Toelichting bij COM(2015)408 - Ontwerp verslag 2015 over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 26.8.2015


COM(2015) 408 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Ontwerp van het gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020)

Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding

{SWD(2015) 161 final}


1.

Achtergrond




Europa staat voor een aantal dringende taken: zorgen dat er weer banen worden geschapen en de economie zich hersteld; duurzame groei realiseren; het investeringstekort dichten; de sociale cohesie versterken; met voorrang aandacht schenken aan radicalisering en geweld. Tegelijkertijd moet Europa een aantal uitdagingen op de lange termijn aanpakken, zoals vergrijzing, aanpassing aan het digitale tijdperk en het concurrentievermogen in de mondiale kenniseconomie.


De beleidsreactie van Europa in het kader van de nieuwe agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering betekent een nieuwe start. Sterke economische argumenten wijzen erop dat in het kader van deze nieuwe agenda onderwijs en opleiding als een groeivriendelijke sector een cruciale rol moeten spelen. Investeringen in menselijk kapitaal zijn goed bestede middelen. Goed onderwijs en goede opleidingen dragen bij aan de bevordering van duurzame economische groei: zij zijn een voedingsbodem voor onderzoek en ontwikkeling, innovatie, productiviteit en concurrentievermogen. Zoals in de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid voor 2015 werd benadrukt, moeten de onderwijs- en opleidingsstelsels doeltreffender en doelmatiger worden, zodat het vaardigheidsniveau van de beroepsbevolking wordt verhoogd, de discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden wordt aangepakt en beter wordt geanticipeerd op en voldaan aan de snel veranderende behoeften van de arbeidsmarkten. Dit is met name van belang in een steeds digitaler wordende maatschappij en voor de overgang naar een circulaire economie.


De tragische uitbarstingen van gewelddadig extremisme aan het begin van 2015 waren een waarschuwing dat onderwijs en opleiding bij de bevordering van inclusie en gelijkheid, de ontwikkeling van wederzijds respect en de verankering van fundamentele waarden in een open en democratische samenleving een belangrijke rol spelen. Door aansluiting te zoeken bij de doelgroepen — met name de kansarmste — zijn onderwijs en opleiding essentieel om armoede, sociale uitsluiting en discriminatie te voorkomen en te bestrijden en om een fundament voor actief burgerschap te leggen. Onderwijs en opleiding moeten dus een grotere inzet leveren om de toegang tot kwaliteitsonderwijs voor iedereen te verbeteren en hiermee de opwaartse sociale convergentie te bevorderen.


Onderwijs en opleiding leveren daarom een aanzienlijke bijdrage aan verschillende strategieën en initiatieven van de EU, waaronder de Europa 2020-strategie, het initiatief voor de digitale interne markt, de Europese Veiligheidsagenda en het investeringsplan voor Europa, zonder de bevoegdheid van de lidstaten voor hun onderwijs- en opleidingsstelsels in het gedrang te brengen. Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) vormt een aanvulling op nationale maatregelen en ondersteunt de lidstaten bij het streven naar hervormingen om de prestaties nog verder te verbeteren door middel van uitwisseling onder gelijken, wederzijds leren en documenteren.


De Onderwijs- en opleidingenmonitor 2014 van de Commissie geeft aan dat er nog steeds grote uitdagingen zijn:


- 20 % van de 15-jarigen in de EU heeft slechte cijfers voor lezen, natuurwetenschappen en wiskunde; 20 % van de volwassenen heeft een laag niveau van lezen, schrijven en rekenen en 25 % een laag niveau van digitale vaardigheden; toch neemt slechts 10,7 % van de volwassenen deel aan een leven lang leren, waaronder zeer weinig laagopgeleiden.


- Het percentage voortijdige schoolverlaters bedraagt nu 11,1 % en 19 lidstaten hebben de kerndoelstelling van Europa 2020 behaald, maar er zijn nog steeds meer dan 5 miljoen voortijdige schoolverlaters, onder wie de werkloosheid hoog is (41 %).


- Het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs blijft stijgen en bedraagt nu 37,9 %. 16 lidstaten hebben de kerndoelstelling van Europa 2020 behaald, maar in de landen die het zwaarst door de crisis zijn getroffen, blijft de inzetbaarheid van afgestudeerden een ernstig probleem.


