Toelichting bij COM(2010)790 - Authorisation of enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

Op 1 augustus 2000 heeft de Commissie een voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi aangenomen[1]. De Commissie stelde de invoering voor van een eenheidsgemeenschapsoctrooi dat gelijktijdig zou bestaan met de door de nationale octrooibureaus van de lidstaten verleende nationale octrooien en de door het Europees Octrooibureau (EOB) overeenkomstig het Europees Octrooiverdrag (EOV) verleende Europese octrooien. Omdat in de jaren 1970 ingevolge het EOV reeds een goed functionerend gecentraliseerd octrooiverleningsstelsel in Europa was opgezet, werd verwacht dat het Gemeenschapsoctrooi eveneens door het EOB zou worden verleend. De gebruikers van het octrooistelsel zouden vrij mogen kiezen welk soort octrooibescherming het best bij hun behoeften paste.

Het voorstel van de Commissie beoogde de instelling van een Gemeenschapsoctrooi dat voor de gebruikers van het octrooistelsel in Europa aantrekkelijk zou zijn, met name door in vereenvoudigde en kosteneffectieve vertaalregelingen te voorzien. Met name stelde de Commissie voor dat na het verlenen van het Gemeenschapsoctrooi door het EOB in één van de officiële EOB-talen (Engels, Frans of Duits) en de publicatie in die taal samen met een vertaling van de conclusies in de twee andere officiële EOB-talen, het Gemeenschapsoctrooi in de hele EU van kracht zou zijn.

Het voorstel is uitgebreid besproken in de vergaderingen van de Raad, maar behaalde niet de vereiste unanimiteit. Op 26 november 2001 is geconcludeerd dat wegens verschillende aspecten van het ontwerp van Gemeenschapsoctrooi, "met name (…) de talenregeling", het "ondanks alle inspanningen (…) niet mogelijk (was) in deze Raadszitting tot een akkoord te komen"[2]. Op 20 december 2001 heeft het Belgisch voorzitterschap een compromis over de vertaalregelingen voorgesteld, maar ook dit heeft geen unaniem akkoord van de lidstaten bereikt[3].

Op 3 maart 2003 heeft de Raad een gemeenschappelijke politieke oriëntatie betreffende het Gemeenschapsoctrooi aangenomen. Deze voorzag erin dat de octrooihouders vertalingen van de conclusies in alle officiële talen van de lidstaten zou moeten verstrekken[4]. Een dergelijke regeling zou voor de octrooihouders aanmerkelijk duurder zijn geweest dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en zou geresulteerd hebben in praktische moeilijkheden van het verstrekken van tal van vertalingen binnen een beperkte termijn. Zij is bijgevolg door alle gebruikers van het octrooistelsel als te duur en te riskant verworpen.

Hierna heeft de Raad op 28 november 2003[5] en op 11 maart 2004[6] geconcludeerd dat wegens het onderwerp van de vertaalregeling hij, ondanks zijn eerdere gemeenschappelijke politieke oriëntatie, van maart 2003 niet in staat is een politiek akkoord over de verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi te bereiken.

De besprekingen in de Raad zijn nieuw leven ingeblazen na de aanneming in april 2007 van de mededeling van de Commissie 'Verbetering van het octrooisysteem in Europa'[7]. In de mededeling is de toezegging om een Gemeenschapsoctrooi in te stellen, bevestigd. De Commissie bood eveneens aan samen met de lidstaten naar een benadering van de vertaalregelingen te zoeken met het oog op het verminderen van de vertaalkosten en het bevorderen van de verspreiding van octrooi-informatie in alle officiële EU-talen. De Commissie gaf aan dat in het bijzonder de lopende projecten voor machinevertaling overweging verdienden.

Deze ideeën zijn voor het eerst met de lidstaten onderzocht tijdens het Sloveense voorzitterschap in 2008[8]. Op 23 mei 2008 heeft het voorzitterschap op basis van de oorspronkelijke vereenvoudigde vertaalregeling zoals door de Commissie in 2000 voorgesteld een herzien voorstel voor een verordening[9] betreffende het Gemeenschapsoctrooi met bepaalde nieuwe elementen voorgelegd. Elke aanvrager kon namelijk een Gemeenschapsoctrooi aanvragen in elke officiële taal van de Unie. De kosten van vertaling van deze aanvrage in een van de drie talen van het EOB zouden door het stelsel worden terugbetaald aan de aanvragers uit de lidstaten die geen taal gemeenschappelijke hebben met het EOB. Een automatisch vertaalsysteem zou zorgen voor de vertaling, voor informatieve doeleinden en zonder dat deze rechtskracht bezit, van EU-octrooien en de desbetreffende aanvragen in alle officiële talen van de Unie. Een volledige vertaling van het EU-octrooi zou alleen vereist zijn in geval van een geschil. Deze voorstellen zijn uitgebreid besproken in de Groep intellectuele eigendom (octrooien) van de Raad tijdens de opeenvolgende voorzitterschappen in 2008 en 2009.

In december 2009 heeft de Raad conclusies betreffende een 'verbetering van de octrooiregeling in Europa'[10] en een algemene oriëntatie inzake het voorstel voor een verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi[11] (wijziging van 'Gemeenschapsoctrooi' in EU-octrooi door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009) aangenomen. De vertaalregelingen voor het EU-octrooi bleven echter buiten het toepassingsgebied van deze conclusies van de Raad als gevolg van de wijziging van de rechtsgrondslag voor de instelling van het EU-octrooi ingevolge het Verdrag van Lissabon.

Overeenkomstig artikel 118, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) mag het EU-octrooi als een Europese titel van intellectuele eigendom volgens de gewone wetgevingsprocedure worden ingevoerd. Ingevolge artikel 118, lid 2, VWEU stelt de Raad nog steeds volgens een bijzondere wetgevingsprocedure met eenparigheid van stemmen de talenregelingen met betrekking tot de Europese titels vast.

Op deze basis heeft de Commissie op 30 juni 2010 een voorstel voor een Verordening van de Raad inzake de vertaalregelingen voor het EU-octrooi aangenomen[12]. Het voorstel ging vergezeld van een effectbeoordeling waarin verschillende opties voor de mogelijke vertaalregelingen werden geanalyseerd. Na zorgvuldige analyse is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de optie van de vertaalregelingen zoals bepaald in het herziene voorstel voor een verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi van 23 mei 2008 de voorkeur verdient[13]. Deze talenregeling is vereenvoudigd en kosteneffectief. Zij resulteert in de hoogste kostenbesparing voor de gebruikers en zorgt voor rechtszekerheid. Ook bouwt deze regeling voort op het goed functionerende stelsel van het EOB en biedt zij aanvragers de meeste speelruimte.

