Toelichting bij COM(2011)608 - Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 - 2020)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Algemene context



In haar mededeling 'Een begroting voor Europa 2020'[1] wees de Commissie met klem op de noodzaak om op doeltreffende wijze een aantal problemen aan te pakken die een ernstige bedreiging voor de sociale cohesie en het concurrentievermogen vormen. Deze urgente problemen betreffen voornamelijk: tekorten aan bepaalde kwalificaties, ondermaatse prestaties van het actieve arbeidsmarktbeleid en het onderwijs, sociale uitsluiting van gemarginaliseerde groepen en een geringe arbeidsmobiliteit.

In dit verband wordt erkend dat er voor de looptijd van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 een specifieke, eenmalige ondersteuning moet worden geboden aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van de door de toenemende globalisering van de productie en de wereldhandelspatronen veroorzaakte ingrijpende structurele veranderingen. Evenals tijdens de voorafgaande programmeringsperiode (2007-2013) dient deze specifieke ondersteuning te worden verstrekt via het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), een van de bestaande bijzondere instrumenten waaruit middelen beschikbaar kunnen worden gesteld zonder dat dit van invloed is op het uitgavenplafond van het MFK.

In dezelfde mededeling gaf de Commissie te kennen dat de Unie via het EFG ook in staat moet zijn om steun te bieden bij grootschalige gedwongen ontslagen die het gevolg zijn van een door een onverwachte crisis veroorzaakte ernstige verstoring van de lokale, regionale of nationale economie. Voorts zal het toepassingsgebied van het EFG zodanig worden uitgebreid dat tijdelijke steun aan landbouwers kan worden verleend om hun aanpassing te vergemakkelijken aan een nieuwe marktsituatie die ontstaat wanneer de Unie handelsovereenkomsten sluit die van invloed zijn op landbouwproducten.

·

Motivering en doel van het voorstel



Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is oorspronkelijk bij Verordening (EG) nr. 1927/2006[2] opgericht voor de duur van de programmeringsperiode 2007-2013 om de Unie een instrument te verschaffen waarmee zij solidariteit kan betonen met en hulp kan verlenen aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, indien dergelijke gedwongen ontslagen een zeer ongunstig effect hebben op de regionale of plaatselijke economie. Door medefinanciering van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen beoogt het EFG werkenden in door een ernstige economische ontwrichting getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarkten te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

Gezien de omvang van de financiële en economische crisis van 2008 en de snelheid waarmee deze toesloeg, overwoog de Commissie in haar Europees economisch herstelplan[3] Verordening (EG) nr. 1927/2006 te herzien. Afgezien van een aantal blijvende veranderingen op grond van de ervaring tijdens de eerste jaren van de implementatie van het EFG, was het voornaamste doel van deze herziening[4] om het toepassingsgebied van het EFG van 1 mei 2009 tot en met 30 december 2011 uit te breiden om het in staat te stellen de solidariteit van de Unie te tonen met en steun te verlenen aan de werkenden die werkloos zijn geworden als rechtstreeks gevolg van de financiële en economische crisis en om het medefinancieringspercentage te verhogen van 50 tot 65%, waardoor de last voor de lidstaten wordt verminderd. In het licht van de huidige economische situatie en de noodzaak tot begrotingsconsolidatie heeft de Europese Commissie voorgesteld[5] om de tijdelijke crisisafwijking te verlengen tot en met 31 december 2013, d.w.z. het einde van de uitvoeringsperiode van Verordening (EG) nr. 1927/2006.

Dit voorstel beoogt in de eerste plaats te waarborgen dat het EFG tijdens de volgende programmeringsperiode blijft opereren overeenkomstig de voor het MFK 2014‑2020 vastgelegde grondbeginselen, die het toepassingsgebied van het EFG hebben uitgebreid tot landbouwers.