De uitvoerige tussentijdse inventarisatie in 2014 van het strategisch kader ET 2020, waarbij de lidstaten en de voornaamste belanghebbenden betrokken waren en die de basis van dit verslag vormt, heeft tot drie belangrijke beleidsconclusies geleid:


- De grote waarde van een geïntegreerd kader voor onderwijs en opleiding op alle niveaus is bevestigd. Om aan de huidige behoefte aan flexibiliteit en doorstroommogelijkheden tussen leerervaringen te kunnen voldoen, is een samenhangend beleid nodig dat zich uitstrekt van voorschools onderwijs en basisonderwijs tot hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, en volwassenenonderwijs.


- De vier strategische doelstellingen van ET 2020 (en de huidige EU-benchmarks) zijn nog steeds geldig; in de conclusies van de Raad van 2009 betreffende ET 2020 zijn zij namelijk breed en toekomstgericht geformuleerd, waardoor zij tot 2020 een solide basis voor de ET 2020-activiteiten bieden. De beleidsfocus moet echter worden herijkt en zowel worden gericht op de urgente uitdagingen op het gebied van economie en werkgelegenheid, als op de rol van het onderwijs bij het bevorderen van kansengelijkheid en non-discriminatie en bij het overbrengen van fundamentele waarden, interculturele competenties en actief burgerschap.


- De bijdrage van ET 2020 aan de algemene EU-agenda voor banen, groei en investeringen, met inbegrip van het Europees semester, moet verder worden geïntensiveerd. Dit houdt in dat het documenteren en wederzijds leren op het gebied van hervormingen moet worden versterkt en dat de landenspecifieke relevantie van het kader moet worden vergroot.


Gezien de bovengenoemde uitdagingen en beleidsconclusies, en om ET 2020 beter op de mandaatsperiode en politieke prioriteiten van de EU af te stemmen, wordt in dit gezamenlijk verslag voorgesteld de Europese samenwerking in dit kader tot 2020 voort te zetten, waardoor de werkcyclus van drie tot vijf jaar wordt verlengd.


3.

2. Belangrijkste uitdagingen en prioriteiten voor de toekomst



Dit hoofdstuk geeft, op basis van de inventarisatie en rekening houdend met verschillen tussen de lidstaten, een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen op het gebied van onderwijs en opleiding in Europa, die ten grondslag liggen aan de vaststelling — in bijlage 1 — van de nieuwe prioritaire gebieden en concrete punten voor verdere werkzaamheden tot en met 2020.


4.

2.1. De kwaliteit en relevantie van leerresultaten zijn cruciaal voor de ontwikkeling van vaardigheden



Het lage niveau van basiscompetenties in Europa belemmert de economische vooruitgang en beperkt mensen ernstig in hun persoonlijke, sociale en beroepsontplooiing. Om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verbeteren en innovatie en actief burgerschap te stimuleren, moeten de basiscompetenties hand in hand gaan met andere sleutelcompetenties en attitudes: creativiteit, ondernemerschap en zin voor initiatief, digitale vaardigheden (met inbegrip van programmeren), kennis van vreemde talen, kritisch denken (onder meer via digitale en mediageletterdheid) en vaardigheden voor groeisectoren, zoals de groene economie.


De kwaliteit van leerresultaten moet gedurende het hele leven worden gestimuleerd. 16 lidstaten hebben al een veelomvattende strategie voor een leven lang leren ingevoerd, maar alle landen moeten een dergelijke strategie ontwikkelen en de doorstroming waarborgen tussen de verschillende vormen en niveaus van leren en die van onderwijs en opleiding naar werk. Dit vereist een blijvende inzet op het gebied van coördinatie en partnerschap van de verschillende sectoren.


Onderwijs en opvang voor jonge kinderen (OOJK) is het beginpunt en een van de meest doelmatige middelen om de vaardigheid in sleutelcompetenties te vergroten, maar kampt met de dubbele uitdaging om zowel de toegang als de kwaliteit te verbeteren. Vooral de voorzieningen voor kinderen jonger dan drie jaar zijn een probleem. Voortbouwend op het OOJK-kwaliteitskader dat de lidstaten in de voorgaande werkcyclus hebben ontwikkeld, zijn de kernpunten voor verdere werkzaamheden onder meer verbetering van de toegang, met speciale aandacht voor kansarmen, professionalisering van het personeel en doelmatige governance-, financierings- en toezichtsystemen.


Maatregelen om voortijdig schoolverlaten terug te dringen zijn door alle lidstaten ingevoerd, maar leiden niet altijd tot een veelomvattende strategie, zoals in de aanbeveling van de Raad van 2011 vereist. Een succesvolle respons vereist een langetermijninzet en sectoroverschrijdende samenwerking, waarbij de nadruk ligt op preventie en vroegtijdig ingrijpen. Strategieën van scholen betreffende voortijdig schoolverlaten moeten op een gemeenschappelijke aanpak, samenwerking met externe belanghebbenden en de gemeenschap zijn gebaseerd en de leerresultaten van alle leerlingen verbeteren.


