Toelichting bij COM(2016)657 - Uitvoering van de strategie voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 13.10.2016


2.

COM(2016) 657 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Uitvoering van de strategie voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie

{SWD(2016) 329 final}


1. Achtergrond

De Europese strategie voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie (O&I) die in 2012 werd gepubliceerd 1 , ondersteunt de doelstellingen om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie evenals haar economische en industriële concurrentievermogen te versterken, mondiale maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en steun te verlenen aan het externe beleid van de EU. De strategie is een bouwsteen van de "Open voor de wereld"-prioriteit van het O&I-beleid van de EU.

Deze doelstellingen zijn, naargelang het internationale partnerland of de regio, op verschillende manieren van toepassing. Voor de EER, de EVA en de kandidaat-lidstaten van de EU ligt het accent op het bevorderen van integratie in de Europese onderzoeksruimte (EOR). Het doel voor de landen die onder het Europese nabuurschapsbeleid vallen, is het ondersteunen van een gemeenschappelijke ruimte voor kennis en innovatie waarin samenwerking op het gebied van O&I, mobiliteit van academici en capaciteitsopbouw worden samengebracht. Voor de geïndustrialiseerde landen en opkomende economieën omvatten de doelstellingen onder andere het vergroten van het concurrentievermogen, het gezamenlijk aanpakken van mondiale uitdagingen en het toenemen van de participatie aan internationale waardeketens. Voor ontwikkelingslanden ligt het accent op het bevorderen van hun duurzame ontwikkeling en het aanpakken van mondiale maatschappelijke uitdagingen. In alle gevallen worden de gebieden voor samenwerking geïdentificeerd op basis van de O&I-capaciteiten, de markttoegang, de bijdrage aan de internationale verplichtingen en de ingevoerde randvoorwaarden op het gebied van O&I.

De strategie is opgebouwd rond zes belangrijke werkterreinen: i) het openstellen van het vlaggenschipprogramma van de EU inzake O&I, Horizon 2020, voor onderzoekers en innovators in de hele wereld en het ondersteunen van gerichte activiteiten op basis van de prioritaire gebieden voor samenwerking met internationale partnerlanden en regio's; ii) het verbeteren van de randvoorwaarden die de grondslag vormen van de internationale samenwerking; iii) het voortouw nemen in multilaterale fora en het samenwerken met internationale organisaties; iv) het versterken van de samenwerking met de lidstaten; v) het versterken van de synergieën met het externe beleid van de EU; en vi) het verbreden van de communicatie en het versterken van de controle.

Dit document is het tweede tweejaarlijkse verslag over de uitvoering van de strategie en het behoudt dezelfde structuur als de strategie zelf. De conclusies uit het eerste verslag 2 waren de volgende: internationale samenwerking moet beter worden geïntegreerd in de strategische programmering van Horizon 2020 en in de ontwikkeling van werkprogramma's; er moet verder worden gewerkt aan het wegnemen van belemmeringen voor samenwerking; er is een globale aanpak nodig om de mondiale uitdagingen doeltreffender aan te pakken; er is aanhoudende gerichtheid nodig op het verbeteren van de synergieën met de lidstaten en met het externe beleid van de EU; de communicatiestrategie moet worden verfijnd; en kwantitatieve indicatoren moeten het toezicht op de effectiviteit van de strategie ondersteunen. Dit verslag beschrijft de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van deze conclusies wat concrete resultaten betreft, zoals het nieuwe co-financieringsmechanisme dat de EU en China hebben ingesteld om O&I-projecten op strategische gebieden van gezamenlijk belang te ondersteunen.

2. Prioriteiten voor samenwerking

In de afgelopen twee jaar werd er in de strategische planning van overheden en ondernemingen een nieuwe impuls gegeven aan de wereldwijde samenwerking op het gebied van O&I. Een van de topprioriteiten van de Europese Commissie (EC) is om van de EU 'een sterkere internationale medespeler' te maken en 'Open voor de wereld' staat centraal in het EU-beleid inzake wetenschap, onderzoek en innovatie. De EC heeft tot doel de sterke punten van de Unie op het gebied van wetenschap en technologie te vertalen naar een belangrijke stem in de mondiale debatten en meer betrokken te zijn in de wetenschapsdiplomatie om zo het mondiale bereik van de EU te helpen verbeteren. Dit betekent dat de universele taal van de wetenschap wordt gebruikt om communicatiekanalen open te houden en ervoor te zorgen dat de EU gelijke tred houdt met de globalisering door het versterken van de internationale samenwerking op het gebied van O&I om zo de mondiale uitdagingen op te kunnen lossen.

