Toelichting bij COM(2011)394 - Ondertekening en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking met Algerije anderzijds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie wordt ingesteld (hierna 'associatieovereenkomst' genoemd) tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije (hierna 'Algerije' genoemd), anderzijds, is op 22 april 2002 ondertekend. Volgens artikel 50, onder d), van deze overeenkomst is de samenwerking op het gebied van wetenschappelijk en technologisch onderzoek een gebied met een bijzonder belang en potentieel, terwijl artikel 51, onder a), met name de instelling van permanente banden tussen de wetenschappelijke gemeenschappen van de twee partijen beoogt.

Het Europese nabuurschapsbeleid, waarbij Algerije geen partij is, maar dat het kader voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en haar buurlanden definieert, stelt een nieuw kader in voor de uitvoering van de associatieovereenkomst. Volgens mededeling COM(2004) 373 definitief van de Commissie van 12 mei 2004 is wetenschappelijke en technologische samenwerking, onderzoek en ontwikkeling een van de prioritaire hoofdlijnen van onze betrekkingen met de mediterrane landen. In het kader van dat Europese nabuurschapsbeleid wordt in een strategiedocument (2007-2013) wetenschappelijk onderzoek een essentieel element genoemd dat bijdraagt tot de opbouw van de kennismaatschappij en de terugdringing van de werkloosheid in een context van openstelling van de economie.

Bij brief van 30 mei 2006 hebben de Algerijnse autoriteiten kennisgegeven van hun belangstelling voor het aanknopen van onderhandelingen met het oog op een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de EG en Algerije. Bij die brief waren documenten van het Algerijnse ministerie van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gevoegd waarin de situatie van het onderzoek in Algerije op dat moment werd beschreven. Bij brief van 8 januari 2007 heeft de Europese Commissie aanvaard in Algerije een verkennings- en beoordelingsbezoek te verrichten met het oog op de onderhandeling over een samenwerkingsovereenkomst. In de loop van 2008 hebben verkennende gesprekken plaatsgevonden. Bij brief van 22 december 2008 gericht aan de heer Saidani, van het Algerijnse ministerie van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in antwoord op zijn brief van 19 november 2008, is overeengekomen dat de procedures voor de onderhandeling over een overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied konden beginnen, gezien het potentieel van Algerije en het feit dat Algerije in staat is volledig deel te nemen aan de activiteiten die onder een dergelijke overeenkomst vallen.

Derhalve heeft de Raad, op voorstel van de Commissie, op 16 november 2009 de Commissie gemachtigd om namens de Unie over een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Democratische Volksrepubliek Algerije te onderhandelen en heeft de Raad haar de desbetreffende onderhandelingsrichtsnoeren gegeven. De onderhandelingen hebben geresulteerd in de bijgevoegde ontwerpovereenkomst, die op 14 oktober 2010 is geparafeerd.

De sluiting van een overeenkomst op wetenschappelijk en technologisch gebied zou de wederzijdse belangen van de Unie en Algerije dienen, gegeven het feit dat het daardoor mogelijk zou zijn de samenwerking op dat gebied met dat land voort te zetten. Deze samenwerking zal bijdragen tot de ontwikkeling en het concurrentievermogen van Algerije en de regio en tot het creëren van nauwere banden tussen de twee partijen, in het belang van de EU. Een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking zou het meest passende instrument zijn om de medewerking en de deelname van Algerije aan het Kaderprogramma te versterken en de dialoog op wetenschappelijk en technologisch gebied te intensiveren.

In het licht van bovenstaande overwegingen verzoekt de Commissie de Raad:

- namens de Europese Unie machtiging te verlenen tot de ondertekening en de voorlopige toepassing vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie enerzijds en de Democratische Volksrepubliek Algerije anderzijds.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Artikel 186 in samenhang met artikel 218, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.