Toelichting bij COM(2013)603 - Stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Lichaamsbeweging, waaronder ook regelmatige sportbeoefening en lichaamsoefeningen worden verstaan, is een van de meest doeltreffende manieren om fysiek en mentaal fit te blijven, overgewicht en zwaarlijvigheid tegen te gaan en daarmee samenhangende verschijnselen te voorkomen. Daarnaast gaan sportbeoefening en lichaamsbeweging hand in hand met onder meer sociale interactie en inclusie. Lichaamsbeweging is een van de belangrijkste gezondheidsdeterminanten in de moderne samenleving en sport vormt een fundamenteel onderdeel van elk overheidsbeleid dat is gericht op de bevordering van lichaamsbeweging.

De vele voordelen van lichaamsbeweging en lichaamsoefeningen in de verschillende levensfases zijn genoegzaam bekend[1] en dragen meer in het algemeen bij tot verhoging van de kwaliteit van het leven, zoals wordt bevestigd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Onderzoek wijst uit dat sport en lichaamsbeweging een cruciale rol spelen bij de ontwikkeling van kinderen en adolescenten[2] en dat er een positief verband bestaat tussen sportbeoefening en lichaamsbeweging op tienerleeftijd en het niveau van lichaamsbeweging op latere leeftijd. Er zijn ook steeds meer gegevens die wijzen op een positieve correlatie tussen beweging enerzijds en geestelijke gezondheid, geestelijke ontwikkeling en cognitieve processen anderzijds.[3] In de EU vertoont het niveau van lichaamsbeweging een positieve correlatie met de levensverwachting, d.w.z. dat in landen waar meer aan lichaamsbeweging wordt gedaan al gauw sprake is van een hogere levensverwachting.[4]

Omgekeerd ontstaat door het gebrek aan lichaamsbeweging gezondheidsschade, wat leidt tot vroegtijdige sterfte, toename van overgewicht en zwaarlijvigheid, borst- en colonkanker, diabetes en ischemische hartaandoeningen. In 2009 werd te weinig lichaamsbeweging aangemerkt als de op drie na grootste risicofactor voor vroegtijdige sterfte en ziekte in hoge-inkomenslanden wereldwijd, met in Europa alleen al meer dan 1 miljoen sterfgevallen.[5] Uit de beschikbare gegevens blijkt dat gezondheidsklachten die worden veroorzaakt door het gebrek aan lichaamsbeweging aanzienlijke directe en indirecte economische kosten meebrengen als gevolg van ziekte, ziekteverlof en vroegtijdige sterfte, vooral ook nu de samenlevingen in Europa snel vergrijzen[6]. In een aantal studies is gepoogd deze kosten te kwantificeren. Zo zijn bijvoorbeeld in een in opdracht van de Britse regering verrichte studie de kosten becijferd op iets meer dan 3 miljard EUR per jaar, ofwel 63 EUR per inwoner[7]. In deze omstandigheden is het bevorderen van lichaamsbeweging uitgeroepen tot een van de doelstellingen van wereldwijde actie inzake de bestrijding van niet-overdraagbare ziekten.[8]

In de EU is het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de eerste plaats een zaak van de lidstaten. Nu het besef toeneemt dat lichaamsbeweging belangrijk is en positieve effecten heeft en dat onvoldoende lichaamsbeweging steeds grotere financiële lasten met zich brengt, hebben veel overheidsinstanties hun inspanningen opgevoerd om gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te stimuleren. Sinds 2010 hebben de meeste lidstaten laten weten ten minste een of andere vorm van aanbeveling met het oog op lichaamsbeweging te hebben gedaan, en hebben veel lidstaten tevens specifieke strategieën opgezet om hun bevolking in staat te stellen en ertoe aan te zetten meer te bewegen.[9] Op verschillende beleidsterreinen en in verschillende sectoren, met name sport, gezondheid, vervoer en onderwijs, is met het oog hierop het startschot voor specifieke maatregelen gegeven, en er zijn veel voorbeelden voorhanden van goede praktijken waarbij de betrokken belanghebbenden een inbreng hebben.