Systemen voor hoger onderwijs moeten de kenniseconomie stimuleren. Het hoger onderwijs moet doeltreffend reageren op de behoeften van een veranderende samenleving en arbeidsmarkt door te waarborgen dat modernisering is gericht op synergieën tussen onderwijs, onderzoek en innovatie, waarbij instellingen voor hoger onderwijs en lokale gemeenschappen en regio's met elkaar worden verbonden, en op innovatieve benaderingen ter verbetering van de relevantie van onderwijsprogramma's, met inbegrip van het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT). Het blijft voor veel lidstaten een uitdaging om de slagingspercentages te verhogen, vooral onder kansarme groepen.


Afgestudeerden in het secundair beroepsonderwijs laten in de meeste lidstaten goede werkgelegenheidscijfers zien. Leerlingplaatsen en duale leerwegen in het beroepsonderwijs zijn bijzonder belangrijk omdat zij zorgen voor relevante vaardigheden die de overgang naar de arbeidsmarkt vergemakkelijken. De lidstaten hebben tal van maatregelen genomen ter uitvoering van de voor de periode 2011-2014 te leveren resultaten als omschreven in het communiqué van Brugge (2010) om de prestaties, de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding te verbeteren, met de nadruk op leren op de werkplek. Ook in de volgende werkcyclus moet dit type leren in al zijn vormen worden bevorderd; daarnaast moet de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen worden verstrekt en moet meer op de vaardigheidsbehoeften van de arbeidsmarkt worden geanticipeerd. De doelstellingen voor de middellange termijn, zoals omschreven in de conclusies van Riga van 22 juni 2015 (zie bijlage 2), hebben de focus verscherpt en zijn beperkt in aantal.


Volwasseneneducatie is de basis voor bijscholing en omscholing. De recente trends van lage basisvaardigheden van volwassenen en hoge werkloosheidscijfers dwingen ertoe de uitvoering van de Europese agenda voor volwasseneneducatie te versterken. Prioriteiten zijn onder meer doeltreffender governance, aanzienlijke verbetering van het aanbod en het gebruik, een flexibeler aanbod, bredere toegankelijkheid, strikter toezicht en een betere waarborging van de kwaliteit (zie bijlage 2).


5.

2.2. Onderwijs moet bijdragen tot sociale cohesie, gelijkheid, non-discriminatie en burgerschapscompetenties



In de meeste Europese en OESO-landen is de ongelijkheid in de afgelopen dertig jaar nog nooit zo groot geweest als nu en dit heeft negatieve gevolgen voor de onderwijsresultaten, aangezien onderwijsstelsels ertoe neigen bestaande patronen van sociaal-economische status te reproduceren. Het doorbreken van de intergenerationele cyclus van lage kwalificaties moet dan ook prioriteit krijgen. Hoewel de meerderheid van de lidstaten maatregelen heeft genomen om de toegang tot het onderwijs voor kansarme lerenden te verbeteren, bestaat er nog steeds een aanzienlijke onderwijskloof en blijft toegang tot hoogwaardig regulier onderwijs en hoogwaardige reguliere opleidingen in veel delen van de EU een uitdaging. Doeltreffende maatregelen voor inclusief onderwijs en inclusieve opleidingen voor alle lerenden zijn noodzakelijk, met bijzondere aandacht voor kansarme groepen, mensen met bijzondere behoeften, migranten of mensen met een migrantenachtergrond en Roma. De jongerengarantie moet volledig worden ingezet.


Zowel de genderkloof in het onderwijs als de genderverschillen bij onderwijskeuzen moeten worden aangepakt. Pesten en geweld in de leeromgeving, al dan niet gendergerelateerd, mogen niet worden getolereerd. Onderwijsinstellingen en leraren moeten de uitrusting en ondersteuning krijgen om lerenden integratie, gelijke kansen, non-discriminatie en democratisch burgerschap in hun leeromgeving te laten ervaren.