Uitdagingen op het gebied van gezondheid, voedsel, energie, water, klimaatverandering en de circulaire economie zijn wereldwijd van aard en de EC neemt het voortouw in een reeks multilaterale partnerschappen op het gebied van O&I om deze kwesties op de meest effectieve manier aan te pakken. De EC moedigt de internationale samenwerking sterk aan, omdat dit de productie van nieuwe kennis bevordert, de wetenschappelijke kwaliteit verhoogt en de concurrentiepositie van de O&I-systemen verbetert 3 . Tegelijkertijd verhoogt de internationalisering de productiviteit van de investeringen in O&O door ondernemingen in staat te stellen meer kennis op te doen van de internationale markten, te participeren in nieuwe waardeketens en grotere voordelen te halen uit de groeiende markten buiten de EU.

De opgedane ervaring bij de uitvoering van het beleid voor het creëren van de EOR wordt gebruikt om vorm te geven aan de dialogen en de interacties in een internationale context, en stelt de EC in staat om een beeld te vormen van een 'Globale Onderzoeksruimte', waar onderzoekers en innovators in staat zijn om probleemloos over de grenzen heen samen te werken en waar onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie zo vrij mogelijk circuleren.

De EC is regelmatig samenwerkingsdialogen op het gebied van wetenschap en technologie (W&T) met haar belangrijkste internationale partners en beleidsdialogen op hoog niveau met de voornaamste wereldregio's blijven houden. Deze dialogen leveren een belangrijke bijdrage aan het systematisch identificeren van mogelijkheden voor samenwerking die, in combinatie met een differentiatie per land/regio, het stellen van prioriteiten ondersteunen. De prioriteiten worden weerspiegeld in de actualisering van de meerjarige stappenplannen voor gerichte internationale samenwerking met twaalf landen en zes regio's, zoals beschreven in het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie 4 .

3. Versterken van de internationale dimensie van Horizon 2020

De actualisering van de stappenplannen voor internationale samenwerking is afgestemd op de strategische programmeringscyclus van Horizon 2020. Als gevolg daarvan moedigen de Horizon 2020-werkprogramma's sterk de internationale participatie in consortia aan en is het aantal onderwerpen dat als bijzonder relevant voor internationale samenwerking wordt aangemerkt, toegenomen van 12 % van de onderwerpen in KP7 tot meer dan 27 % in de werkprogramma's van 20142017.

De meeste internationale samenwerking wordt uitgevoerd door deelname aan projecten van Horizon 2020, maar ook door gezamenlijke oproepen 5 en jumelages bij projecten die worden gefinancierd door internationale partners om kennis uit te wisselen en synergieën te benutten. Daarnaast dragen veel onderwerpen van de werkprogramma's bij aan de uitvoering van de multilaterale programmeringsinitiatieven om maatschappelijke uitdagingen samen met de EC en nationale en regionale financieringsagentschappen aan te pakken.

Ondanks de toename van het aantal onderwerpen dat voor internationale samenwerking wordt aangemerkt, blijkt uit de resultaten van de eerste twee jaren van Horizon 2020 dat het aandeel van de participaties van entiteiten uit niet-geassocieerde internationale partnerlanden in subsidieovereenkomsten voor gezamenlijke acties is gedaald van 4,9 % in het kader van KP7 tot slechts 2,4 % in het kader van Horizon 2020 6 . Slechts 11,7 % van de subsidieovereenkomsten van Horizon 2020 bevatten een of meer partners van buiten de EUlidstaten en landen die geassocieerd zijn aan Horizon 2020, vergeleken met 20,5 % in het kader van KP7. De EUbijdrage aan entiteiten van niet-lidstaten/niet-geassocieerde landen is gedaald van 2,0 % van de begroting in het kader van KP7 tot 0,7 % in het kader van Horizon 2020. Ook is het totale budget dat werd geïnvesteerd door entiteiten van internationale, niet-geassocieerde partnerlanden in samenwerking met projecten van Horizon 2020, gedaald van 60 miljoen EUR tot 29 miljoen EUR per jaar.

De daling van de internationale deelname aan subsidieovereenkomsten die wordt waargenomen tussen KP7 en Horizon 2020, kan deels worden verklaard als een combinatie van: de wijziging van de financieringsregels voor Brazilië, Rusland, India, China en Mexico; recente conflicten en sociaal-politieke ontwikkelingen in de buurtlanden van de EU; en Oekraïne dat zich heeft geassocieerd aan Horizon 2020 terwijl het dat niet was in KP7. Een andere belangrijkste verschil ten opzichte van KP7 is dat, ondanks de toename van het aantal onderwerpen dat voor internationale samenwerking wordt aangemerkt, er slechts zeer weinig zijn waarvoor internationale deelname verplicht is. Tot slot vereiste de verhoogde nadruk van het programma op activiteiten die zich dichter bij de markt bevinden dat een passend evenwicht werd gevonden tussen de deelname aan de internationale samenwerking en de bescherming van de belangen van de EU-ondernemingen.