In een poging om de lidstaten te ondersteunen heeft de EU via haar beleidsmaatregelen en financieringsinstrumenten, met name op het gebied van sport en gezondheid, lichaamsbeweging gestimuleerd en heeft zij de beleidsmakers een op wetenschappelijke gegevens gebaseerde leidraad verstrekt in de vorm van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging[10]. Deze richtsnoeren, die zijn opgesteld door een groep van 22 deskundigen uit diverse disciplines die uit heel Europa afkomstig zijn en waarin de wetenschappelijke inzichten breed zijn vertegenwoordigd, werden in 2008 door de ministers van Sport van de EU-lidstaten bevestigd. Hierin worden de aanbevelingen van de WHO over het minimumniveau van lichaamsbeweging bevestigd, wordt het belang van een sectoroverschrijdende benadering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging beklemtoond en worden 41 concrete richtsnoeren voor maatregelen gegeven. Reeds in het Witboek over sport uit 2007[11] en het Witboek over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties uit 2007[12] werd de nadruk gelegd op het belang van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en werden de beleidsdiscussie en de uitwisseling van goede praktijken meer kracht bijgezet.

Ondanks de toenemende aandacht voor de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en de op nationaal, Europees en internationaal niveau beschikbare instrumenten blijven de percentages inzake onvoldoende lichaamsbeweging in de EU onaanvaardbaar hoog (bv. in 2010 gaf 60 % van de respondenten in Europa te kennen zelden of nooit aan sport te doen[13]). Volgens de WHO haalt twee derde van de volwassen bevolking in de EU niet de aanbevolen niveaus van beweging. Als gevolg hiervan wordt geraamd dat het gebrek aan lichaamsbeweging de Europeanen elk jaar gemiddeld meer dan 8 miljoen gezonde levensdagen kost[14]. Hoewel uit gegevens blijkt dat er grote verschillen tussen de afzonderlijke lidstaten bestaan, hebben de meeste landen de voornaamste beleidsdoelstelling niet bereikt, namelijk ervoor zorgen dat meer burgers het niveau van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging halen dat door de WHO wordt aanbevolen en in de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging wordt bekrachtigd. Voor de EU als geheel zijn de beleidsmaatregelen van de lidstaten inzake het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging niet doeltreffend gebleken. Deze situatie druist niet alleen in tegen de Europa 2020-strategie[15], waarin de noodzaak wordt erkend om op te treden tegen ongelijkheden op gezondheidsgebied als absolute voorwaarde voor groei en beter concurrentievermogen, maar valt tevens niet te rijmen met de door de EU geformuleerde beleidsambities op het gebied van sport en gezondheid. Uit onderzoek komt inderdaad naar voren dat er sprake is van een 'kloof tussen praktijk en beleid waar het gaat om maatregelen' om het gebrek aan lichaamsbeweging aan te pakken, wat ertoe heeft geleid dat er dringende oproepen zijn gedaan voor beleidsmaatregelen inzake lichaamsbeweging als een op zichzelf staande volksgezondheidsprioriteit.[16]

De redenen waarom het niet lukt de trends inzake het gebrek aan lichaamsbeweging om te buigen, houden voornamelijk verband met het feit dat de wijze waarop beleidsmaatregelen ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging worden geformuleerd en uitgevoerd, tekortkomingen vertoont. Gezien de in wetenschappelijke instrumenten vastgelegde criteria voor doeltreffend beleid inzake de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging worden de volgende tekortkomingen bevestigd door empirische gegevens, het advies van deskundigen en de uitkomsten van raadplegingen: geen benaderingen van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging die voldoende sectoroverschrijdend zijn (met inbegrip van samenwerking tussen verschillende ministeries en organen die verantwoordelijk zijn voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging), onduidelijke doelstellingen van beleidsmaatregelen voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en ontoereikende mechanismen voor monitoring en evaluatie van percentages en beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Er zijn inderdaad zelden deugdelijke gegevens beschikbaar, hoewel die van belang zijn voor het formuleren en verfijnen van het beleid.

Gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging is nog maar net aan het uitgroeien tot een eigen beleidsgebied en wordt nog maar net erkend als een ingewikkeld beleidsterrein waarop multisectorale maatregelen moeten worden getroffen, zoals die waarin de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging voorzien. Er waren tot nog toe voor lichaamsbeweging onvoldoende pleitbezorgers te vinden om voor de passende politieke erkenning te zorgen[17]. Aangezien gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging als beleidsterrein een tamelijk nieuw onderwerp op de agenda van de regeringen vormt[18], is er behoefte aan beter begrip van de bepalende factoren voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, dat van cruciaal belang is voor het uitwerken van maatregelen om ervoor te zorgen dat er meer aan lichaamsbeweging wordt gedaan alsmede voor de institutionele capaciteit ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging.

Om deze situatie aan te pakken heeft de Raad, gelet op de door deskundigen verrichte werkzaamheden in het kader van de tenuitvoerlegging van het werkplan van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014[19] en de inbreng vanuit andere kennisvelden en -niveaus (bv. gezondheid en vervoer), in zijn conclusies van november 2012 over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging de Commissie opgeroepen een voorstel in te dienen voor een aanbeveling van de Raad tot bevordering van een sectoroverschrijdende aanpak op basis van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging, met inbegrip van een licht monitoringkader.

Of het initiatief succes heeft, zal uiteindelijk voor een groot deel afhangen van de mobilisering van de belanghebbenden, vooral van die welke het meest rechtstreeks met lichaamsbeweging te maken hebben en sterke troeven in handen hebben om de burgers te bereiken. De sportsector speelt dan ook, in het bijzonder via haar activiteiten 'in het veld' en door de gerichtheid op sport voor iedereen, een sleutelrol bij elke succesvolle inspanning ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Het voorstel is gebaseerd op de werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten in het kader van de tenuitvoerlegging van het werkplan voor sport voor 2011-2014. De inhoud van het voorstel, met inbegrip van het monitoringkader, is vanuit verschillende achtergronden, waaronder die van sport, gezondheid, onderwijs en vervoer, het voorwerp geweest van een uitgebreide raadpleging van de lidstaten, deskundigen, belanghebbenden en het grote publiek. De belanghebbende partijen zijn op verschillende niveaus geraadpleegd over hun zienswijzen betreffende de noodzaak en de reikwijdte van de bevordering van lichaamsbeweging in het kader van de EU. Na de mededeling over sport uit januari 2011[20], waarvan een van de actiepunten het overwegen van een dergelijk voorstel was, heeft de Commissie regelmatig aan de beleidsmakers en belanghebbenden verslag uitgebracht over haar plannen en de lopende werkzaamheden voor dit initiatief en in verschillende fora feedback gevraagd. In zijn resolutie van 2 februari 2012 over de Europese dimensie van de sport heeft het Europees Parlement de EU en de lidstaten opgeroepen om het makkelijker te maken sport te gaan beoefenen en om een gezonde levensstijl te promoten, en daarbij de kansen die sport biedt maximaal te benutten, wat tot minder uitgaven voor gezondheidszorg zal leiden[21].

De lidstaten hebben gewezen op de noodzaak van meer uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op EU-niveau inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en hebben een nieuw beleidsinitiatief van de EU gesteund. Zij hebben bevestigd dat het problemen oplevert om de betrokken sectoren op nationaal niveau in te schakelen en dat betrouwbare gegevens ontbreken, maar hebben ook beklemtoond dat de belasting die voortvloeit uit de verzameling van gegevens beperkt moet worden gehouden. Belanghebbenden in de sportwereld, met inbegrip van de sportbeweging maar ook sportgerelateerde organisaties, zoals de sportartikelenindustrie, hebben verdere EU-actie op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging sterk aangemoedigd. De zienswijze dat voor de EU een rol is weggelegd bij het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging wordt niet alleen door de EU-instellingen, bestaande samenwerkingsstructuren voor sport en gezondheid op EU-niveau, deskundigen en belanghebbenden in de sportwereld gedeeld, maar ook door een groot deel van de EU-burgers, zoals wordt bevestigd in een onlineraadpleging in 2010.