Het voorstel is op 14 juli, 28 juli en 7-8 september 2010 besproken in de Groep intellectuele eigendom (octrooien) van de Raad. Tijdens de eerste vergadering van de Groep is gebleken dat verschillende delegaties fundamentele bezwaren tegen het voorstel hadden. Sommige delegaties hebben duidelijk gemaakt dat een compromis niet mogelijk was. Eén delegatie kwam met een alternatief voorstel[14], dat weinig steun van andere delegaties kreeg.

Het Belgische voorzitterschap deed niettemin alle mogelijke moeite om over de vertaalregelingen voor het EU-octrooi een unaniem akkoord te bereiken. Op 29 september 2010 had de informele Raad Concurrentievermogen een eerste gedachtewisseling over het Commissievoorstel tijdens welke door het voorzitterschap voorgestelde mogelijke elementen voor een compromis werden besproken. Hoewel een grote meerderheid van de lidstaten het Commissievoorstel en de elementen voor een compromis steunde, bleven verscheidene delegaties er sterk tegen gekant. Op 6 oktober 2010 heeft het voorzitterschap ter aanneming door de Raad een ontwerp van politieke oriëntatie[15] voorgesteld dat elementen voor een compromisoplossing bevatte. De compromisoplossing was gebaseerd op het voorstel van de Commissie en hield rekening met elementen uit het alternatieve voorstel.

Op 11 oktober 2010 heeft de Raad geen akkoord over de vertaalregelingen op basis van het ontwerp van politieke oriëntatie bereikt. Het voorzitterschap bleef echter werken aan een oplossing die aanvaardbaar kon zijn voor alle lidstaten. Op basis van bilaterale gesprekken met de delegaties heeft het voorzitterschap op 8 november 2010 een tweede reeks van elementen voor een compromis voorgesteld[16]. Verdere elementen voor een compromis zijn op 9 november 2010 toegevoegd aan het ontwerp van politieke oriëntatie[17].

Het ontwerp van politieke oriëntatie was het enige punt op de agenda van de buitengewone Raad Concurrentievermogen die op 10 november 2010 door het voorzitterschap is bijeengeroepen. Ondanks alle inspanningen van het voorzitterschap en de concessies die door een aantal delegaties zijn gedaan, konden verschillende lidstaten niet instemmen met het voorgestelde definitieve compromis en kon geen unanimiteit worden bereikt.

Tijdens de zitting van de Raad van 11 oktober 2010 hebben verscheidene lidstaten aangegeven dat zij bereid waren de mogelijkheid van de instelling van een eenheidsoctrooi in het kader van nauwere samenwerking te overwegen, mocht de Raad niet in staat zijn voor het einde van 2010 een akkoord te bereiken. Deze intentie is bevestigd op 9 november 2010 toen vijf delegaties een brief aan de Commissie zonden waarin verklaard werd dat indien de onderhandelingen betreffende de passende vertaalregeling voor het EU-octrooi op de zitting van de Raad van 10 november geblokkeerd bleven, het duidelijk zou zijn dat de Europese ondernemingen voor de nabije toekomst van een eenheids-EU-octrooirecht verstoken zouden blijven. Die lidstaten verzochten dat de Commissie de haalbaarheid van het voorstel om nauwere samenwerking op dit gebied aan te gaan, zou overwegen, mochten in de nabije toekomst aan de Commissie verzoeken worden voorgelegd om dergelijke samenwerking voor te stellen. Op de Raad Concurrentievermogen van 25 november 2010 heeft een aantal lidstaten uiting gegeven aan hun belangstelling vooruitgang te boeken in het kader van nauwere samenwerking, terwijl anderen te kennen gaven daartegen gekant te zijn.

Op de Raad Concurrentievermogen van 10 november 2010 is vastgesteld dat er geen unanimiteit was om verder te gaan met de voorgestelde verordening van de Raad betreffende de vertaalregeling voor het EU-octrooi.[18] Op de Raad Concurrentievermogen op 10 december 2010 is bevestigd dat onoverkomelijke moeilijkheden bestonden, waardoor een besluit dat unanimiteit vereiste nu en in de nabije toekomst onmogelijk was. Hieruit volgt dat de doelstellingen van de voorgestelde verordeningen om eenheidsoctrooibescherming in de hele Europese Unie in te voeren op grond van de toepasselijke bepalingen van de Verdragen niet binnen een redelijke termijn kan worden bereikt.

Twaalf lidstaten (Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Polen, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) hebben formele verzoeken tot de Commissie gericht waarin zij aangeven dat zij onderling nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming tot stand wensen te brengen en dat de Commissie te dien einde een voorstel aan de Raad dient voor te leggen.

Onderhavig voorstel is het antwoord van de Commissie op die verzoeken.

1.

Rechtsgrondslag


2.

VOOR HET AANGAAN VAN NAUWERE SAMENWERKING


HET AANGAAN VAN NAUWERE SAMENWERKING IS GEREGELD IN ARTIKEL 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen 326 tot en met 334 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Onderhavig voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming is gebaseerd op artikel 329, lid 1, VWEU.

3.

3. MAATREGELEN TOT INVOERING VAN NAUWERE SAMENWERKING


Het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad handelt over de machtiging om een nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. Er zullen voorstellen voor specifieke maatregelen houdende uitvoering van het aangaan van nauwere samenwerking worden voorgelegd zodra de Raad machtiging heeft verleend tot het aangaan van nauwere samenwerking.

Het is echter passend sommige kernelementen van de overwogen uitvoeringsmaatregelen te schetsen. Aangezien de instelling van eenheidsoctrooibescherming niet mogelijk is zonder een akkoord over de van toepassing zijnde vertaalregelingen moeten zowel de materiële bepalingen die van toepassing zijn op het eenheidsoctrooi (artikel 118, lid 1, VWEU) als de vertaalregelingen (artikel 118, lid 2, VWEU) deel uitmaken van de overwogen uitvoeringsmaatregelen.

De overwogen uitvoeringsmaatregelen moeten bijgevolg de volgende elementen bevatten:

1. Een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van eenheidsoctrooibescherming. Dat voorstel zou kunnen worden gebaseerd op de in de Raad op 4 december 2009 overeengekomen tekst (algemene oriëntatie)[19] alsook bepaalde elementen van het door het Belgische voorzitterschap voorgestelde ontwerp van politieke oriëntatie, met name:

2. eenheidsoctrooibescherming moet optioneel zijn voor de gebruikers van het octrooistelsel en moet gelijktijdig bestaan met nationale en Europese octrooien. Het eenheidsoctrooi moet een bepaalde categorie van Europees octrooi zijn, verleend door het Europees Octrooibureau, en de lidstaten aanwijzen die deelnemen aan nauwere samenwerking op eenheidsbasis.