Wat het mobiliteitsniveau van de individuele onderzoekers betreft, zijn 2,6 % van alle hoofdonderzoekers van de Europese Onderzoeksraad (EOR) naar lidstaten/geassocieerde landen van de EU gekomen vanuit niet-geassocieerde internationale partnerlanden. Een aantal beginnende onderzoekers zijn door financieringsagentschappen van niet-lidstaten/geassocieerde landen ondersteund om zich tijdelijk aan te sluiten bij de onderzoeksteams die worden beheerd door EOR-bursalen door middel van uitvoeringsregelingen die nu in zeven landen 7 zijn ingevoerd. Als onderdeel van de individuele beurzen van de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA), hebben internationale niet-geassocieerde partnerlanden 280 onderzoekers uit EU-lidstaten/geassocieerde landen ontvangen, terwijl 521 onderzoekers uit deze landen beurzen hebben verkregen in Europa, wat overeenkomt met 20 % van alle ontvangers van individuele beurzen. Entiteiten uit internationale niet-geassocieerde partnerlanden nemen bovendien 459 keer deel in RISE (internationale en intersectorale samenwerking via uitwisseling van personeel voor O&I ) en 209 keer in ITN (innovatieve opleidingsnetwerken), wat overeenkomt met 29 % van alle RISE-deelnames en 5 % van alle ITN-deelnames.

Internationale samenwerking blijft een belangrijk aspect van alle Euratom-activiteiten en wordt verder uitgevoerd binnen de diverse multilaterale kaders (bv. OESO/NEA, IEA, IAEA, GIF) en via de bilaterale Euratom-samenwerkingsovereenkomsten met derde landen (DL). Een nieuwe benadering in het kernfusieonderzoek bevordert verhoogde integratie in de EU-lidstaten/geassocieerde landen met het oog op het verzekeren van het succes van ITER.

4. Verbetering van randvoorwaarden voor de deelname aan internationale samenwerking

De EC stelt zich nog steeds proactief op in de aanpak van de belemmeringen voor de wereldwijde samenwerking op het gebied van O&I.

Er werd prioriteit gegeven aan het aanmoedigen en helpen van geïndustrialiseerde landen en opkomende economieën bij het opzetten van mechanismen voor het financieren van de deelname van hun onderzoekers aan acties van Horizon 2020. Er bestaan momenteel mechanismen in verschillende landen, waaronder Zuid-Korea, Mexico, China, Rusland, Japan, Australië, India, regio's van Brazilië en de provincie Québec (Canada), en het werk wordt voortgezet om hun toepassingsgebied te verruimen.

In sommige gevallen zijn wederzijdse toegang tot financieringsprogramma's voor onderzoek en innovatie, wederzijdse toegang tot middelen en de samenwerking in prenormatief onderzoek en normalisatie in dialogen aan de orde gesteld. Zo kwamen de partijen in juni 2015 tijdens de dialoog inzake samenwerking op het gebied van innovatie tussen de EU en China overeen om wederzijdse toegang tot de respectieve financieringsprogramma's voor onderzoek en innovatie te waarborgen via regels voor deelname op basis van gelijke behandeling, tijdige en duidelijke informatie aan deelnemers en de regelmatige uitwisseling van gegevens.

De EC is ook bezig met een herziening van de regelgeving inzake immigratie met het oog op het effectiever aantrekken van talent naar de EU. De EC bekijkt met name de ondersteuning voor hoogopgeleide ondernemers die geïnteresseerd zijn in het oprichten van ondernemingen in de EU.

Bovendien werden op de wereldwijde multilaterale fora in de verschillende thematische gebieden de randvoorwaarden, zoals de open toegang tot onderzoeksgegevens en infrastructuur in hun respectieve gebieden, aan de orde gesteld. Zo heeft het Forum Belmont, momenteel onder het medevoorzitterschap van de EC, in 2015 de beginselen aangenomen om ervoor te zorgen dat de gegevens afkomstig van onderzoek over de mondiale klimaatverandering zichtbaar, toegankelijk en begrijpelijk zijn en goed worden beheerd en bewaard. Een dergelijk beleid van openheid maakt de weg vrij voor financieringsagentschappen die op internationaal niveau samenwerken om de kwaliteit en de integriteit van de wetenschap te verhogen en de innovatie te bevorderen.

De meerjarige stappenplannen voor samenwerking bevatten meer gedetailleerde informatie over de randvoorwaarden per land/regio en de prioriteiten voor toekomstige verbeteringen.

5. Toonaangevende multilaterale initiatieven en samenwerking met internationale organisaties om de mondiale maatschappelijke uitdagingen aan te pakken

De toenemende omvang en interconnectiviteit van maatschappelijke uitdagingen vereisen meer dan ooit internationale samenwerking in verschillende disciplines en sectoren en dwingt tot meer programmatische samenwerking rond gemeenschappelijke agenda's voor onderzoek en innovatie.