De Raad voor effectbeoordeling heeft op 7 december 2012 positief advies uitgebracht over de ontwerpeffectbeoordeling. De opmerkingen van de Raad zijn meegenomen in de definitieve versie van het effectbeoordelingsverslag.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrondslag



Het voorgestelde initiatief kiest voor een gerichte aanpak van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, een betrekkelijk nieuwe discipline die snelle ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied doormaakt en die lichamelijke activiteiten, die nauw verband houden met sportbeoefening en lichaamsoefeningen, enerzijds en volksgezondheid anderzijds combineert. Om de doelstellingen van het voorstel te bereiken en de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, kan de EU haar optreden baseren op twee rechtsgrondslagen: de artikelen 165 en 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die beide de Unie een ondersteunende bevoegdheid toekennen. Artikel 165 VWEU bepaalt dat de Unie "[bij]draagt […] tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied" en dat het optreden van de Unie erop is gericht 'de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen'. Artikel 168 VWEU bepaalt dat "[h]et optreden van de Unie [...] is gericht op verbetering van de volksgezondheid [...] en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid".

Volgens het VWEU kan de Raad bij het nastreven van deze doelstellingen op beide gebieden (sport en volksgezondheid), op voorstel van de Commissie, aanbevelingen aannemen. Daarnaast is de Commissie op grond van het VWEU uitdrukkelijk gemachtigd om 'alle dienstige initiatieven' te nemen om de onderlinge coördinatie door de lidstaten van hun beleid op het gebied van de volksgezondheid te bevorderen, met name 'initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen'. De voorgestelde aanbeveling beoogt de inspanningen van de lidstaten op het gebied van de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te intensiveren en de lidstaten te ondersteunen door hun een kader te bieden voor de monitoring van hun beleid. De aanbeveling heeft tot doel de samenwerking en de coördinatie van het beleid tussen de lidstaten te verbeteren en voor verdere uitwisselingen van goede praktijken binnen de relevante EU-structuren voor sport en gezondheid te zorgen.

Deze aanbeveling eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend.

Samenvatting van het voorgestelde initiatief

Op verzoek van de Raad geeft deze aanbeveling gestalte aan de belangrijkste elementen voor coherent, sectoroverschrijdend en empirisch onderbouwd beleid ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging; zij heeft aldus tot doel de lidstaten te helpen bij hun inspanningen om de burgers in staat te stellen (meer) aan lichaamsbeweging te doen.

In de aanbeveling komt duidelijk tot uitdrukking dat beleidsmaatregelen tot stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging enkel vruchten afwerpen wanneer daaraan een sectoroverschrijdende aanpak ten grondslag ligt. Zij houdt er rekening mee dat de lidstaten, ook al delen zij gemeenschappelijke doelstellingen en nemen zij de grondrechten in acht, verschillende prioriteiten met betrekking tot gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging stellen als gevolg van de verschillende sociale, economische en culturele context, en derhalve uiteenlopende beleidsbenaderingen hanteren. De voorschriften inzake beleidscoördinatie op EU-niveau zijn bedoeld om de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om doeltreffende beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen. Het monitoringkader, met inbegrip van de indicatoren ervan die zijn ontwikkeld door deskundigen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, is opgezet als een voldoende flexibel hulpmiddel voor de informatie van de beleidsmakers in deze context. Een gedetailleerde beschrijving van de operationalisering van de indicatoren en gegevensbronnen is opgenomen in het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie.