De verklaring van Parijs van de ministers van Onderwijs van 17 maart 2015 roept op tot maatregelen op alle niveaus om de rol van het onderwijs te versterken bij de bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie, bij de versterking van de sociale cohesie en bij de ondersteuning van jongeren om tot verantwoordelijke, onbevooroordeelde en actieve leden van onze diverse en inclusieve samenleving uit te groeien 1 . Onderwijs is van belang om marginalisering en radicalisering te voorkomen en aan te pakken. De follow-up van deze verklaring is een belangrijke prioriteit in de nieuwe werkcyclus, met concrete maatregelen die door financiering uit het Erasmus+-programma worden ondersteund, overeenkomstig de vier in de verklaring vastgestelde gebieden: i) de verwerving van sociale, interculturele en burgerschapscompetenties bevorderen, de identificatie met de fundamentele waarden van Europa versterken en actief burgerschap stimuleren, ii) kritisch denken en mediageletterdheid bevorderen, iii) het onderwijs aan kansarme kinderen en jongeren stimuleren en iv) de interculturele dialoog bevorderen.


2.3. Relevant en kwalitatief hoogstaand onderwijs vereist ...


Een actiever gebruik van innovatieve didactische methoden en digitale vaardigheden en instrumenten: Verschillende lidstaten doen melding van initiatieven om de digitale vaardigheden van leerkrachten en lerenden te vergroten en een derde van hen heeft nationale strategieën voor de digitalisering van het onderwijs ingevoerd. Toch blijven er nog enorme uitdagingen over. Door de digitale revolutie groeit de vraag naar digitale vaardigheden en competenties flink; onderwijs en opleiding moeten in deze behoefte voorzien en hiervoor zijn investeringen in infrastructuur, organisatorische veranderingen, digitale apparaten en digitale competenties van docenten nodig en moeten digitale (en open) onderwijsmiddelen en educatieve software van hoge kwaliteit worden ontworpen. Onderwijs en opleiding moeten van de voordelen van nieuwe ICT-ontwikkelingen profiteren en innovatieve en actieve onderwijsmethoden invoeren, die op participatieve en projectgebaseerde methoden zijn gebaseerd. Een open leeromgeving kan de samenwerking tussen de onderwijssectoren, ook voor kansarme leerlingen, bevorderen.


Goede ondersteuning van onderwijzend personeel: Vele lidstaten doen melding van maatregelen voor een betere lerarenopleiding en benadrukken dat de initiële opleiding en de permanente professionele ontwikkeling van leraren en opleiders geschikt moet zijn voor het beoogde doel, waarbij onderwerp, didactische methode en praktijk worden gecombineerd. Onderwijzend personeel moet worden opgeleid om met de toenemende diversiteit van lerenden om te gaan, schooluitval te voorkomen en innovatieve didactische methoden en ICT-instrumenten optimaal te gebruiken; bovendien moeten zij aan het begin van hun loopbaan worden begeleid.


In veel landen vormen personeelstekorten steeds vaker een belemmering voor de kwaliteit van de opleiding en bovendien daalt de belangstelling voor een carrière in het onderwijs. Er zijn veelomvattende langetermijnstrategieën nodig om de meest geschikte kandidaten te selecteren, met uiteenlopende achtergrond en ervaring, waarbij met de sterke gendervooroordelen in het beroep rekening moet worden gehouden en aantrekkelijke loopbaanvooruitzichten moeten worden geboden.


Het vergemakkelijken van leermobiliteit: Uit het eerste mobiliteitsscorebord (2014) blijkt dat in de lidstaten het klimaat voor leermobiliteit flink uiteenloopt, met nog steeds aanzienlijke belemmeringen wat betreft informatie, ondersteuning van studenten en erkenning. Maatregelen betreffende transparantie, kwaliteitsborging, validatie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties moeten worden gevolgd en voortgezet. Er zijn betere gegevens nodig om toezicht op mobiliteit te houden.


Het ondersteunen van internationalisering van het hoger onderwijs blijft een prioriteit, met inbegrip van de ontwikkeling van strategische partnerschappen en gezamenlijke cursussen en bevordering van de mobiliteit van studenten, docenten en onderzoekers.


Betere en eenvoudigere EU-instrumenten voor transparantie en erkenning: Instrumenten voor transparantie en erkenning zijn essentieel voor mobiliteit, inzetbaarheid en een leven lang leren en moeten er bovendien voor zorgen dat buiten de EU verworven kwalificaties worden gebruikt. De meeste lidstaten hebben een nationaal kwalificatiekader ontwikkeld en verwijzen hierin naar het Europees kwalificatiekader (EKK). Verdere werkzaamheden moeten een verschuiving bevorderen van transparantie naar de erkenning van kwalificaties in heel Europa door de rol van het EKK te versterken en de validatie van niet-formeel en informeel leren te bevorderen. Adequate instrumenten voor erkenning en validatie van digitaal verworven kennis, vaardigheden en competenties kunnen de invoering van open en innovatieve leermethoden ondersteunen. De vereenvoudiging en rationalisatie van bestaande EU-instrumenten betreffende vaardigheden en kwalificaties die op het grote publiek zijn gericht, vergen speciale aandacht om het bereik ervan te vergroten.