In overeenstemming met het hoofddoel van Verordening (EG) nr. 1927/2006 beoogt het voorstel op het niveau van de Unie solidariteit te tonen met werkenden die het slachtoffer zijn van uitzonderlijke omstandigheden en hun snelle terugkeer op de arbeidsmarkt te ondersteunen overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

Het EFG zal met name in overeenstemming met het oorspronkelijke toepassingsgebied van het EFG overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 steun verlenen in gevallen waarin werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van ingrijpende structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Het EFG zal ook kunnen optreden bij onverwachte crises die tot een ernstige ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie leiden. Dergelijke onverwachte crises zouden bijvoorbeeld kunnen zijn: een omvangrijke recessie bij belangrijke handelspartners, een ineenstorting van het financiële systeem, vergelijkbaar met die van 2008, een ernstig probleem op het gebied van de voorziening van energie of primaire goederen, een natuurramp, enz. Op het EFG zal ook een beroep kunnen worden gedaan om landbouwers hulp te verlenen bij hun aanpassing aan een nieuwe marktsituatie als gevolg van een handelsovereenkomst, zoals een door de Unie gesloten overeenkomst voor landbouwproducten. Voorbeelden van dergelijke mogelijke nieuwe handelsovereenkomsten zijn die waarover momenteel onderhandelingen plaatsvinden met de Mercosur-landen, of die in de context van de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha.

Om te garanderen dat het EFG een zinvol instrument op Europees niveau blijft, kan een aanvraag voor steun uit het EFG worden ingediend voor werkenden wanneer het aantal gedwongen ontslagen een minimumdrempel bereikt. Uit de met Verordening (EG) nr. 1927/2006 opgedane ervaringen is gebleken dat een drempel van 500 ontslagen binnen een bepaalde referentieperiode aanvaardbaar is, met name gezien de mogelijkheid om aanvragen voor een geringer aantal ontslagen op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden in te dienen.

In de landbouwsector zullen andere voorwaarden voor de indiening van een EFG-aanvraag gelden. De door de voor de handelsbesprekingen verantwoordelijke diensten van de Commissie uitgevoerde analyse zal alvast informatie opleveren over de sectoren en/of producten die zouden kunnen lijden onder toegenomen invoer als rechtstreeks gevolg van de handelsovereenkomsten. Zodra een handelsovereenkomst is geparafeerd, zullen de afdelingen van de Commissie verder nagaan voor welke sectoren of producten een omvangrijke toename van de invoer en een aanzienlijke daling van de prijzen in de Unie worden verwacht en zullen zij het waarschijnlijke effect op de sectorale inkomens beoordelen. Aan de hand hiervan zal de Europese Commissie landbouwsectoren of -producten en, in voorkomend geval, ‑regio's aanwijzen die in aanmerking komen voor eventuele steun uit het EFG. De lidstaten zullen de mogelijkheid hebben om aanvragen voor een EFG-bijdrage in te dienen, mits zij kunnen bewijzen dat voor subsidie in aanmerking komende sectoren met aanzienlijke handelsgerelateerde verliezen te maken hebben gekregen, dat de in deze sectoren werkzame landbouwers zijn getroffen en zij de betrokken landbouwers in kaart hebben gebracht en willen ondersteunen.

Om te waarborgen dat werkenden ongeacht hun arbeidsovereenkomst of ‑verhouding een beroep kunnen doen op EFG-steun, wordt het begrip werknemers uitgebreid tot 'werkenden' zodat er niet alleen werknemers met arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd onder vallen zoals in Verordening (EG) nr. 1927/2006, maar ook werknemers met contracten voor bepaalde tijd, uitzendkrachten, eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers).

Aangezien de voorwaarde voor steunverlening uit het EFG eruit bestaat dat de werknemers werkloos moeten zijn, of – voor landbouwers – dat zij het door de desbetreffende handelsovereenkomst getroffen deel van hun activiteiten moeten aanpassen, bevat het voorstel specifieke bepalingen over de wijze waarop het ontslag voor iedere werkende moet worden berekend.