3. Bijgevolg zou één procedure in overeenstemming met het EOV van toepassing zijn op eenheidsoctrooien en op alle andere Europese octrooien. Tot aan het moment van verlening zouden aanvragers de keuze hebben tussen i) een Europees octrooi dat geldig is op het grondgebied van de deelnemende lidstaten waarvoor dit octrooi een eenheidskarakter zou hebben, ii) een Europees octrooi dat geldig is op het grondgebied van de deelnemende lidstaten waarvoor dit octrooi een eenheidskarakter zou hebben, maar waarin echter ook geselecteerde andere staten die partij zijn bij het EOV worden aangewezen, of iii) een Europees octrooi waarin alleen geselecteerde staten die partij zijn bij het EOV worden vermeld.

4. Het eenheidsoctrooi moet een autonoom karakter hebben en gelijke bescherming op het hele grondgebied van de deelnemende lidstaten verlenen. Het mag alleen met betrekking tot die grondgebieden als geheel worden verleend, overgedragen, herroepen of vervallen.

5. Een voorstel voor een verordening van de Raad inzake de vertaalregelingen voor het eenheidsoctrooi. Dit voorstel zou de hoofdelementen van het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad inzake de vertaalregelingen voor het EU-octrooi[20] alsook bepaalde elementen van het door het Belgische voorzitterschap voorgestelde ontwerp van politieke oriëntatie overnemen:

6. Overwogen wordt het eenheidsoctrooischrift door het EOB te laten publiceren overeenkomstig artikel 14, lid 6, EOV. Onverminderd noodzakelijk geachte overgangsregelingen zouden geen verdere vertalingen vereist zijn. Bijkomende vertaalvereisten ingevolge dergelijke overgangsregelingen zouden evenredig zijn en alleen tijdelijk vereist worden en geen juridische waarde hebben en aldus voor rechtszekerheid zorgen voor de gebruikers van het octrooistelsel. In ieder geval zouden overgangsregelingen aflopen wanneer machinevertalingen van hoge kwaliteit beschikbaar worden gesteld, behoudens een objectieve evaluatie van de kwaliteit.

7. Vertalingen mogen geen rechtskracht hebben waardoor wordt gezorgd voor rechtszekerheid voor de gebruikers van het octrooistelsel.

8. In geval van een geschil met betrekking tot een eenheidsoctrooi zou door de octrooihouder op zijn kosten een volledige door een mens vervaardigde vertaling van het octrooischrift moeten worden verstrekt:

9. in een officiële taal van de lidstaat waar ofwel de vermeende inbreuk heeft plaatsgevonden of waar de vermeende inbreukmaker is gevestigd (naar keuze van de vermeende inbreukmaker); en

10. in de taal van de procedure van de rechtbank die het geschil behandelt (op verzoek van de rechtbank).

11. Er moet naast hetgeen momenteel voor andere Europese octrooien bestaat een regeling worden opgezet voor vergoeding van de kosten van het vertalen aan het begin van de procedure voor de aanvragers die gevestigd zijn in de lidstaten die een andere officiële taal dan een van de officiële talen van het EOB hebben van in een officiële taal van de Unie ingediende octrooiaanvragen in een officiële taal van het EOB, met inbegrip van financiële en technische bijstand voor het maken van die vertalingen.

4.

4. BEOORDELING VAN DE WETTELIJKE VOORWAARDEN VOOR HET AANGAAN VAN NAUWERE SAMENWERKING


5.

4.1. Machtigingsbesluit als laatste uitweg en deelname van ten minste negen lidstaten


Artikel 20, lid 2, VEU bepaalt dat een besluit houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan slechts in laatste instantie door de Raad kan worden vastgesteld, wanneer deze constateert dat de met die samenwerking nagestreefde doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel kunnen worden verwezenlijkt en mits ten minste negen lidstaten aan de nauwere samenwerking deelnemen.

Op de Raad Concurrentievermogen van 10 november 2010 is vastgesteld dat er geen unanimiteit was om vorderingen te maken met het voorstel voor een Verordening van de Raad inzake de vertaalregelingen voor het EU-octrooi[21]. Op de Raad van 10 december 2010 is bevestigd dat onoverkomelijke moeilijkheden bestonden waardoor een unanimiteit vereisend besluit op dat moment en in de nabije toekomst onmogelijk was.

Terwijl de vertaalregelingen noodzakelijk zijn voor de instelling van eenheidsoctrooibescherming is gebleken dat de doelstellingen van de verordening inzake het EU-octrooi niet binnen een redelijke termijn kunnen worden bereikt door toepassing van de betrokken bepalingen van de Verdragen. Hieruit volgt dat er geen andere oplossing voor de instelling van eenheidsoctrooibescherming voor de Unie als geheel kan worden gevonden en dat bijgevolg nauwere samenwerking een laatste uitweg is.

De Commissie heeft verzoeken van twaalf lidstaten ontvangen waarin wordt aangegeven dat zij onderling nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming wensen aan te gaan. Deze lidstaten hebben hun verzoek bevestigd op de vergadering van de Raad Concurrentievermogen op 10 december 2010.

6.

4.2. Gebied dat onder het Verdrag valt


Artikel 329, lid 1, VWEU bepaalt dat nauwere samenwerking kan worden aangegaan 'op een van de gebieden die onder de Verdragen vallen'. Het vaststellen van maatregelen voor de instelling van intellectuele eigendomsrechten wordt uitdrukkelijk vermeld in artikel 118 VWEU. De invoering van eenheidsoctrooibescherming is een voldoende homogeen en gestructureerd onderwerp om een welomlijnd gebied te vormen, in de zin van de Verdragen, waarop nauwere samenwerking mag worden aangegaan.

Artikel 20, lid 1, VWEU bepaalt dat nauwere samenwerking alleen mag worden aangegaan 'in het kader van de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie'. Eenheidsoctrooibescherming is niet opgenomen in de lijst van exclusieve bevoegdheden waarin artikel 3, lid 1, VWEU voorziet. De rechtsgrondslag voor wetgeving op het gebied van intellectuele eigendomsrechten (artikel 118 VWEU) valt binnen het hoofdstuk van de aanpassing van de wetgevingen en noemt uitdrukkelijk de instelling en de werking van de interne markt, een van de gedeelde bevoegdheden van de Unie (artikel 4 VWEU). De instelling van eenheidsoctrooibescherming met toepasselijke vertaalregelingen valt dus binnen het kader van de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie. Dat alleen de Unie eenheidsoctrooibescherming binnen de Unie mag instellen, betekent niet dat de instelling van dergelijke eenheidsoctrooibescherming een exclusieve bevoegdheid is. Bevoegdheidstoedeling (in dit geval een bevoegdheid om maatregelen vast te stellen voor de instelling van Europese intellectuele eigendomsrechten om eenvormige bescherming in de hele Unie te bewerkstelligen) en de wijze waarop de bevoegdheid door de Unie wordt uitgeoefend mogen niet met elkaar worden verward.

7.

4.3. Bevorderen van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, beschermen van haar belangen en versterken van haar integratieproces


8.