Voor O&I op het gebied van gezondheid zijn wereldwijde multilaterale initiatieven belangrijke instrumenten om internationaal samen te werken. Zo brengt de wereldwijde samenwerking inzake onderzoek naar de paraatheid voor besmettelijke ziekten, GLOPIDR financieringsorganisaties wereldwijd bij elkaar om ervoor te zorgen dat een doeltreffend onderzoek op gang wordt gebracht bij grote uitbraken van besmettelijke ziekten die tot een pandemie kunnen leiden. Bij de eerste berichten over het uitbreken van het zikavirus in november 2015 zette GloPIDR zijn leden in om financieringstekorten op te sporen, synergieën te faciliteren en de investeringen in onderzoek te optimaliseren om aan de behoeften van de volksgezondheid tegemoet te komen. Tegelijkertijd heeft de EC oproepen gelanceerd om een onderzoeksnetwerk in de regio Latijns-Amerika op te zetten om dringend onderzoek tegen de uitbraak van het zikavirus te faciliteren, te coördineren en uit te voeren, en de basis te leggen voor de paraatheid van het onderzoeksnetwerk bij eventuele toekomstige ernstige besmettelijke bedreigingen.

In het kader van de eerste Horizon 2020-werkprogramma's heeft de EC bijna 250 miljoen EUR geïnvesteerd in onderwerpen die direct bijdragen aan de doelstellingen van een reeks mondiale gezondheidspartnerschappen 8 . Er wordt geschat dat voor dezelfde periode de totale niet-ECinvestering dicht bij 850 miljoen EUR ligt, wat leidt tot een aanzienlijke wereldwijde impact. De EU verstrekt ook maximaal 683 miljoen EUR voor het tweede Partnerschap voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden (EDCTP) waarin 14 Europese en 14 Afrikaanse landen gezamenlijk onderzoek ondersteunen dat de klinische ontwikkeling versnelt van nieuwe of verbeterde interventies ter voorkoming of behandeling van hiv/aids, tuberculose, malaria en verwaarloosde besmettelijke ziekten in Afrika bezuiden de Sahara.

Wat O&I voor klimaatactie en milieu betreft, bevatten de eerste Horizon 2020-werkprogramma's verschillende onderwerpen die moeten bijdragen aan het vervullen van de verbintenissen in het kader van het Forum Belmont en de Groep voor aardobservatie (GEO) en die een bijdrage leveren aan de intergouvernementele werkgroep voor klimaatverandering (IPCC). In veel gevallen worden deze internationale activiteiten door middel van ERA-NET-regelingen ondersteund door Horizon 2020. De totale begrotingsmiddelen van Horizon 2020 voor deze onderwerpen bedragen bijna 200 miljoen EUR en de totale investering in deze initiatieven door alle partners wordt voor dezelfde periode drie tot vier keer zo hoog geraamd. Deze zijn van belang om effectieve oplossingen te bieden voor de uitdagingen van de mondiale klimaatverandering en om de middelen voor aardobservatie wereldwijd en over meerdere gebieden, zoals rampbestendigheid en duurzame stedelijke ontwikkeling, te koppelen.

Op het gebied van de bio-economie is de nadruk gelegd op internationale samenwerking voor duurzame voedselzekerheid. Dit betrof onder meer initiatieven met China, Oost-Azië en Afrika, en blauwe groei die de uitvoering van de trans-Atlantische onderzoeksalliantie en het BLUE MED-initiatief voor marien en maritiem O&I voor het Middellandse Zeegebied ondersteunt. Er wordt ook een internationaal forum voor bio-economie georganiseerd met de medewerking van de O&I-partners wereldwijd. Tot op heden hebben de onderwerpen van de Horizon 2020-werkprogramma's ter waarde van meer dan 180 miljoen EUR deze initiatieven gesteund en de eerste resultaten van deze investering worden nu zichtbaar. Zo zijn er nieuwe kaarten opgesteld met kenmerken van de zeebodem die belangrijk zijn voor het definiëren van gunstige habitats voor visserijactiviteiten, gebieden die kritiek zijn voor de instandhouding, en de veilige navigatie voor de scheepvaart.

De internationale groep van hoge ambtenaren inzake mondiale onderzoeksinfrastructuur heeft verdere mogelijkheden voor praktische samenwerking ontwikkeld en heeft een aantal casestudies laten verrichten om de beste praktijken te identificeren in de verschillende processen voor de internationalisering van onderzoeksinfrastructuur. De groep wil ook op zoek gaan naar een gemeenschappelijk draagvlak voor het ontwikkelen van een beleid op internationaal niveau met betrekking tot de toegang tot onderzoeksinfrastructuur, gegevensbeheer en het innovatiepotentieel van onderzoeksinfrastructuur.