Het EFG is bedoeld als bijdrage aan de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. Daarom ligt de nadruk op actieve arbeidsmarktmaatregelen die erop gericht zijn om de werkloos geworden werkenden snel weer aan vast werk te helpen. Evenals Verordening (EG) nr. 1927/2006 voorziet dit voorstel in een financiële bijdrage van het EFG aan een pakket actieve arbeidsmarktmaatregelen. Het kan niet bijdragen aan de financiering van passieve maatregelen, aangezien die niet verenigbaar zijn met de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. Toelagen mogen alleen worden toegekend wanneer zij zijn bedoeld als prikkels om de deelname van werkloos geworden werkenden aan actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen te bevorderen. Met het oog op een evenwichtige verhouding tussen echte actieve arbeidsmarktmaatregelen en 'activerende' toelagen is er binnen een gecoördineerd pakket van actieve arbeidsmarktmaatregelen een bovengrens gesteld aan het aandeel van toelagen.

Voor landbouwers, inclusief alle leden van een landbouwhuishouden die werkzaam zijn op het bedrijf, zullen de maatregelen gericht zijn op de deelname aan de juiste opleidingen, de verwerving van vaardigheden en de ondersteuning door adviesdiensten, waardoor zij in staat worden gesteld hun activiteiten aan te passen, waaronder de overschakeling op nieuwe activiteiten binnen en / of buiten de landbouw, alsook in beperkte mate op de ondersteuning van de eerste investeringen bij het afstappen van of een aanpassing van hun activiteiten om hen te helpen in structureel opzicht concurrerender te worden en in hun levensonderhoud te voorzien. Ook zou steun kunnen worden verleend aan samenwerkingactiviteiten met het doel nieuwe marktkansen te scheppen, in het bijzonder voor kleinschalige boeren.

Vanwege het onvoorziene en dringende karakter van de omstandigheden op grond waarvan het EFG kan worden ingeschakeld, valt het niet onder het MFK. Door de lange duur en de procedurele vereisten van het besluitvormingsproces is het fonds echter steeds minder efficiënt geworden. Voor alle bij het EFG-proces betrokken partijen moet het een prioriteit zijn om de periode tussen de datum van de aanvraag van steun uit het EFG en de datum van betaling zoveel mogelijk te verkorten en de procedures te vereenvoudigen. De lidstaten dienen ernaar te streven zo spoedig mogelijk een volledige aanvraag in te dienen wanneer aan de relevante criteria wordt voldaan; de Commissie dient binnen korte tijd na de indiening van een volledige aanvraag te beoordelen en te concluderen of deze subsidiabel is, en de begrotingsautoriteit dient snel een besluit betreffende de terbeschikkingstelling van de EFG-financiering te nemen. Om in de aan het begin van het jaar ontstane behoeften te voorzien, zal de Commissie ook in de toekomst in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een minimumbedrag aan betalingskredieten voor het desbetreffende begrotingsonderdeel voorstellen. Om in de aan het begin van het jaar ontstane behoeften te voorzien, zal de Commissie ook in de toekomst in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een minimumbedrag aan betalingskredieten voor het desbetreffende begrotingsonderdeel voorstellen.

Gezien de onvoorspelbaarheid van de behoeften aan ondersteuning uit het Fonds, moet een gedeelte van het jaarlijkse maximumbedrag in reserve worden gehouden voor aanvragen waaraan elk jaar na 1 september een financiële bijdrage wordt toegekend. Indien de vraag naar ondersteuning uit het Fonds meer bedraagt dan het nog beschikbare bedrag, zal in de voorstellen van de Commissie het gedurende de looptijd van het MFK bestemde aandeel voor de ondersteuning van de landbouwsector worden aangegeven.

Hulp van het EFG zal de nationale, regionale en plaatselijke maatregelen van de lidstaten aanvullen. Om redenen van goed financieel beheer kan het EFG niet in de plaats komen van maatregelen die reeds gedekt zijn door fondsen van de Unie en in het MKF opgenomen programma's. Evenmin kan de financiële bijdrage van het EFG in de plaats komen van maatregelen waarvoor de bedrijven die de werknemers ontslaan, verantwoordelijk zijn op grond van het nationaal recht en collectieve overeenkomsten.