4.3.1. Bevorderen van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie


Twee doelstellingen van de Unie zoals vastgesteld in artikel 3, lid 3, VWEU zijn bijzonder relevant voor het domein der octrooien:

- de totstandbrenging van een interne markt; en

- de bevordering van wetenschappelijke en technische vooruitgang.

9.

Totstandbrenging van een interne markt


De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin met name het vrije verkeer van goederen is gewaarborgd (artikel 26, lid 2, VWEU). Hiertoe dient de Unie de maatregelen vast te stellen die ertoe bestemd zijn de werking van de interne markt te verzekeren (artikel 26, lid 1, VWEU). Een dergelijke maatregel is de instelling van 'Europese intellectuele eigendomsrechten'. Artikel 118, lid 1, VWEU bepaalt uitdrukkelijk dat dergelijke rechten worden ingesteld 'in het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt'.

De huidige nationale octrooisystemen van de lidstaten en het Europese octrooistelsel leiden tot een gefragmenteerd stelsel voor octrooibescherming in Europa. De belangrijkste reden is dat nationale en Europese octrooien territoriaal beperkte bescherming verlenen zonder op eenheidsbasis op de interne markt als geheel betrekking te hebben, wegens het volgende:

- de door een nationaal octrooi verleende bescherming is beperkt tot het grondgebied van de lidstaat waarin het is verleend;

- de territoriale werkingssfeer van een Europees octrooi is afhankelijk van de beslissing van de octrooihouder om het Europese octrooi te valideren in een of meer lidstaten waar het octrooi de werking van een nationaal octrooi heeft (hetgeen inhoudt dat het door het nationale octrooibureau beheerd wordt en voor de nationale rechter gehandhaafd wordt).

Er is ruimschoots voldoende bewijs dat in de praktijk octrooihouders voor hun uitvindingen momenteel slechts octrooibescherming in enkele lidstaten aanvragen[22]. Zij blijken ervan af te zien octrooibescherming in grote delen van de Unie aan te vragen wegens hoge kosten en complexiteit als gevolg van vertaalkosten, valideringsvereisten, officiële taksen (publicatietaksen en jaartaksen) en vereisten inzake vertegenwoordiging door een bevoegde (zie punt 5.2.2).

De instelling van een eenheidsoctrooi voor een groep lidstaten zou het verbeteren van het niveau van octrooibescherming inhouden door de instelling van een titel die uniforme bescherming verleent op heel het grondgebied van de deelnemende lidstaten. Op het grondgebied van die lidstaten zouden gebruikers van het Europese octrooistelsel toegang hebben tot een octrooi dat eenheidsoctrooibescherming verleent en de kosten en complexiteit opheft. Een eenheidsoctrooi zou bijgevolg de verwezenlijking bevorderen van de doelstelling van de Unie om de werking van de interne markt te verzekeren, ook al neemt slechts een beperkt aantal lidstaten deel.

In lidstaten die ervoor kiezen niet aan nauwere samenwerking deel te nemen, zou het rechtskader betreffende octrooien onverlet blijven. Dit betekent dat uitvinders die octrooibescherming in niet-deelnemende lidstaten aanvragen hun Europees octrooi voor deze gebieden dienen te valideren hetgeen vertaal- en andere transactiekosten met zich meebrengt. Het Europees octrooi voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten, waarvoor het een eenheidskarakter zou hebben, zou ook geselecteerde niet-deelnemende lidstaten kunnen aanwijzen. Het zou aldus mogelijk zijn om octrooibescherming in de hele Unie te verkrijgen.

Daarnaast zouden uitvinders die in niet-deelnemende lidstaten zijn gevestigd, kunnen profiteren van de uniforme octrooibescherming in het gebied dat onder het grondgebied van de deelnemende lidstaten valt (in meer detail uitgelegd in punt 4.6). Als gevolg daarvan zou het verkrijgen van octrooibescherming in de hele Unie worden vereenvoudigd en zouden de kosten van een dergelijke bescherming drastisch worden verminderd voor uitvinders uit zowel de deelnemende als de niet-deelnemende lidstaten. Bijgevolg wordt verwacht dat aanzienlijk meer uitvinders octrooibescherming in de hele Unie zullen aanvragen dan momenteel het geval is.[23] Dit zou gunstig zijn voor de werking van de interne markt.

10.

Bevordering van wetenschappelijke en technische vooruitgang


Algemeen wordt erkend dat gemakkelijke toegang tot octrooibescherming O&O stimuleert:[24] de geneigdheid van individuele uitvinders, innovatieve kmo's en grote bedrijven om te investeren in O&O hangt voor een groot deel af van de mogelijkheid een exclusief recht voor elke gedane uitvinding te verzekeren om te zorgen voor een eerlijk rendement op hun investering. Gemakkelijke toegang tot een kosteneffectiever, eenvoudiger en rechtszekerder octrooistelsel is daarom van het grootste belang voor het bevorderen van wetenschappelijke en technologische vooruitgang in de Unie.

Het huidige gefragmenteerde octrooistelsel in Europa is niet bevorderlijk voor het creëren van de juiste randvoorwaarden voor het stimuleren van O&O. Het huidige octrooistelsel wordt door de bedrijven - met name kmo's - als te kostbaar en complex beschouwd[25].

De instelling van een eenheidsoctrooi zal aanzienlijke voordelen voor de gebruikers van het octrooistelsel met zich meebrengen op het stuk van gemakkelijker toegang, betere kosteneffectiviteit, meer vereenvoudiging en een verbeterde rechtszekerheid. Het zal niet alleen gemakkelijker en minder kostbaar zijn om octrooibescherming voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten te verkrijgen, maar ook gemakkelijker en minder kostbaar zijn om octrooibescherming voor de hele Unie te verkrijgen, zoals hierboven uitgelegd. Deze verbeterde randvoorwaarden zullen bijdragen tot het stimuleren van O&O-investeringen en aldus wetenschappelijke en technologische vooruitgang in de hele Unie bevorderen. Aangezien gebruikers in niet-deelnemende lidstaten eveneens baat bij eenheidsoctrooibescherming zouden hebben, zijn eveneens positieve effecten te verwachten voor O&O-activiteiten in niet-deelnemende lidstaten.

11.