De resultaten van O&I in de EU hebben bijgedragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van een aantal internationale verplichtingen zoals het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, het Verdrag inzake biologische diversiteit, de agenda voor duurzame ontwikkeling van 2030, het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering, de Habitat III-conferentie over duurzame stedelijke ontwikkeling, een aantal milieu-overeenkomsten en verschillende resoluties van de Wereldgezondheidsorganisatie. Zo hebben meer dan duizend publicaties van KP7projecten bijgedragen aan het vijfde beoordelingsverslag van het IPCC dat de bewijsbasis verschafte voor de onderhandelingen op de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 2015 in Parijs. Voorts hebben systemen en diensten die door de EC werden opgericht, zoals het kenniscentrum voor rampenrisicobeheer en de dienst voor het beheer van noodsituaties Copernicus, de realisatie van een aantal van deze verplichtingen ondersteund.

De EC blijft haar actieve rol spelen in een aantal internationale organisaties die zich bezighouden met het O&Ibeleid, met name in verschillende OESOorganen en in de bijeenkomsten van de G7/G20. Zo woonde de EC in oktober 2015 en mei 2016 vergaderingen bij van de ministers van wetenschap van de G7, die het erover eens waren de samenwerking op het vlak van onderzoek op het gebied van wereldgezondheid, de toekomst van de zeeën en de oceanen, onderzoeksinfrastructuur, met inbegrip van innovatie, gender en open wetenschap te intensiveren en samen te werken op het vlak van schone energie in het kader van 'Mission Innovation'.


Voor veel van deze internationale fora blijft het lidmaatschap groeien, wat cruciaal is voor hun succes. Zo heeft het GloPIDR nu 23 leden uit 16 landen, en het Forum Belmont bevat nu 21 financieringsinstanties en vier internationale fora.

6. Versterken van het partnerschap met de lidstaten

Het verdiepen en versterken van het partnerschap tussen de EC en de lidstaten is een belangrijk onderdeel van de strategie.

Samenwerking met de lidstaten vindt plaats via verschillende fora. Het gebeurt vaak dat zowel de EC als verschillende afzonderlijke lidstaten deelnemen aan wereldwijde multilaterale initiatieven. Een ander voorbeeld van samenwerking is wanneer de EU deelneemt aan de gezamenlijke O&I-programma's en oproepen, bijvoorbeeld door middel van initiatieven in het kader van artikel 185, VWEU. Het 'partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied' (PRIMA) dat zich richt op innovatieve oplossingen voor de uitdagingen op het gebied van voedsel en water, is een goed voorbeeld van het werk dat verricht werd ter bevordering van het partnerschap tussen de EU en de lidstaten door middel van artikel 185, VWEU. De EC moedigt ook de versterking aan van de internationaliseringsactiviteiten van de gezamenlijke programmeringsinitiatieven onder meer door middel van coördinatie- en ondersteuningsacties. Bovendien werken de EC en de lidstaten samen in thematische platforms zoals het strategische plan voor energietechnologie om een coherente EU-strategie ten aanzien van internationale partners te waarborgen.

Het strategisch forum voor internationale W&T-samenwerking (SFIS) blijft als adviesorgaan een actieve rol spelen als een uitwisselingsplatform en in de netwerkvorming met belanghebbenden. Op deze manier heeft het bijgedragen tot de uitvoering van W&Tsamenwerkingsovereenkomsten en heeft het degelijk en tijdig advies verstrekt aan de Raad en de EC. Tussen de EC en het SFIC heeft een gestructureerde beleidscoördinatie plaatsgevonden in het licht van de vergaderingen van het Gemeenschappelijk Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking en beleidsdialogen op hoog niveau met internationale partnerlanden en partnerregio's. Het SFIC heeft een bijdrage geleverd voor het actualiseren van de meerjarige stappenplannen en de landenspecifieke werkgroepen (voor de VS, China, Brazilië en Rusland) hebben bijgedragen aan het creëren van een meer coherente strategie voor samenwerking met deze landen op het gebied van O&I. Bovendien ontwikkelt een nieuwe werkgroep van het SFIC een overzicht van de instrumenten en de beste praktijken voor internationale samenwerking die door de lidstaten, geassocieerde landen en de EC gebruikt kunnen worden. Het forum heeft ook bijgedragen aan de prioriteit in het stappenplan van de EOR op het gebied van internationale samenwerking die is gebaseerd op de ontwikkeling van gezamenlijke strategische benaderingen en acties die zijn vastgesteld op basis van de nationale prioriteiten van de lidstaten 9 .