Het dichten van het investeringstekort: Doeltreffende investeringen in onderwijs en opleidingen van goede kwaliteit zijn een bron van duurzame groei. Maar sinds de crisis blijven de overheidsbegrotingen krap en hebben verscheidene lidstaten hun onderwijs- en opleidingsuitgaven in reële termen gekort. Dit wijst op de noodzaak om lidstaten te ondersteunen bij de vormgeving van hervormingen die in een brede maatschappelijke context doeltreffender onderwijs en opleidingen van goede kwaliteit genereren. Het investeringsplan voor Europa, Erasmus+, de Europese structuur- en investeringsfondsen, met inbegrip van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en Horizon 2020, kunnen tot het stimuleren van investeringen bijdragen en de beleidsprioriteiten van ET 2020 ondersteunen door sterke verbindingen met het beleid te waarborgen.


6.

3. Governance en werkmethoden



Sinds het gezamenlijk verslag van 2012 is de governance van ET 2020 verbeterd, met name door het intensiever documenteren (de Onderwijs- en opleidingenmonitor), het operationele karakter van werkgroepen en platforms voor periodieke uitwisseling tussen de voornaamste belanghebbenden, zoals het Europees Forum voor onderwijs, opleiding en jeugd. De inventarisatie wijst op een consensus over de onderstaande aanpak voor de volgende werkcyclus:


• Degelijke analytische gegevens en toezicht op de voortgang zijn essentieel voor de doeltreffendheid van het ET 2020-kader en worden in samenwerking met Eurostat, het Eurydice-netwerk, Cedefop, de OESO en andere organisaties uitgevoerd.


• De stroomlijning en rationalisering van de verslaglegging in het kader van ET 2020 blijft een prioriteit en wordt door de verlenging van de werkcyclus tot vijf jaar ondersteund.


• Nauwere banden tussen onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek, en betrokkenheid van de sociale partners en maatschappelijke organisaties zullen de impact van ET 2020 en de relevantie van leersystemen versterken en het innovatievermogen van Europa vergroten. In dit verband zijn kennisallianties, allianties voor bedrijfstakspecifieke vaardigheden in het kader van Erasmus+, Marie Skłodowska-Curie-acties en het Europees Instituut voor innovatie en technologie in het kader van Horizon 2020 toonaangevend. De participatie van belanghebbenden zal ook via het Europees Forum voor onderwijs, opleiding en jeugd, het Europees Forum hoger onderwijs en bedrijfsleven, het forum voor contacten tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven en thematische fora in de lidstaten worden gestimuleerd. De samenwerking met Europese maatschappelijke organisaties en Europese sociale partners zal worden voortgezet om optimaal gebruik te maken van hun deskundigheid en hun vermogen om de samenleving te bereiken.


Het ET 2020-instrumentarium heeft zijn nut bewezen, maar heeft op nationaal niveau niet altijd daadwerkelijk invloed gehad, met name door een gebrek aan synchronisatie van de activiteiten, tekortkomingen in de verspreiding en een gering nationaal besef van het nut van de resultaten. Het ET 2020-instrumentarium wordt versterkt:


- Om de transparantie en de samenhang van ET 2020-activiteiten te vergroten, zal de Commissie in samenwerking met de lidstaten (met inbegrip van de drie Raadsvoorzitterschappen) een indicatief voortschrijdend werkprogramma voor ET 2020 opstellen waarin een geïntegreerd en duidelijk overzicht wordt gegeven van peer-learningevenementen en belangrijke activiteiten die in de ET 2020-werkgroepen en informele werkgroepen van hoge ambtenaren zijn gepland, d.w.z. de vergaderingen van de directeuren-generaal voor scholen, beroepsonderwijs en
-opleiding en hoger onderwijs (DG-bijeenkomsten) en de groep op hoog niveau voor onderwijs en opleiding.


- Vanaf 2016 zal een nieuwe generatie werkgroepen aan de prioritaire gebieden van ET 2020 werken. De groepen zullen verslag uitbrengen aan de desbetreffende informele groepen van hoge ambtenaren die sturing geven en relevante resultaten filteren ter attentie van de Raad. Innovatieve werkmethoden zullen worden gestimuleerd en de resultaten van de groepen zullen beter worden verspreid waarbij in daadwerkelijke kennisdeling wordt voorzien.


