satis-beginsel, dat in overeenstemming is met het voorstel van de Commissie. Het is dan ook in het gewijzigde voorstel opgenomen, maar in een andere formulering en in artikel 7 betreffende de inhoud van de communautaire lijst van voedingsenzymen.

Met betrekking tot de etikettering van voedingsenzymen die voor verkoop aan de eindgebruiker bestemd zijn, zij erop gewezen dat deze als levensmiddelen worden beschouwd en moeten voldoen aan de desbetreffende etiketteringsvoorschriften van Richtlijn 2000/13/EG inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame. Daarom werd artikel 12 verder vereenvoudigd om de bepalingen van Richtlijn 2000/13/EG niet te herhalen.

Amendement 37 bepaalt dat de technologische functie van rechtstreeks aan de eindverbruiker verkochte voedingsenzymen op het etiket moet worden vermeld. Richtlijn 2000/13/EG bepaalt al dat op het etiket van levensmiddelen, met inbegrip van voedingsenzymen, een gebruiksaanwijzing moet worden vermeld. Deze informatie zal voor de consument nuttiger zijn dan een technische beschrijving van de functie van het enzym, die tot verwarring en misverstanden kan leiden. Dit amendement wordt dan ook niet aanvaard.

13.

Etikettering van voedingsenzymen in levensmiddelen


De meeste voedingsenzymen worden als technische hulpstoffen gebruikt bij de productie van levensmiddelen. Zij zijn eventueel in levensmiddelen aanwezig in de vorm van een residu en vervullen geen technologische functie in het eindproduct. Rekening houdend met het feit dat alle voedingsenzymen op veiligheid zullen worden beoordeeld, voorzag het voorstel van de Commissie in een uitzondering op de verplichting tot etikettering voor als technische hulpstoffen gebruikte voedingsenzymen. Bij voedingsenzymen die worden gebruikt om een technologische functie in het eindproduct te vervullen, zouden deze functie (bv. stabilisator) en de specifieke naam op het etiket worden vermeld.

Amendement 32 voorziet in de etikettering van alle in het eindproduct aanwezige voedingsenzymen, ongeacht het residugehalte en de vraag of zij hun functie al dan niet verder vervullen. Op het etiket zou ook moeten worden vermeld of de enzymen in het eindproduct al dan niet nog actief zijn.

Amendement 37 bepaalt dat informatie over alle in de loop van het productieproces gebruikte voedingsenzymen ter beschikking van de consumenten moet worden gesteld, zo niet op het etiket dan ten minste via andere informatiekanalen. Beide amendementen zijn onverenigbaar met Richtlijn 2000/13/EG, die voorziet in vrijstelling van etikettering voor technische hulpstoffen, d.w.z. stoffen die uitsluitend als technisch onvermijdbare residuen in het eindproduct aanwezig zijn en geen technologisch effect op het eindproduct hebben. De etikettering van als technische hulpstoffen gebruikte voedingsenzymen zou dus onevenredig zijn. Bovendien kan de vermelding van voedingsenzymen op het etiket van levensmiddelen als “actief” of “inactief” de consument misleidende informatie verstrekken ten aanzien van wat met “actief” of “inactief” wordt bedoeld; de vermelding kan bijvoorbeeld met een voedingseffect in verband worden gebracht.

Met betrekking tot de etikettering van GGO’s voorziet artikel 12 van Verordening 1829/2003 reeds in de etikettering van met GGO’s geproduceerde levensmiddelen, met inbegrip van voedingsenzymen. Het is dan ook overbodig deze informatie hier te vermelden.

De amendementen 32 en 37 worden derhalve niet door de Commissie aanvaard.

14.

19. Overgangsmaatregelen (artikel 18)


Amendement 36 voorziet in overgangsmaatregelen voor voedingsenzymen, voedingsenzympreparaten en levensmiddelen die voedingsenzymen bevatten die vóór de datum van toepassing van de voorgestelde verordening in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd. Deze bepaling is dienstig en het amendement is in het gewijzigde voorstel van de Commissie overgenomen.

15.

20. Veranderingen in het productieproces of de uitgangsmaterialen van een voedingsenzym (artikel 8)


Het gewijzigde voorstel van de Commissie bevat een nieuw artikel 8 met voorschriften voor reeds in de communautaire lijst opgenomen voedingsenzymen die worden bereid volgens productiemethoden of met uitgangsmaterialen die sterk verschillen van die welke in het kader van de risicobeoordeling van de Autoriteit zijn beoordeeld. Dit artikel brengt het beginsel van overweging 12 van het voorstel van de Commissie tot uiting en zorgt voor consistentie met het voorstel inzake levensmiddelenadditieven, waarin dezelfde tekst is opgenomen in verband met een amendement betreffende “nanostoffen”.

21. Overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel in overeenstemming met wat hierboven is uiteengezet.