De externe dimensie van de EOR dient als een paradigma voor de EC om geleidelijk een beeld te vormen van een 'Globale Onderzoeksruimte' met prioriteiten die variëren volgens de specifieke EUdoelstellingen per regio of land. Zo werd de gemeenschappelijke onderzoeksruimte van de EU-CELAC 10 op de top van de twee regio's in juni 2015 uitgeroepen tot een gemeenschappelijke doelstelling met het oog op het verhogen van de intensiteit van de samenwerking. Het bouwt voort op drie strategische pijlers: mobiliteit van onderzoekers verbeteren; toegang tot onderzoeksinfrastructuur bevorderen; en het gezamenlijk aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering, duurzame verstedelijking, gezondheid, de bio-economie en ICT.

7. Versterking van de synergieën met het externe beleid van de EU

De externe en interne aspecten van de uitdagingen waarvoor de EU vandaag staat, zijn steeds meer met elkaar verbonden en de urgentie en de omvang van deze uitdagingen vereisen snelle politieke beslissingen en gemeenschappelijke internationale reacties. Het strategisch belang van internationale samenwerking op het gebied van O&I is vaak een centrale kwestie in de algemene beleidsdialoog van de EU met haar belangrijkste internationale partners, zoals blijkt uit de conclusies van de vele recente internationale topbijeenkomsten.

Wetenschapsdiplomatie vormt een belangrijk onderdeel van de strategie. Het heeft een specifieke toegevoegde waarde in gebieden die worden geteisterd door conflicten en crisissen en waar de wetenschappelijke samenwerking bruggen kan helpen bouwen tussen volkeren en landen. De EC steunt bijvoorbeeld het project voor de synchrotronlichtbron voor experimentele wetenschap en applicaties in het Midden-Oosten (SESAME) waarbij de wetenschap een cultuur van vrede en samenwerking in het bredere Midden-Oosten bevordert. De EU verkreeg in 2015 de status van waarnemer in het SESAME-project en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het project, met name door het verstrekken van een geavanceerd magneetsysteem voor de belangrijkste opslagring en door de ondersteuning van opleidingscapaciteiten. Een ander voorbeeld zijn de dialogen op hoog niveau die het gezamenlijke alomvattende actieplan met Iran opvolgen en die de weg effenen voor nauwere samenwerking tussen de EU en Iran, met inbegrip van O&I op gebieden zoals hernieuwbare energie, klimaatverandering en bio-economie.

De strategie is ook nauw gecoördineerd met het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid van de EU. Het accent van de samenwerking op het gebied van O&I tussen de EU en kandidaat-lidstaten (de westelijke Balkan en Turkije) ligt op het bevorderen van hun integratie in de EOR, onder meer door hun deelname aan Horizon 2020. Recentelijk gesloten overeenkomsten met Oekraïne, Tunesië, Georgië en Armenië brengen het totale aantal aan Horizon 2020 geassocieerde landen op zestien.

Een bijkomende factor van de wetenschappelijke diplomatie is dat wetenschappelijke gegevens en adviezen kunnen worden gebruikt om de behoeften te anticiperen, conflicten en rampen te voorkomen, en voor beleidsvorming in verband met de mondiale uitdagingen. Door de EU-gesteunde projecten leveren een aanzienlijke bijdrage. De EU is bijvoorbeeld een van de grootste donoren voor Arctisch onderzoek en speelt een cruciale rol in de prioritaire gebieden van het geïntegreerde EU-Noordpoolbeleid van de EU 11 . De EC heeft ook een mechanisme ingesteld voor het verstrekken van kwalitatief hoogstaand, tijdig en onafhankelijk wetenschappelijk advies dat bijdraagt aan het voortdurende streven naar het best mogelijke op bewijsmateriaal gebaseerde beleid.

Het nieuwe partnerschapskader inzake migratie dat zorgt voor een nauwere samenwerking met niet-EU-landen, wijst op de noodzaak voor de EU om haar inspanningen die de diepere oorzaken van illegale migratie moeten aanpakken, op te voeren. Via onderzoek kunnen deze uitdagingen worden aangepakt en kunnen beleidsmakers en de samenlevingen worden ondersteund om zich aan de nieuwe trends in migratie aan te passen. Het maakt het mogelijk een beter inzicht te krijgen in de diepere oorzaken, de doeltreffendheid van acties te evalueren en strategieën te ontwikkelen die de integratie succesvoller zullen maken. Het PRIMA-initiatief zou ertoe bijdragen veel van de diepere oorzaken van migratie uit de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied aan te pakken.

De EU streeft naar volledige tenuitvoerlegging van de agenda voor duurzame ontwikkeling van 2030. Dit omvat ook ondersteuning via Horizon 2020, dat naar verwachting ten minste 60 % van haar begroting zal bijdragen aan duurzame ontwikkeling en 35 % aan klimaatactie. Zo versterken projecten van de oproep inzake watergerelateerde innovatie van de werkprogramma's van 20142015 bijvoorbeeld de internationale samenwerking met opkomende economieën, met name China en India, waar ze zorgen voor samenwerking in initiatieven zoals het Chinees-Europees waterplatform en het Schone Ganges-initiatief, en bijdragen tot het waterpartnerschap tussen India en de EU, dat in 2016 van start ging.