In de aanbeveling wordt de lidstaten verzocht:

· een nationale strategie en een bijbehorend actieplan alsook adequate instrumenten ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren te ontwikkelen, die een afspiegeling vormen van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging;

· het niveau van lichaamsbeweging en de tenuitvoerlegging van de beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te monitoren door gebruik te maken van het monitoringkader en de indicatoren als beschreven in de bijlage bij de aanbeveling, met inachtneming van hun nationale omstandigheden;

· nauw samen te werken, zowel onderling als met de Commissie, door een proces van regelmatige uitwisseling van informatie en goede praktijken inzake het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging binnen de relevante EU-structuren op gang te brengen.

In de aanbeveling wordt de Commissie verzocht:

· de lidstaten te helpen bij hun inspanningen om gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging doeltreffend te stimuleren en bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen die aansluiten bij de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging;

· ondersteuning te verlenen voor de instelling en werking van het monitoringkader, op basis van bestaande vormen van monitoring en gegevensverzameling op dit gebied;

· op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling.

Hoewel de aanbeveling in de eerste plaats is gericht tot de nationale overheidsinstanties van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, zal zij er uiteindelijk toe bijdragen dat de EU-burgers in het algemeen (bv. kinderen, beroepsbevolking, senioren) worden bereikt doordat zij de tenuitvoerlegging aanmoedigt van sectoroverschrijdende beleidsmaatregelen die mogelijkheden bieden om aan lichaamsbeweging te gaan doen. Voor het initiatief zal ook een beroep worden gedaan op de betrokkenheid van de belanghebbenden, met inbegrip van die welke het meest rechtstreeks met lichaamsbeweging te maken hebben, zoals sportorganisaties.

Subsidiariteit



Hoewel de hoofdverantwoordelijkheid voor het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en voor de vaststelling van beleidsmaatregelen inzake sport en gezondheid bij de lidstaten ligt, kan het optreden van de Unie een aanzienlijke toegevoegde waarde opleveren ten opzichte van datgene wat de lidstaten zelfstandig kunnen bereiken. De EU kan een nieuw politiek elan geven aan op gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging gerichte actie. Doeltreffendere beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging zullen bijdragen aan andere beleidsgebieden waarop de lidstaten zijn overeengekomen gemeenschappelijke doelstellingen vast te leggen. Doordat zij helpen de aanzienlijke sociale en economische kosten die gemoeid zijn met het gebrek aan lichaamsbeweging terug te dringen en werk te maken van de voornaamste factoren die bijdragen tot actief en gezond ouder worden, de gezondheid van werknemers en uiteindelijk een hogere productiviteit, bieden die beleidsmaatregelen de lidstaten meer mogelijkheden om de groeidoelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken. Zij gaan ook in op de factoren die bepalend zijn voor de ongelijkheden op gezondheidsgebied, wat in de strategie wordt genoemd als eerste vereiste voor groei en beter concurrentievermogen. Betere beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging komen ook tegemoet aan de recente oproepen van de Raad en het Parlement om maatregelen ter bevordering van een gezonde levensstijl, waaronder fysieke activiteiten en het beoefenen van sport, als middel om vroegtijdige sterfte, morbiditeit en invaliditeit in de EU aan te pakken. In de in november 2012 goedgekeurde conclusies van de Raad over gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging zijn deze verzoeken zelfs nog explicieter geformuleerd. De recente evaluatie van de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties biedt ook steun aan een beleidsinitiatief op Europees niveau, aangezien de Commissie daarin wordt aangemoedigd om beginnende initiatieven die vooral gericht zijn op lichaamsbeweging beter voor het voetlicht te brengen[22].

Het accent dat de aanbeveling legt op intensievere beleidscoördinatie tussen de lidstaten — in de vorm van uitwisseling van ervaringen, peer learning en verspreiding van goede praktijken — lijkt met name van belang gezien de grote verschillen die op dit ogenblik tussen de lidstaten bestaan wat de aan gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging toegekende prioriteit, de gekozen benaderingen en de nationale mechanismen voor beleidcoördinatie betreft. Steun en coördinatie van de EU zullen de lidstaten meer mogelijkheden verschaffen om in de verschillende sectoren gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te bevorderen en een beleid uit te stippelen waarmee betere maatregelen zijn gewaarborgd. De EU verkeert in een goede positie om de bepalingen voor monitoring en evaluatie van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en beleidsmaatregelen op dat gebied aan te scherpen en de lidstaten daardoor te helpen de ontwikkelingen in de tijd te volgen. Het monitoringkader zal de lidstaten de gegevens verschaffen waarmee zij gerichtere benaderingen van de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging kunnen onderbouwen.