De begrotingsprocedure in het voorstel is volledig in overeenstemming met punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord[6]. Wanneer de mogelijkheid daartoe bestaat, zal het proces bekort en gestroomlijnd worden.

Gezien het feit dat de door het EFG medegefinancierde maatregelen worden uitgevoerd door middel van gedeeld beheer met de lidstaten, zal de betalingsprocedure voor de financiële bijdrage in lijn blijven met de procedures die voor deze beheersmethode van de begroting van de Unie worden gehanteerd. Tegelijkertijd moeten de financieringsregelingen recht doen aan de omvang van de acties die de lidstaten overeenkomstig de voorstellen in hun aanvragen moeten uitvoeren.

Er zullen twee verschillende medefinancieringspercentages worden toegepast; in de regel zal de bijdrage 50% van de kosten van het pakket en de uitvoering ervan bedragen, maar daarnaast bestaat de mogelijkheid om dit cijfer tot 65% te verhogen in het geval van lidstaten op wier grondgebied ten minste één regio volgens de NUTS II-indeling voor steun in aanmerking komt in het kader van de 'convergentiedoelstelling' van de structuurfondsen. Met deze verschillende percentages wordt beoogd te garanderen dat de uiting van solidariteit van de Unie met de werkenden in deze lidstaten en regio's niet belemmerd wordt door een gebrek aan medefinancieringsmiddelen van de lidstaten, hetgeen door de hogere medefinancieringspercentages van de structuurfondsen bevestigd wordt. Bij haar beoordeling van dergelijke aanvragen beslist de Commissie of het hogere medefinancieringspercentage in het door de lidstaat voorgestelde specifieke geval gerechtvaardigd is.

Een van de kernboodschappen voor de periode 2014 – 2020 is dat de uitgaven op het niveau van de Unie resultaatgericht moeten zijn, waardoor wordt gewaarborgd dat de output en impact van de uitgaven de implementatie van de Europa 2020-strategie en de verwezenlijking van de streefdoelen ervan bevorderen. Voor de uitgaven in verband met het EFG stelt het MFK als streefcijfer vast dat ten minste 50% van de werkenden die steun uit het EFG hebben ontvangen, na 12 maanden een nieuwe en vaste baan moet hebben gevonden. Om de Commissie in staat te stellen te volgen of de lidstaten met succes naar dit streefcijfer toewerken, leggen deze na 15 maanden een tussentijds verslag over de implementatie van de EFG-steun voor. In het kader van dezelfde resultaatgerichte aanpak voorziet het voorstel in de mogelijkheid dat de lidstaten, onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, de geplande actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen wijzigen indien tijdens de 24 maanden durende implementatieperiode andere maatregelen aan belang winnen en een hoger re‑integratiepercentage lijken te beloven.

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Zoals vermeld in de mededeling[7] betreffende het MFK zullen de structuurfondsen, waartoe het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) behoren, financiering verstrekken voor structurele acties voor economische, sociale en territoriale cohesie. De financiering zal vooral gericht zijn op de kernprioriteiten van de Europa 2020-strategie, zoals de bevordering van de werkgelegenheid, investeringen in vaardigheden, onderwijs en een leven lang leren, sociale integratie en armoedebestrijding, alsmede de bevordering van institutionele capaciteit en een goed werkende overheid. Zowel het ESF als het EFRO opereren op basis van meerjarenprogramma's ter ondersteuning van strategische doelstellingen op de lange termijn, met name het anticiperen op en aansturen van verandering en herstructurering. Het EFG is daarentegen opgericht om steun te verlenen in uitzonderlijke omstandigheden en opereert niet op basis van meerjarenprogramma's.