De EC heeft ook een duurzame en rechtvaardige ontwikkeling ondersteund via het verstrekken van aanzienlijke middelen om de wetenschappelijke kloof aan te pakken en het versterken van de W&T-capaciteiten van economieën met middellage inkomens. Dit heeft regionale en internationale O&I-netwerken aangespoord om te zorgen voor een synergie tussen de belangrijkste actoren in de innovatiewaardeketen in deze landen en om hun institutionele O&I-capaciteiten te vergroten. Met name het Europees Ontwikkelingsfonds heeft bijgedragen aan de drie opeenvolgende intra-ACS 12 programma's voor onderzoekscapaciteit met een totale waarde van 70 miljoen EUR. Met een indicatieve toewijzing van 60 miljoen EUR heeft de EU haar verbintenis om de onderzoekscapaciteit van de ACSlanden en de systemen voor de ontwikkeling van vaardigheden ter ondersteuning van innovatie te verbeteren, verlengd tot 2020. Tegelijkertijd wordt O&I langs de gehele voedselwaardeketen bevorderd door 17,5 miljoen EUR aan Afrikaanse onderzoekssubsidies.

Net zoals innovatieprocessen steeds vaker in mondiale netwerken worden georganiseerd, zijn handels- en investeringsbeleid nu nauwer verweven met innovatie- en industrieel beleid. De EC blijft verdere stappen ondernemen om ervoor te zorgen dat vrijhandelsovereenkomsten nieuwe gebieden openstellen voor concurrentie en innovatie.

8. VERFIJNING VAN DE COMMUNICATIESTRATEGIE

Het waarborgen van de wereldwijde bekendheid van de sterke punten in W&T van de EU, haar rol in de internationale samenwerking op het gebied van O&I en de internationale openheid van haar initiatieven zijn cruciaal voor het welslagen van de strategie.

De EC blijft haar communicatiecampagne voor "Horizon 2020 – Open voor de wereld" voortzetten om ervoor te zorgen dat het programma wereldwijde bekendheid geniet. Ze heeft ook de zichtbaarheid en de begeleiding op het deelnemersportaal en de website van de internationale samenwerking verbeterd, met name door per land informatie te verstrekken over de lokale ondersteuning die voor deelnemers aan Horizon 2020 toegankelijk is, met inbegrip van de ingestelde co-financieringsmechanismen, de huidige samenwerkingsprioriteiten en de aanspreekpunten.

De EU-delegaties hebben bijgedragen aan de bevordering van de EU-strategie bij de relevante ministeries en bij de O&I-actoren in het partnerland of de regio, en door de beleidsmaatregelen en de programma's met betrekking tot O&I van de EU voor te stellen op evenementen en in de media. De nationale aanspreekpunten en andere informatieverspreiders van Horizon 2020 in de EU, de geassocieerde landen en de internationale partnerlanden blijven begeleiding en advies aan de onderzoekers bieden, evenals ondersteuning bij de zoektocht naar partners.

Bovendien blijft een reeks bilaterale beleidsondersteunende projecten met de partnerlanden en regio's zorgen voor bewustmaking en opleidingsactiviteiten, partnerschapsevenementen en bijeenkomsten ter ondersteuning van beleidsdialogen, en een analyse en controle van de samenwerking. De EC zorgt momenteel voor het opzetten van een faciliteit die zal voortbouwen op de netwerken die via deze projecten zijn ontstaan en diensten aanbieden ter ondersteuning van de verdere beleidsontwikkeling, de prioriteitenstelling en de tenuitvoerlegging van de strategie.

9. Conclusies

De doelstellingen van de strategie en de noodzaak van samenhangende maatregelen zijn momenteel zelfs relevanter dan vier jaar geleden, toen de strategie werd gepubliceerd. Hoewel de mondialisering van O&I geen nieuw verschijnsel is, is deze steeds zichtbaarder geworden, met name op het gebied van gezamenlijk onderzoek, internationale technologische productie, de internationale mobiliteit van onderzoekers en de verspreiding van kennis. Openheid naar de wereld blijft voor de EU een strategische prioriteit, aangezien dit essentieel is om uit te blinken in wetenschap en technologie, onderzoeksresultaten steeds sneller op de markt te brengen en nieuwe handelsmogelijkheden voor O&O-intensieve industrieën te creëren. Het is ook cruciaal om te kunnen bijdragen aan het oplossen van mondiale maatschappelijke uitdagingen en om de EU een toonaangevende rol in de mondiale debatten en ontwikkelingen te laten spelen.