4.3.2. Het beschermen van haar belangen en de versterking van haar integratieproces


Bescherming van de belangen van de Unie

Vanwege de versnippering van de interne markt als gevolg van de hoge kosten in verband met octrooibescherming in de Unie kunnen de uitvinders in de Unie niet volledig de voordelen van de interne markt genieten. Dit is met name het geval indien deze uitvinders optimale bescherming voor de Unie als geheel nastreven. Dat is geen vergelijk met andere grote economieën zoals de Verenigde Staten, Japan of China. Het kan met name voor een uitvinder aantrekkelijker zijn octrooibescherming aan te vragen in economieën met grote consumentenmarkten en unitaire beschermingssystemen, zoals de Verenigde Staten. Deze situatie heeft negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van de Unie omdat innovatiegerelateerde activiteiten menselijk kapitaal genereren dat gewoonlijk mobieler is dan in andere gebieden. De huidige minder gunstige randvoorwaarden voor innovatie maken, voor zowel Europese als niet-Europese uitvinders, de Unie tot een minder aantrekkelijke plek om te creëren en te innoveren. Nauwere samenwerking op het gebied van eenheidsoctrooibescherming voor een groep lidstaten zou aldus de belangen van de Unie beschermen omdat daardoor haar concurrentiepositie en aantrekkelijkheid voor de rest van de wereld zou verbeteren.

12.

Versterking van het integratieproces van de Unie


Nauwere samenwerking op het gebied van eenheidsoctrooibescherming binnen een groep lidstaten zou ook de mate van integratie tussen de deelnemende lidstaten en ook tussen deelnemende en niet-deelnemende lidstaten ten opzichte van de huidige situatie vergroten.

In plaats van 27 wettelijke kaders van verschillende validerings- en instandhoudingsvereisten in de fase na de octrooiverlening mogen de gebruikers kiezen tussen een aan één wettelijke regeling onderworpen eenheidsoctrooi en een onder nationale wettelijke regelingen vallend Europees of nationaal octrooi, waardoor de harmonisatie op octrooigebied wordt vergroot en het integratieproces in de deelnemende lidstaten wordt versterkt.

Vanwege de kosten en complexiteit die inherent zijn aan het huidige systeem, worden Europese octrooien gemiddeld in vijf lidstaten gevalideerd. Daardoor ontstaan octrooirecht"grenzen" binnen de Unie. Met een eenheidsoctrooi zouden de interne octrooirechtgrenzen tussen de deelnemende lidstaten verdwijnen. Aangezien de totale kosten en complexiteit van het verkrijgen van octrooibescherming in de gehele Unie aanzienlijk zouden verminderen, valt bovendien te verwachten dat ook in de lidstaten die niet aan nauwere samenwerking deelnemen meer uitvinders octrooibescherming door middel van een Europees octrooi zullen aanvragen[26].

Daartoe is zelfs nog meer kans omdat uitvinders er belang bij zouden hebben octrooibescherming in de hele Unie te verkrijgen om de uitvindingen te beschermen tegen de interne markt binnenkomende producten uit derde landen die inbreuk maken op hun octrooien. Op dit moment is een inbeslagname van dergelijke producten aan de buitengrenzen van de Unie ingevolge de EU-douanegrensverordening niet mogelijk indien deze producten worden ingevoerd via lidstaten waar de octrooihouder zijn octrooi niet heeft gevalideerd. Dit vormt een ernstige belemmering van de bescherming tegen invoer van producten uit derde landen die inbreuk maken op octrooien. Verwacht mag worden dat, zodra de totale kosten aanzienlijk zijn verminderd, meer octrooihouders die hierdoor worden benadeeld ruimere bescherming zullen aanvragen. Bijgevolg zou nauwere samenwerking de integratie op het gebied van octrooibescherming in de Unie versterken.

Eenheidsoctrooibescherming zou bijgevolg de integratie tussen de deelnemende lidstaten versterken door te zorgen voor een hoog niveau van octrooibescherming over de grenzen van de deelnemende lidstaten heen. Door te zorgen voor uniforme octrooibescherming in de deelnemende lidstaten zal het eenheidsoctrooi voorzien in een ruimte zonder 'octrooiachterpoortjes' waar ongewenste effecten, zoals de versnippering van de interne markt en 'meeliften' door inbreukmakers kunnen worden tegengegaan. Ten aanzien van de integratie tussen de deelnemende lidstaten en de niet-deelnemende lidstaten zijn ook positieve gevolgen te verwachten omdat ook gebruikers uit niet-deelnemende lidstaten van het eenheidsoctrooi en de toegang tot uniforme octrooibescherming in de deelnemende lidstaten zouden kunnen profiteren. Een en ander zou ertoe bijdragen de grensoverschrijdende economische activiteiten tussen deelnemende en niet-deelnemende lidstaten te intensiveren.

13.

4.4. Eerbiediging van de Verdragen en het recht van de Unie


Overeenkomstig artikel 326 VWEU moeten bij nauwere samenwerking de Verdragen en het recht van de Unie worden geëerbiedigd. Op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming zou nauwere samenwerking het bestaande acquis respecteren.

In de eerste plaats zou de samenwerking worden aangegaan op een gebied waarvoor de gedeelde bevoegdheden van de Unie gelden (artikel 4, lid 2, VWEU – zie punt 4.2).

In de tweede plaats is er tot dusver slechts een beperkt aantal rechtshandelingen van de Unie in de zin van artikel 288 VWEU waarvan er geen enkele betrekking heeft op de instelling van een Europees intellectueel eigendomsrecht dat in uniforme bescherming in de hele Unie voorziet.

Met uitzondering van Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen[27] bestaat geen onderlinge aanpassing van materieel octrooirecht op het niveau van de Unie. Deze richtlijn voorziet met name in geharmoniseerde octrooieerbaarheidscriteria en uitzonderingen op octrooieerbaarheid voor biotechnologische uitvindingen. De wetgever van de Unie heeft wetgeving aangenomen in verband met verlengingen van de octrooiduur voor specifieke soorten geoctrooieerde onderwerpen. De toepasselijke instrumenten zijn Verordening (EG) nr. 1610/96 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen[28] en Verordening (EG) nr. 469/2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen[29].

Nauwere samenwerking op het gebied van octrooien zou geen discriminatie veroorzaken. Toegang tot het eenheidsoctrooi zal openstaan voor de gebruikers van het octrooistelsel uit de hele Unie, ongeacht de nationaliteit, woonplaats of plaats van vestiging van de aanvragers. Anderzijds zouden de gebruikers nog steeds in staat zijn octrooibescherming te verkrijgen in niet-deelnemende lidstaten door het aanwijzen van die lidstaten in aanvulling op de eenheidsaanwijzing van het grondgebied van de deelnemende lidstaten.

Verder zouden alle gebruikers de mogelijkheid hebben onder dezelfde voorwaarden hun Europese octrooi te valideren voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten en voor niet-deelnemende lidstaten. Aldus zou door het EOB hetzelfde octrooi voor dezelfde uitvinding worden verleend zonder extra administratieve lasten en zonder extra kosten. De gebruikers zouden de desbetreffende taksen voor de toekenning van hun octrooi betalen aan het EOB en zouden tot aan de verlening de keuze van de betrokken gebieden behouden, namelijk de keuze tussen i) een Europees octrooi dat geldig is op het grondgebied van de deelnemende lidstaten waarvoor dit octrooi een eenheidskarakter zou hebben, ii) een Europees octrooi dat geldig is op het grondgebied van de deelnemende lidstaten waarvoor dit octrooi een eenheidskarakter zou hebben, maar waarin echter ook geselecteerde andere staten die partij zijn bij het EOV worden aangewezen, of iii) een Europees octrooi waarin alleen geselecteerde staten die partij zijn bij het EOV worden aangewezen.