Zoals vermeld in dezelfde mededeling, zal de huidige twee-pijlerstructuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) worden gehandhaafd en zal worden voortgegaan met het geven van rechtstreekse steun aan landbouwers en met de ondersteuning van marktmaatregelen, volledig gefinancierd uit de begroting van de Unie. Ook zal het GLB specifieke collectieve milieugoederen blijven leveren, het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector verbeteren en de diversificatie van de economische activiteit en de levenskwaliteit in plattelandsgebieden bevorderen in het kader van zijn tweede pijler, en met name in het kader van de steun uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Net als de structuurfondsen is het ELFPO gebaseerd op meerjarenprogramma's ter ondersteuning van strategische doelstellingen op de lange termijn.

Het EFG daarentegen is opgericht om EU-solidariteit te bieden door middel van tijdelijke steun aan ontslagen werkenden en aan landbouwers die in uitzonderlijke omstandigheden en buiten de meerjarenprogramma's om van hun eerdere landbouwactiviteiten moeten afstappen of deze moeten aanpassen.

Ter bevordering van het doeltreffende gebruik van instrumenten voor economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie zal bij de keuze van het instrument worden nagegaan of de gedwongen ontslagen zijn veroorzaakt door structurele factoren of door een tijdelijke verslechtering van de werkgelegenheidssituatie als gevolg van de in de verordening beschreven factoren.

· Samenhang met de andere beleidsgebieden en -doelstellingen van de EU

Het EFG draagt bij tot de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, die het de Unie mogelijk moet maken om sterker uit de crisis te komen en haar economie te sturen in de richting van slimme, duurzame en inclusieve groei, die gepaard gaat met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie. In de mededeling[8] "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" beklemtoont de Commissie de rol van het EFG in het kader van het vlaggenschipinitiatief 'Industriebeleid in een tijd van mondialisering', met name met het oog op het snel herinzetten van vaardigheden in opkomende snelgroeiende sectoren en markten.

· Gevolgen voor de grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



·

Raadpleging van belanghebbende partijen



Op respectievelijk 25/26 januari 2011[9] en 8 maart 2011[10] werden twee conferenties van belanghebbende partijen belegd om de toekomst van het EFG te bespreken.

Gegevens[11] over de mate van acceptatie van het EFG werden verzameld door deskundigen uit de lidstaten via twee hun op 26 augustus 2010 en 12 oktober 2010 toegezonden vragenlijsten en Europese organisaties van de sociale partners via een hun op 2 februari 2011 toegezonden vragenlijst naar hun mening te vragen over de toekomst van het EFG. Vijfentwintig lidstaten hebben gereageerd; betrekkelijk weinig organisaties van de sociale partners hebben geantwoord, maar zij hebben actief deelgenomen aan de conferenties. Deskundigen uit de lidstaten werden verder geraadpleegd tijdens een vergadering van deskundigen in respectievelijk Porto op 29/30 september 2010[12] en in Brussel op 9 maart 2011[13]. Als belangrijkste resultaat kwam uit deze raadplegingen naar voren dat er een overweldigende steun bestond voor een snel instrument voor crisissteunverlening bij grootschalige afvloeiingen. Niettemin werd door iedereen de complexiteit van de procedure en de traagheid van het huidige besluitvormingsproces ernstig bekritiseerd.

·

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

·

Effectbeoordeling



De effectbeoordeling van het EFG maakt deel uit van de Effectbeoordeling[14] van de financiële instrumenten van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, d.w.z. het Europees Sociaal Fonds (ESF), het EFG, het Progress-programma, Eures en de Progress-microfinancieringsfaciliteit.

In het kader van de effectbeoordeling zijn drie opties voor het EFG overwogen:

– optie 1 – Geen beleidswijziging, d.w.z. het EFG wordt zonder eigen begroting voortgezet. De begrotingsautoriteit moet naar aanleiding van iedere aanvraag beslissen of de situatie in kwestie steun verdient. Het voornaamste nadeel hiervan is de lange wachttijd die de administratieve procedures in verband met het besluitvormingsproces met zich meebrengen. De belangrijkste voordelen zijn de flexibiliteit van het instrument, met name gezien de grotendeels onvoorspelbare aard van de uitgaven, de bewustmaking van het Europees Parlement van massaontslagen, de grote zichtbaarheid van iedere aanvraag en de grote zichtbaarheid van het EFG zelf.