De kwantitatieve indicatoren voor de controle van de effecten van de strategie tonen aan dat er nog veel ruimte voor verbetering is, zowel met betrekking tot het gebruik van Horizon 2020 als een instrument voor internationale samenwerking (met meer relevante onderwerpen in de werkprogramma's; toenemende participatie in subsidieovereenkomsten; hogere investering van internationale partners; en een verhoogde mobiliteit van onderzoekers) als daarbuiten (met name door middel van multilaterale programmeringsinitiatieven) 13 .

Beleidsdialoog op het gebied van W&T en stappenplannen voor samenwerking zullen dienen als basis voor het vaststellen van de prioriteiten in de programmering van Horizon 2020, en de internationale dimensie van de werkprogramma's zal overeenkomen met de politieke ambitie om het KP7niveau van internationale samenwerkingsactiviteiten te bereiken. Bijkomende acties zullen in de werkprogramma's onderwerpen voorzien van voldoende omvang en reikwijdte die specifiek zijn gewijd aan internationale samenwerking en de versterking van de internationale dimensie van innovatie, van publiek-private partnerschappen en van onderzoeksinfrastructuur van mondiaal belang.

De EC blijft proactief in het waarborgen van goede randvoorwaarden voor internationale samenwerking binnen een visie van een mondiale onderzoeksruimte, met inbegrip van co-financieringsmechanismen voor een toenemend aantal landen, meer onderwerpen, wederkerigheid van toegang en op O&I-gerichte visaregelingen.

Ook worden verdere maatregelen genomen om te zorgen voor het verbreden van de internationale deelname en het versterken van de rol van de EU in wereldwijde multilaterale fora en internationale organisaties om aan te dringen op meer investeringen in de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor de wereldwijde uitdagingen die bovenaan de prioriteitenlijst van de EU staan.

Er zal ook worden gestreefd naar sterkere synergieën met de maatregelen van de lidstaten, onder meer door middel van een gestructureerde beleidscoördinatie, het openstellen van gezamenlijke programma's voor internationale deelname, analyses en wederzijds leren. SFIC blijft een belangrijke rol spelen in het versterken van de samenwerking tussen de EU en de lidstaten.

Wetenschapsdiplomatie moet op grotere schaal worden ingezet als krachtig instrument van het buitenlandse beleid van de EU om bruggen te bouwen in tijden van conflict, crisissen en rampen helpen te voorkomen, complexe kwesties beter te begrijpen en gedeelde strategieën te ontwikkelen om duurzaam om te gaan met onze planeet. Wetenschapsdiplomatie wordt ook gebruikt voor het ontwikkelen van gemeenschappelijke normen voor een betere toegang tot de markt en het verbeteren van de handel. EUdiplomatie moet het opmerkelijke verenigende vermogen dat uitgaat van de krachtige taal van de wetenschap benutten.

In de afgelopen twee jaar is derhalve duidelijke vooruitgang geboekt bij de verwezenlijking van de strategische doelstellingen, maar er moet meer worden gedaan om het volledige potentieel van de beleidsprioriteit 'Open voor de wereld' aan te boren.

(1)

COM(2012) 497 final.

(2)

COM(2014) 567 final.

(3)

Europese Commissie: Science, Research and Innovation Performance of the EU 2016.

(4)

Meer gedetailleerde stappenplannen zijn beschikbaar op: ec.europa.eu/research/iscp

(5)

Tot nu toe werden tien gezamenlijke en elf jumelage-oproepen gelanceerd.

(6)

Omvat alle acties van Horizon 2020, met uitzondering van acties in het kader van EOR, MSCA, toegang tot risicokapitaal, EIT, JRC en onderwerpen die het kmo-instrument benutten.

(7)

Verenigde Staten, Zuid-Korea, Argentinië, Japan, China, Zuid-Afrika, Mexico.

(8)

IRDiRC, IHEC, IHMC, IKMC, ICGC, InTBIR, GACD, GloPID-R, GTBVP.

(9)

ERAC-SFIS 1354/16: 'Advies van het SFIC over de 'Open voor de wereld"-agenda van de Commissie".

(10)

De Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische landen.

(11)

JOIN(2016) 21 final.

(12)

Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan.

(13)

In Horizon 2020, wat gezamenlijke acties betreft: aandeel van onderwerpen in de werkprogramma's waarin ten minste één derde land of regio wordt vermeld; aandeel van deelnames en begrotingen van derde landen; aandeel van subsidieovereenkomsten met ten minste één deelnemer van een derde land; door organisaties uit derde landen geïnvesteerde budget; budget dat bijdraagt aan internationale multilaterale initiatieven en hun hefboomwerking; en wat EOR en MSCA betreft: aandeel van onderzoekers uit subsidies van derde landen.