- Peer-learningactiviteiten in het kader van ET 2020, die gewoonlijk in werkgroepen plaatsvinden, zullen worden versterkt en zullen de lidstaten die voor soortgelijke beleidsuitdagingen staan, in staat stellen in clusters te werken. Wederzijdse beoordeling in het kader van DG-bijeenkomsten over specifieke nationale problemen heeft zijn nut bewezen, maar vergt meer voorbereiding en een interactieve dialoog. Wederzijdse ondersteuning op maat kan bij een specifieke nationale hervormingsagenda nuttig zijn.


- De verspreiding van goede praktijken en van nuttige ervaringen, met gebruikmaking van internationale gegevens, indien relevant, zal via thematische evenementen, leren van elkaars beleid en andere regelingen voor kennisoverdracht en uitwisseling over goede werkwijzen op het gebied van onderwijs worden versterkt.


- De Onderwijs- en opleidingenmonitor, die met het Europees semester is gesynchroniseerd en actuele thematische en landenspecifieke gegevens verstrekt (waaonder sterke punten en uitdagingen), zal systematisch worden gebruikt om beleidsdebatten op het niveau van de Raad en het Europees Parlement bij besprekingen over uitdagingen en hervormingen in het onderwijs van informatie te voorzien.


- Er zal optimaal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van Erasmus+ om de impact van het ET 2020-instrumentarium te vergroten, onder meer door de voorbereiding van beleidsexperimenten in de werkgroepen te verankeren en gegevens te gebruiken die via uitstekende projecten zijn verzameld.


7.

Bijlage 1: Prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding



Bij de tussentijdse inventarisatie van ET 2020 zijn de vier strategische doelstellingen van de Raad uit 2009 bevestigd:

1. een realiteit maken van een leven lang leren en mobiliteit;

2. de kwaliteit en de efficiëntie van onderwijs en opleiding verbeteren;

3. kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap bevorderen;

4. innovatie en creativiteit (inclusief ondernemerschap) op alle onderwijs- en opleidingsniveaus bevorderen.


Uit de inventarisatie is binnen deze strategische doelstellingen de gemeenschappelijke doelstelling van de lidstaten naar voren gekomen om de huidige prioritaire gebieden voor maatregelen te stroomlijnen. In de onderstaande tabel wordt een reductie van 13 tot 6 prioritaire gebieden voorgesteld, die elk voor de periode tot en met 2020 tot een of meer strategische doelstellingen kunnen bijdragen en volledig aansluiten bij en bijdragen tot de algehele politieke prioriteiten van de EU.


In de onderstaande tabel zijn de prioritaire gebieden in concrete punten opgesplitst, in reactie op het verzoek van de Raad om concreter aan te geven waaraan nog moet worden gewerkt. Op deze gebieden zal met behulp van de werkmethoden en het instrumentarium van ET 2020 actie worden ondernomen; zij i) vertegenwoordigen een gemeenschappelijke uitdaging voor de lidstaten, en ii) hebben een toegevoegde waarde wanneer deze op Europees niveau worden aangepakt.


In dit verband kiezen de lidstaten overeenkomstig de nationale prioriteiten de gebieden en punten waaraan zij willen deelnemen.

Prioritaire gebiedenConcrete punten
1Relevante en hoogwaardige vaardigheden en competenties, die op leerresultaten zijn gericht, voor inzetbaarheid, innovatie en actief burgerschap• Versterken van gerichte beleidsmaatregelen op het gebied van lezen en schrijven, wiskunde, natuurwetenschappen en digitale geletterdheid in heel Europa om slechte resultaten bij de verwerving van basiscompetenties terug te dringen.


• Versterken van de ontwikkeling van transversale vaardigheden en sleutelcompetenties, overeenkomstig het referentiekader voor sleutelcompetenties voor een leven lang leren, met name digitale competenties, ondernemerschap en talenkennis, door middel van gemeenschappelijke Europese kaders en instrumenten voor zelfbeoordeling zoals HEInnovate.


• Strategieën voor een leven lang leren nieuw leven inblazen die gericht zijn op de overgangsfasen in het schoolonderwijs en die de overstap naar en tussen beroepsonderwijs en -opleiding, hoger onderwijs en volwasseneneducatie, waaronder niet-formeel en informeel leren, en van onderwijs en opleiding naar werk bevorderen.


• Bevorderen van de toegang tot OOJK van goede kwaliteit, met name voor kansarmen, en uitvoeren van het kwaliteitskader voor OOJK.