4.5. Nauwere samenwerking mag geen afbreuk doen aan de interne markt, noch aan de economische, sociale en territoriale samenhang. Zij mag geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten vormen, en zij mag de mededinging tussen de lidstaten niet verstoren.

4.5.1. Nauwere samenwerking mag geen afbreuk doen aan de interne markt, noch aan de economische, sociale en territoriale samenhang.

Artikel 326 VWEU bepaalt dat nauwere samenwerking geen afbreuk mag doen aan de interne markt, noch aan de economische, sociale en territoriale samenhang.

Zoals hierboven uiteengezet, zou de invoering van eenheidsoctrooibescherming voor een groep lidstaten bijdragen tot de werking van de interne markt[30]. Eenheidsoctrooibescherming met uniforme werking in de deelnemende lidstaten zal de huidige problemen verminderen die door het versnipperde octrooistelsel in de deelnemende lidstaten worden veroorzaakt. Met name zullen octrooihouders in staat zijn om te beletten dat inbreuk makende goederen en producten uit derde landen het grondgebied van de deelnemende lidstaten binnenkomen en om de productie -, vergunnings- en bedrijfpraktijken aan de markten van de deelnemende lidstaten aan te passen.

De werking van de interne markt zou ook met betrekking tot de niet-deelnemende lidstaten verbeteren aangezien, zoals hierboven uiteengezet, het waarschijnlijk is dat meer uitvinders octrooibescherming in de hele Unie zullen aanvragen.

Overigens, zoals nader uitgelegd in punt 4.6., zou gelijke toegang tot eenheidsoctrooibescherming worden gewaarborgd voor alle octrooihouders, ongeacht of ze van deelnemende lidstaten of niet-deelnemende lidstaten afkomstig zijn. Eenheidsoctrooibescherming die voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten geldt, zou een extra instrument zijn dat beschikbaar is voor alle octrooihouders in de Unie en kan de huidige werking van de interne markt alleen maar verbeteren. Een en ander zou ook moeten bijdragen tot de verbetering van de economische cohesie.

Meer in het algemeen zou de economische, sociale en territoriale samenhang door eenheidsoctrooibescherming niet nadelig worden beïnvloed omdat met name de plaats van vestiging van een ondernemer onbelangrijk zal zijn voor toegang tot eenheidsoctrooibescherming (en de daarmee gepaard gaande voordelen van vereenvoudiging en kostenbesparingen).

14.

4.5.2. Nauwere samenwerking mag geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten vormen, en mag de mededinging tussen de lidstaten niet verstoren


Artikel 326 VWEU bepaalt dat nauwere samenwerking geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten mag vormen, en de mededinging tussen de lidstaten niet mag verstoren.

Zoals hierboven uiteengezet, zou de invoering van eenheidsoctrooibescherming binnen het grondgebied van een groep lidstaten bijdragen tot de werking van de interne markt en met name het vrije verkeer van goederen. De huidige versnippering waar octrooirecht"grenzen" tussen de lidstaten bestaan (vanwege de beperkte territoriale werkingssfeer van bestaande octrooirechten) zou verdwijnen bij de deelnemende lidstaten. Wat de handel tussen de deelnemende lidstaten en niet-deelnemende lidstaten betreft zal de situatie waarschijnlijk ook verbeteren omdat het waarschijnlijk is dat meer uitvinders bescherming in de hele Unie zullen aanvragen dan nu het geval is[31].

Daarnaast (zoals verder toegelicht onder punt 4.6) zal nauwere samenwerking op het gebied van eenheidsoctrooibescherming geen belemmering voor of een discriminatie in de handel tussen de lidstaten vormen. Het eenheidsoctrooistelsel zal open zijn omdat uitvinders en innovatieve bedrijven uit niet-deelnemende lidstaten op voet van gelijkheid met hun tegenhangers uit deelnemende lidstaten toegang tot eenheidsoctrooibescherming zouden hebben wanneer zij octrooibescherming in de deelnemende lidstaten aanvragen. Ten aanzien van octrooibescherming in niet-deelnemende lidstaten zal geen belemmering voor of discriminatie in de handel worden gecreëerd omdat alle gebruikers hun Europees octrooi in die staten zullen moeten valideren of nationale octrooien zullen moeten verkrijgen, ongeacht of zij afkomstig zijn van deelnemende of niet-deelnemende lidstaten.

Met betrekking tot het vereiste dat de nauwere samenwerking de mededinging niet verstoort, zou noch tussen de lidstaten, noch tussen de marktdeelnemers de mededinging worden verstoord.

Ingevolge nauwere samenwerking ingestelde eenheidsoctrooibescherming zou met name de mededinging tussen de lidstaten voor investeringen door innovatieve bedrijven niet worden beïnvloed. De randvoorwaarden voor innovatieve bedrijven zouden in heel de Unie verbeteren als gevolg van besparingen van octrooikosten zoals hierboven beschreven. Omdat de plaats van vestiging van een ondernemer niet relevant zal zijn voor de toegang tot eenheidsoctrooibescherming (en de bijbehorende kostenbesparingen), zal het feit of een lidstaat al dan niet aan nauwere samenwerking deelneemt niet beslissend zijn voor een investeringsbeslissing ten voordele of ten nadele van die lidstaat.

Ten aanzien van de mededinging tussen ondernemingen uit deelnemende en niet-deelnemende lidstaten zou de invoering van eenheidsoctrooibescherming de randvoorwaarden voor innovatieve bedrijven in de hele Unie verbeteren. Het aantal octrooien dat geldig is op zowel het grondgebied van de deelnemende lidstaten als op het grondgebied van niet-deelnemende lidstaten zal waarschijnlijk toenemen, omdat octrooihouders misschien een eenheidsoctrooi voor deelnemende lidstaten wensen te verkrijgen, terwijl zij gebruik maken van de kostenbesparingen die voortvloeien uit het gebruik van het eenheidsoctrooi om Europese octrooien voor het grondgebied van de niet-deelnemende lidstaten te verkrijgen. Zoals hierboven uiteengezet, is dit bijzonder waarschijnlijk in die economische sectoren welke door de invoer van producten die inbreuk maken op Europese octrooien uit derde landen worden beïnvloed, aangezien alleen naadloze bescherming aan alle buitengrenzen van de Unie octrooihouders in staat zou stellen effectief gebruik te maken van de EU-douanegrensverordening en deze producten aan alle buitengrenzen in beslag te laten nemen.

15.