– optie 2 – Integratie van de EFG-acties in het ESF. De voornaamste nadelen die hieraan zijn verbonden, zijn de noodzaak tot een duidelijke toewijzing uit de begroting tijdens de programmeringsperiode ondanks de 'niet-programmeerbare' aard van massaontslagen, de mogelijke strijdigheid met algemene, in het cohesiebeleid gebruikte toewijzingscriteria en een vermindering van de politieke zichtbaarheid van de steun van de Unie, aangezien de begrotingsautoriteit buiten spel zou blijven. De voornaamste aan deze optie verbonden voordelen zijn de grotere samenhang en complementariteit met het ESF, de verkorting van het besluitvormingsproces en een vereenvoudiging en stroomlijning van de EFG-aanvragen, aangezien het EFG profijt zou kunnen trekken van de structuren, procedures en beheers- en controlesystemen van het ESF alsook van ESF-vereenvoudigingen op gebieden als subsidiabele kosten.

– optie 3 – Het EFG als zelfstandig fonds met eigen begrotingsmiddelen. De belangrijkste nadelen zijn het verlies van budgettaire flexibiliteit, aangezien voor een wisselend uitgavenpatroon een vast bedrag aan uitgaven wordt gereserveerd, het uitvoeringsmechanisme (een negatief effect op het uitvoeringsmechanisme in vergelijking met optie 2 omdat het EFG niet profiteert van de structuren, procedures en vereenvoudiging van het ESF), en ten slotte het gevaar van enige overlapping met het ESF. Het voornaamste voordeel is de grote mate van zichtbaarheid van Europese solidariteit.

De beoordeling heeft aangetoond dat ten aanzien van de snelheid van de steunverlening uit het EFG de opties 2 en 3 de voorkeur verdienen. Deze opties bergen echter een verhoogd risico op een verminderde efficiëntie in zich indien toegewezen middelen niet worden gebruikt. De betrokkenheid van de beleidsmakers in het kader van optie 1 garandeert de hoogste mate aan voor iedereen zichtbare inzet van de Unie voor het welzijn van werkloos geworden werkenden. Daarom gaat de voorkeur uit naar optie 1, aangezien deze de nodige flexibiliteit biedt om een doeltreffend gebruik van de middelen mogelijk te maken, zonder dat dit van invloed zou zijn op het meerjarig financieel kader. Deze optie biedt ruimte om het uitvoeringsmechanisme verder te vereenvoudigen en zo de effectiviteit te verbeteren van de steun die wordt geboden aan werkloos geworden werkenden en aan door de globalisering getroffen landbouwers.

Voor zover het de financiële organisatie betreft, is dit voorstel gebaseerd op optie 1, d.w.z. een specifiek instrument dat buiten het MFK opereert. De specifieke inhoud van de bepalingen, en met name de uitbreiding van de EFG-voorschriften tot landbouwers, zijn nader beoordeeld in de bij dit voorstel gevoegde evaluatie vooraf.

In de evaluatie vooraf[15] werden drie opties overwogen:

– optie 1 – Geen beleidswijziging, d.w.z. het EFG blijft opereren op basis van de huidige voorschriften, zoals gewijzigd door de zogenaamde 'crisisafwijking' en het pakket van subsidiabele acties;

– optie 2 – Uitbreiding van de in aanmerking komende doelgroep, d.w.z. het EFG blijft opereren op basis van de huidige voorschriften, zoals gewijzigd door de zogenaamde 'crisisafwijking' en het pakket van acties als in optie 1, maar de criteria voor steunverlening worden uitgebreid tot uitzendkrachten en werknemers met contracten voor bepaalde tijd;

– optie 3 – Verdere uitbreiding van de in aanmerking komende doelgroep en de reeks subsidiabele acties, d.w.z. het EFG breidt optie 2 uit door eigenaren-bedrijsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers) aan de in aanmerking komende doelgroep toe te voegen en door het pakket van subsidiabele acties zodanig uit te breiden dat rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van eigenaren-bedrijfsleiders.