• Voortijdig schoolverlaten terugdringen door strategieën op schoolniveau en een tweede kans voor leerlingen te ondersteunen, met het accent op doeltreffende leeromgevingen en didactische methoden.


• De relevantie van het hoger onderwijs voor arbeidsmarkt en maatschappij bevorderen, onder meer via betere informatie over de behoeften en resultaten van de arbeidsmarkt en het anticiperen daarop, nieuwe vormen van onderwijsprogramma's, meer op werk gebaseerd leren en intensievere samenwerking tussen instellingen en werkgevers.


• De doelstellingen voor de middellange termijn van Riga in beroepsonderwijs en -opleiding ten uitvoer leggen (zie bijlage 2), de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen versterken en sterker op de vaardigheidsbehoeften van de arbeidsmarkt anticiperen.


• De Europese agenda voor volwasseneneducatie ten uitvoer leggen (zie bijlage 2).
2Inclusief onderwijs, gelijkheid, non-discriminatie en het bevorderen van burgerschapscompetenties• Inspelen op de groeiende diversiteit van lerenden, de toegang tot hoogwaardig en inclusief regulier onderwijs en opleiding voor alle lerenden verbeteren (ook voor kansarme groepen, lerenden met bijzondere behoeften, migranten en Roma) en tevens discriminatie, racisme, segregatie, pesten, geweld en stereotypen bestrijden.


• De genderkloof in het onderwijs aanpakken en een beter genderevenwicht bij onderwijskeuzen bevorderen.


• De daadwerkelijke verwerving van de taal van leren en werken door migranten vergemakkelijken.


• Actief burgerschap, interculturele, sociale en relationele vaardigheden, wederzijds begrip en respect, en identificatie met democratische waarden en grondrechten bevorderen.


• Kritisch denken en computer- en mediageletterdheid bevorderen.
3Open en innovatief onderwijs en opleiding, onder meer door volledig gebruik te maken van de mogelijkheden van het digitale tijdperk• Innovatieve en actieve didactische methoden, zoals interdisciplinair onderwijs en coöperatieve methoden, tot gemeengoed maken om de ontwikkeling van relevante en hoogwaardige vaardigheden en competenties te versterken en inclusief onderwijs, ook voor kansarmen en lerenden met een handicap, stimuleren.


• Participatieve onderwijsgovernance stimuleren door de betrokkenheid van lerenden, docenten, ouders en de grotere lokale gemeenschap, zoals maatschappelijke organisaties, sociale partners en het bedrijfsleven, te vergroten.


• Synergieën tussen onderwijs-, onderzoeks- en innovatie-activiteiten vergroten met het oog op duurzame groei en voortbouwen op de ontwikkelingen in het hoger onderwijs met hernieuwde aandacht voor beroepsonderwijs en -opleiding en scholen.


• Het gebruik van ICT als een drijvende kracht voor systemische verandering bevorderen om de kwaliteit en de relevantie van het onderwijs op alle niveaus te verbeteren.


• De beschikbaarheid en kwaliteit van open en digitale leermiddelen en didactische methoden op alle onderwijsniveaus verbeteren, in samenwerking met Europese open-sourcegemeenschappen.


• In reactie op de digitale revolutie de ontwikkeling van digitale vaardigheden en competenties op alle leerniveaus bevorderen.

4Goede ondersteuning van onderwijzend personeel• Aanwerving, selectie en introductie versterken van de beste en meest geschikte kandidaten voor het beroep van leraar.


• De aantrekkelijkheid en het prestige van het beroep van leraar vergroten, onder meer door geïntegreerde strategieën.


• De initiële opleiding en de bij- en nascholing van leraren ondersteunen, vooral met het oog op de grotere diversiteit van lerenden, voortijdig schoolverlaten, werkplekleren, digitale vaardigheden en innovatieve didactische methoden, onder meer via EU-instrumenten zoals eTwinning, het portaal voor schoolonderwijs en het e-platform voor volwassenenonderwijs in Europa (EPALE).


• Uitmuntendheid van leraren op alle niveaus stimuleren, door de opzet van de programma's, de organisatie van het leren en stimulerende maatregelen, en nieuwe methoden onderzoeken om de kwaliteit van de lerarenopleiding te meten.
5Transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties om de leer- en arbeidsmobiliteit te vergemakkelijken• De transparantie, kwaliteitsborging, validatie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties bevorderen, waaronder vaardigheden en kwalificaties die in het kader van digitaal, online en open leren zijn verworven, en de validatie van informeel en niet-formeel leren.


• De instrumenten voor transparantie, documentatie, validatie en erkenning die rechtstreeks gericht zijn op lerenden, werknemers en werkgevers, vereenvoudigen en rationaliseren en het gebruik van kwalificatiekaders bevorderen.