4.6. Eerbiedigen van de rechten van niet-deelnemende lidstaten


Artikel 327 vereist dat bij nauwere samenwerking de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende lidstaten worden geëerbiedigd.

Nauwere samenwerking op het gebied van octrooien zou ten volle de rechten van niet-deelnemende lidstaten eerbiedigen. Toegang tot het eenheidsoctrooi zou openstaan voor gebruikers van het octrooistelsel uit de hele Unie, ongeacht de nationaliteit, woonplaats of plaats van vestiging van de aanvragers. Anderzijds zouden gebruikers nog steeds in staat zijn octrooibescherming in niet-deelnemende lidstaten te verkrijgen door het verkrijgen van een Europees octrooi op het grondgebied van die lidstaten of, hetgeen minder waarschijnlijk is, door het verkrijgen van nationale octrooien. Daarom zou de toegang van uitvinders en innovatieve bedrijven uit niet-deelnemende lidstaten tot het eenheidsoctrooi identiek zijn voor uitvinders en innovatieve bedrijven uit de deelnemende lidstaten.

De deelnemende lidstaten zouden daarom eenheidsoctrooibescherming op het hele grondgebied van de nauwere samenwerking instellen. Aan het recht van niet-deelnemende lidstaten om de vereisten voor octrooibescherming op hun grondgebied te handhaven, wordt aldus geen afbreuk gedaan. Zij mogen bijvoorbeeld om vertalingen van Europese octrooien blijven verzoeken als een noodzakelijk voorwaarde voor een validatie op hun nationale grondgebied.

Benadrukt moet worden dat een eenheidsoctrooi niet zou discrimineren tussen gebruikers afkomstig uit deelnemende lidstaten en uit niet-deelnemende lidstaten: gebruikers uit niet-deelnemende lidstaten zouden toegang hebben tot eenheidsoctrooibescherming wanneer zij in de deelnemende lidstaten octrooibescherming (en aldus toegang voor hun innovatieve producten tot de markten) aanvragen op voet van gelijkheid met gebruikers uit deelnemende lidstaten. Wat octrooibescherming in niet-deelnemende lidstaten betreft zullen alle gebruikers hun Europees octrooi in die staten dienen te valideren of nationale octrooien dienen te verkrijgen.

Aanvragers uit de niet-deelnemende lidstaten zouden op dezelfde wijze als aanvragers uit de deelnemende lidstaten ook kunnen profiteren van de vergoeding van kosten voor vertalingen van aanvragen die in een nationale taal worden ingediend in een van de EOB-werktalen. Bovendien zouden vermeende inbreukmakers uit niet-deelnemende lidstaten in geval van een geschil ook profiteren van het vereiste om voorzien te worden van een volledige door een mens vervaardigde vertaling. Bijgevolg zou er geen discriminatie zijn tussen de gebruikers uit de deelnemende en de niet-deelnemende lidstaten.

Ten slotte wordt opgemerkt dat nauwere samenwerking inzake eenheidsoctrooibescherming geen kwesties aan de orde stelt in verband met de uitputting van de octrooirechten. Er zou geen impact zijn op het vrije verkeer van goederen tussen de deelnemende lidstaten en de niet-deelnemende lidstaten. Volgens de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vereist de uitputting van het octrooirecht of enig ander intellectueel of industrieel eigendomsrecht dat het beschermde object door de rechthebbende zelf of met diens toestemming binnen de Unie (of binnen de Europese Economische Ruimte) op de markt is gebracht. Ten aanzien van octrooien heeft het Hof van Justitie namelijk beslist dat de regels van het Verdrag betreffende het vrije verkeer van goederen, met inbegrip van het in artikel 36 VWEU bepaalde, aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de houder van een octrooi voor een product, die dit product verkoopt in een eerste lidstaat waar octrooibescherming bestaat en het vervolgens zelf in het verkeer brengt in een andere lidstaat waar deze bescherming niet bestaat, gebruik zou kunnen maken van het hem door de wetgeving van de eerste lidstaat verleende recht om de verhandeling in deze staat van het uit de andere lidstaat ingevoerde product te verbieden[32].

16.

4.7. Conclusie in verband met het vervullen van de wettelijke voorwaarden


Op basis van het bovenstaande concludeert de Commissie dat alle wettelijke voorwaarden die door de Verdragen voor de nauwere samenwerking zijn gesteld, vervuld zijn.

17.

5. BEOORDELING VAN DE IMPACT VAN NAUWERE SAMENWERKING


18.

5.1. Huidige situatie


De huidige situatie als gevolg van nationale en Europese octrooien die slechts territoriaal beperkte octrooibescherming verlenen, leidt tot 'gaten' binnen de Unie die verschillende van de volgende ongewenste effecten kunnen hebben:

- er gaan gelegenheden verloren om zaken te doen : octrooihouders richten zich in verband met hun octrooibescherming en de productie, licentieverlening en opdemarktbrenging gewoonlijk op bepaalde nationale markten; het is minder waarschijnlijk dat gelegenheden om zaken te doen op andere markten - kleinere of verder afgelegen markten – worden aangegrepen; een en ander voldoet niet aan een echte interne markt en dit kan ook de cohesie binnen de Unie ondermijnen;

- innovatieve bedrijven zijn in het nadeel: derden die geoctrooieerde producten produceren en verkopen in lidstaten waar octrooibescherming niet verzekerd is, hebben een concurrentievoordeel ten opzichte van octrooihouders die de O&O-investeringen moeten terugverdienen, vooral innovatieve kmo's die ervan hebben afgezien octrooibescherming in de hele Unie te verzekeren vanwege de hoge kosten in verband met het verkrijgen van een dergelijke bescherming;

- de waarde van octrooien wordt verzwakt: octrooihouders kunnen niet op de EU-douanegrensverordening[33] steunen om te voorkomen dat inbreuk makende goederen en producten uit derde landen de interne markt binnenkomen via lidstaten waar geen octrooibescherming is; zulke inbreuk makende goederen en producten moeten door de douaneautoriteiten worden vrijgegeven en kunnen aldus vrij circuleren binnen de interne markt; in principe mogen zij geen lidstaten binnenkomen waar octrooibescherming verzekerd is, maar in de praktijk - omdat er binnen de interne markt niet langer in grenscontroles is voorzien – kunnen dergelijke goederen of producten vrij circuleren binnen de Unie[34].

Effectbeoordeling



De instelling van een eenheidsoctrooititel voor een groep lidstaten zou leiden tot onmiddellijke tastbare voordelen voor de gebruikers van het octrooistelsel in Europa. De volgende kenmerken van eenheidsoctrooibescherming dienen te worden benadrukt:

- verbeterde toegang tot octrooibescherming

- kostenvermindering en vereenvoudiging

19.