Op basis van de beoordeling van voor- en nadelen van de drie bovengenoemde opties verleent dit voorstel steun aan dat deel van de werkende bevolking dat de negatieve invloed heeft ondervonden van de globalisering van economische activiteiten, plotselinge crisissituaties of handelsovereenkomsten, hetzij als vast aangestelde, tijdelijke werknemer, eigenaar-bedrijfsleider of als zelfstandige.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Het voorstel beoogt te garanderen dat de EFG in de volgende programmeringsperiode zijn activiteiten voortzet overeenkomstig de voor het MFK 2014 – 2020 vastgelegde grondbeginselen. Het EFG dient de Unie in staat te stellen solidariteit op het niveau van de Unie te tonen met en steun te verlenen aan werkenden die werkloos zijn geworden als gevolg van de globalisering van de handel, vanwege een onverwachte crisis of als resultaat van handelovereenkomsten die van invloed zijn op de landbouwsector.

·

Rechtsgrondslag



Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en de artikelen 42 en 43.

Artikel 175, derde alinea, staat het Europees Parlement en de Raad toe maatregelen te nemen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, indien specifieke maatregelen buiten de structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid noodzakelijk blijken en onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten.

Wat betreft met name de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de ondersteuning van actieve landbouwers, kan de EFG-bijstand als steun aan landbouwactivteiten en als maatregel ter verwezenlijking van een expliciete doelstelling van het landbouwbeleid van de Unie worden beschouwd. Daarom vormen de artikelen 42 en 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de juiste rechtsgrondslag voor de maatregelen ten behoeve van de landbouwers.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

De doelstellingen van het betonen van solidariteit op het niveau van de Unie in uitzonderlijke omstandigheden met dat deel van de werkende bevolking dat de negatieve invloed van de globalisering, een plotselinge crisis of handelsovereenkomsten heeft ondergaan, kunnen niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. Deze doelstellingen kunnen beter op het niveau van de Unie worden bereikt, gezien het feit dat het EFG de solidariteit tussen de lidstaten tot uitdrukking brengt. Beide takken van de begrotingsautoriteit moeten instemmen met het beschikbaar stellen van een financiële bijdrage uit het EFG, waardoor zowel de Unie als de lidstaten hun solidariteit betonen. Op deze wijze zal het voorstel ertoe bijdragen dat de doelstelling van solidariteit van de Unie in uitzonderlijke omstandigheden tastbaarder wordt voor dat deel van de werkende bevolking dat in het bijzonder is getroffen en voor de burgers van de Unie in het algemeen.

·

Evenredigheidsbeginsel



Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan wat nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken. De verplichtingen die de lidstaten zijn opgelegd vloeien voort uit de noodzaak om de getroffen werkenden te helpen bij de aanpassing aan veranderende omstandigheden en bij een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt. De administratieve belasting voor de Unie en de nationale overheden is beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de Commissie om haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting van de Unie te kunnen uitoefenen. Aangezien de financiële bijdrage aan de lidstaat wordt uitbetaald overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer, zal de lidstaat een verslag moeten indienen waarin het gebruik van de financiële bijdrage wordt verantwoord.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: een verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: de doelstelling van het betonen van solidariteit op het niveau van de Unie kan slechts door middel van een rechtstreeks toepasselijk rechtsinstrument worden verwezenlijkt.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het EFG is een van de bijzondere instrumenten die niet zijn opgenomen in het MFK en het beschikt voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 over een maximumbedrag van 3 miljard euro; het bedrag ten behoeve van de landbouwsector mag niet hoger zijn dan 2,5 miljard euro (prijzen van 2011).

De werking ervan is geregeld bij punt 13 van het Ontwerp van Interinstitutioneel Akkoord[16] tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.

Het jaarlijks maximumbedrag ten behoeve van het EFG mag niet meer dan 429 miljoen euro bedragen.

5. FACULTATIEVE ELEMENTEN