• De mobiliteit van studenten, personeel en onderzoekers en de ontwikkeling van strategische partnerschappen en gezamenlijke cursussen ondersteunen door de internationalisering van het hoger onderwijs te versterken.
6Duurzame investeringen in en prestaties en efficiëntie van onderwijs- en opleidingsstelsels• De mogelijkheden van het investeringsplan voor Europa op het gebied van onderwijs en opleiding verkennen, onder meer door financieringsmodellen te stimuleren waarbij particuliere actoren en particulier kapitaal wordt aangetrokken.


• De lidstaten aanmoedigen gebruik te maken van empirisch onderbouwde beleidsvorming om toezicht op beleid te houden en hervormingen vorm te geven die efficiënter voor hoogwaardige onderwijs zorgen.


• Innovatieve manieren stimuleren om duurzame investeringen in alle leervormen en op alle leerniveaus te waarborgen, waaronder prestatiegebonden financiering en kostendeling.


8.

Bijlage 2: Specifieke prioriteiten voor beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie tot en met 2020



Voor de sectorale agenda's voor beroepsonderwijs en -opleiding (het Kopenhagen-Brugge-proces) en de vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie moet in meer detail worden vastgesteld — en via dit gezamenlijk verslag worden vastgelegd — wat de voor de periode tot en met 2020 te leveren resultaten/prioriteiten zijn.


9.

Doelstellingen voor de middellange termijn van Riga voor beroepsonderwijs en

-opleiding


• Bevorderen van leren op de werkplek in al zijn vormen, met bijzondere aandacht voor leerlingplaatsen, door samen te werken met sociale partners, bedrijven, kamers van koophandel en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en door innovatie en ondernemerschap te stimuleren.

• Verdere ontwikkeling van mechanismen voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding overeenkomstig de Eqavet-aanbeveling en, in het kader van kwaliteitsborgingssystemen, het opzetten van op leerresultaten gebaseerde permanente cyclische informatie- en feedbackprocessen met betrekking tot de beroepsonderwijs- en opleidingsstelsels, zowel op initieel niveau als wat bij- en nascholing betreft.

• Verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding en kwalificaties voor iedereen door flexibeler stelsels waarin overstappen gemakkelijker wordt, met name door voor efficiënte en geïntegreerde begeleiding te zorgen en validatie van niet-formeel en informeel leren beschikbaar te maken.

• Verdere versterking van sleutelcompetenties in de onderwijsprogramma's van beroepsonderwijs en -opleiding en aanbod van doeltreffender mogelijkheden om deze vaardigheden zowel op initieel niveau als via bij- en nascholing te verwerven of te ontwikkelen.

• De invoering van een systematische aanpak van en kansen voor initiële en permanente bij- en nascholing van docenten, opleiders en mentoren in beroepsonderwijs en -opleiding zowel in de schoolomgeving als op de werkplek.


10.

Prioriteiten van de vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie



• Governance: waarborgen van de samenhang van de volwasseneneducatie met andere beleidsterreinen, verbeteren van de coördinatie, doeltreffendheid en relevantie voor de behoeften van de samenleving, de economie en het milieu; meer investeringen.

• Aanbod en gebruik: het aanbod van hoogwaardige volwasseneneducatie aanzienlijk vergroten, vooral voor lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden, en het gebruik ervan vergroten door middel van doeltreffende strategieën voor voorlichting, begeleiding en motivatie, gericht op de groepen die dit het hardst nodig hebben.

• Flexibiliteit en toegankelijkheid: toegankelijkheid verbreden door ruimere beschikbaarheid van leren op de werkplek en doeltreffend gebruik van ICT; procedures instellen om de vaardigheden van laaggekwalificeerde volwassenen te bepalen en te beoordelen en mensen die geen kwalificaties van niveau 3 hebben, voldoende tweedekansmogelijkheden bieden die tot een erkende EKK-kwalificatie leiden.

• Kwaliteit: verbeteren van de kwaliteitsborging, met inbegrip van controle en effectbeoordeling, verbeteren van de initiële en voortgezette opleiding van leerkrachten in het volwassenenonderwijs en de benodigde gegevens over de behoeften verzamelen om met succes een doelgericht aanbod vorm te geven.

(1) Niet-formeel onderwijs is belangrijk om de sociale en democratische participatie van jongeren te bevorderen, een van de prioriteiten van het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken; zie het EU-jeugdverslag 2015 dat binnenkort verschijnt.