De voorgestelde aanbeveling bouwt voort op de bestaande strategieën en instrumenten die op internationaal niveau ontwikkeld zijn, met name de algemene WHO-strategie voor eetgewoonten, lichaamsbeweging en gezondheid uit mei 2004[23], de algemene WHO-aanbevelingen uit 2010, waarin volwassenen ten minste 150 minuten per week gematigd-intensieve lichaamsbeweging wordt aanbevolen[24], en de wereldwijde consensus die is bereikt op de bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie op 27 mei 2013 en die is neergelegd in de 'omnibusresolutie over niet-overdraagbare ziekten'[25]. In de aanbeveling wordt rekening gehouden met de samenwerking die met het Regionaal bureau voor Europa van de WHO tot stand is gebracht in het kader van de EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties en met de evaluatie daarvan die in 2013 heeft plaatsgevonden[26]. De aanbeveling heeft tot doel de instrumenten die zijn ontwikkeld met het oog op de monitoring van fysieke activiteiten, met name de Europese databank van de WHO inzake voeding, obesitas en lichaamsbeweging (WHO European database on nutrition, obesity and physical activity – NOPA)[27], verder te verbeteren. De door de lidstaten in dit verband te verstrekken informatie en gegevens zijn al grotendeels beschikbaar en zijn verzameld als onderdeel van bestaande enquêtes of projecten; een aantal indicatoren wordt reeds gebruikt. Voor de verzameling van gegevens zullen alleen grotere inspanningen nodig zijn wanneer er sprake is van een zeer beperkt aantal indicatoren, met name in de vroege fase van het monitoringkader. Verwacht wordt dat hierin in de loop van de tijd verbetering zal optreden, wanneer de lidstaten ook over meer mogelijkheden ter zake zullen beschikken. Het monitoringkader moet in nauwe samenwerking met de WHO en met de steun van deskundigen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging worden toegepast.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het is moeilijk te becijferen welk bedrag momenteel op de begroting wordt uitgetrokken voor beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, omdat de kosten voor de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging zijn verdeeld over nationale ministeries en overheden, diverse ngo's en de particuliere sector. Daarnaast worden de uitgaven voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging niet overal in de EU uitvoerig bijgehouden. Daarbij komt nog dat gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging per definitie sectoroverschrijdend is, dat veel beleidsmaatregelen zijdeling betrekking hebben op gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en dat het hoofddoel van beleidsmaatregelen ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging vaak niet de stimulering daarvan is. De kosten in verband met de tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging naar aanleiding van dit initiatief zijn uiteindelijk voor rekening van de lidstaten.

De administratieve kosten voor de lidstaten zijn hoofdzakelijk terug te voeren op de rapportageverplichtingen in het kader van het lichte monitoringkader. Zij zullen in het eerste jaar reeds gering zijn en zullen verder teruglopen wanneer het mechanisme eenmaal volledig operationeel is, aangezien het personeel vertrouwd raakt met de monitoring en de beschikbaarheid van gegevens in de loop van de tijd beter wordt[28].

De kosten die uit de EU-begroting moeten worden gedekt, houden verband met de instelling en de werking van het monitoringmechanisme en met de verlening van steun aan de lidstaten voor monitoringactiviteiten in de vorm van capaciteitsopbouw. Deze kosten zullen worden gedekt uit het hoofdstuk Sport van het programma "Erasmus+" voor de periode 2014-2020[29]. Bovendien dekt de begroting van de EU de kosten van de organisatie van de bijeenkomsten van de deskundigengroep op EU-niveau.