5.2.1. Verbeterde toegang tot octrooibescherming


Het eenheidsoctrooi voor het gebied waarop de nauwere samenwerking betrekking heeft, zou zorgen voor gemakkelijkere toegang tot octrooibescherming voor alle gebruikers van het octrooistelsel in Europa. Dit zou gelden voor aanvragers uit deelnemende lidstaten en niet-deelnemende lidstaten. Het gebied voor nauwere samenwerking zou betrekking hebben op een markt die veel groter is dan elke markt van een afzonderlijke lidstaat, hetgeen zou resulteren in verlaagde kosten van bescherming in verhouding tot de omvang van de economie.

Het effect van de relatieve octrooikosten op de vraag naar octrooibescherming is onderzocht in een recente studie die voor de Commissie is uitgevoerd[35]. Die studie vergeleek octrooikosten, rekening houdend met de omvang van de markt en het aantal claims bij een gemiddeld octrooi voor een gegeven grondgebied, en liet zien dat zeer hoge kosten in Europa een veel kleinere vraag naar octrooiaanvragen bij het EOB veroorzaken. De studie toont ook aan dat de overeenkomst van Londen[36] een substantiële impact heeft op de vermindering van de kosten, maar een Europees octrooi vele malen duurder blijft dan een Amerikaans octrooi.

Door te voorzien in een eenheidsoctrooititel die voor een groot deel van de Unie geldt, zouden de kosten per conclusie per persoon voor octrooibescherming verlagen. Uit studies is gebleken dat de elasticiteit van de taks -0,4 bedraagt[37]; een verhoging van de taks met 10% zou leiden tot een daling van het aantal octrooiaanvragen met ongeveer 4%. Door het verminderen van de kosten van octrooibescherming per persoon moet een uitgebreid grondgebied voor octrooibescherming daarom leiden tot een grotere vraag naar octrooiering. Dit zou leiden tot nieuwe kansen voor kmo's, daar waar hoge relatieve kosten op dit moment bescherming buiten hun eigen thuismarkt zo goed als ontoegankelijk maken.

20.

5.2.2. Kostenvermindering en vereenvoudiging


Ingevolge nauwere samenwerking ingestelde eenheidsoctrooibescherming zou leiden tot een aanzienlijke kostenvermindering en vereenvoudiging van het systeem voor de gebruikers door het centrale beheer van het eenheidsoctrooi en de vereenvoudigde vertaalvereisten.

21.

5.2.2.1. Centraal beheer van het eenheidsoctrooi


Het centrale beheer van het eenheidsoctrooi zou aanzienlijke verbeteringen op het stuk van kostenvermindering en vereenvoudiging met zich meebrengen. De volgende voordelen zouden merkbaar worden:

- centrale betaling van de jaartaksen (in tegenstelling tot de huidige betaling van de jaartaksen aan de nationale octrooibureaus in elke lidstaat waar de octrooihouder het octrooi in werking wil houden): opnieuw zullen octrooihouders profiteren van een aanzienlijke kostenvermindering:

- wat de officiële taksen betreft zouden octrooihouders slechts één jaartaks voor de instandhouding van het eenheidsoctrooi dienen te betalen, in plaats van jaartaksen te betalen in elke lidstaat waar men het nationale of Europese octrooi in stand wil houden;

- wat de vertegenwoordigingskosten betreft zouden de octrooihouders in staat zijn ofwel zelf jaartaksen voor de instandhouding van het eenheidsoctrooi rechtstreeks aan het EOB te betalen of slechts één erkend gemachtigde met een dergelijke betaling te belasten in plaats van erkend gemachtigden met betalingen in elke lidstaat waar men een octrooi in stand wil houden te moeten belasten[38].

- centrale registratie van juridische informatie met betrekking tot het octrooi, zoals licenties, overdrachten, beperkingen, verval, afstand (in tegenstelling tot de huidige nationale vereisten met betrekking tot registratie bij de nationale octrooibureaus): dit zou de rechtszekerheid sterk verbeteren door gemakkelijk toegang tot juridische informatie met betrekking tot octrooien mogelijk te maken; met name in de context van de onderhandelingen over licentieovereenkomsten, en vooral in de context van de normen, is een overzicht van de eigendom en de juridische status van octrooien cruciaal en zal daardoor een veel beter beheer van de octrooiportefeuilles mogelijk worden.

22.

5.2.2.2. Vertaalvereisten


Het ontbreken van een eenheidsoctrooititel resulteert in aanzienlijke kosten die direct en indirect verband houden met de thans geldende vertaalvereisten. Momenteel moet een Europees octrooi in een meerderheid van staten die partij zijn bij het EOV worden gevalideerd om van kracht te zijn. De nationale wetgeving mag eisen dat de octrooihouder een vertaling van het octrooi indient, een publicatietaks aan het nationaal octrooibureau betaalt en aan diverse formele vereisten voldoet (met betrekking bijvoorbeeld tot het aantal in te dienen exemplaren, gebruik van voorgeschreven vormen, termijnen). Een en ander gaat gepaard met aanzienlijke kosten, formaliteiten en complexiteit, waaronder:

- Kosten van technische vertalingen. Er zijn gespecialiseerde vertalers nodig om de technische tekst in octrooien te vertalen. Gemiddeld wordt 85 EUR per bladzijde aangerekend, terwijl een octrooi gemiddeld 20 bladzijden telt (in sommige gevallen 200).

- Door erkend gemachtigden aangerekende taksen. Vaak treden lokale erkend gemachtigden als tussenpersoon op tussen de octrooihouder en de nationale octrooibureaus waar de vertalingen moeten worden ingediend. Zij kunnen aanbieden vertalingen te verzorgen of door externe vertalers uitgevoerde vertalingen te controleren, of zij kunnen aanbieden ervoor te zorgen dat nationaalrechtelijke formele vereisten worden vervuld. Voor dergelijke diensten moeten door de octrooihouder taksen worden betaald, en deze variëren afhankelijk van de lidstaat van ongeveer 150 EUR tot 600 EUR per validatie van een octrooi.

- Door de nationale octrooibureaus voor de publicatie van de vertalingen aangerekende officiële taksen. De publicatietaks voor een Europees octrooi met een gemiddelde lengte (20 bladzijden) schommelt tussen de 25 EUR en 400 EUR in bepaalde lidstaten.

In totaal kunnen deze validatiekosten oplopen tot ongeveer 40% van de totale kosten van octrooiering in Europa. In veel gevallen kan de validatie van een Europees octrooi in slechts één lidstaat meer kosten dan alle aan het EOB betaalde taksen voor nieuwheidsonderzoek, onderzoek en verlening van een Europees octrooi.

Met een eenheidstitel voor een aantal lidstaten kunnen aanzienlijke kostenbesparingen en vereenvoudiging voor de gebruikers van het systeem worden bereikt. Voor deelnemende lidstaten zouden de gemeenschappelijke vereenvoudigde vertaalregelingen resulteren in het volgende:

12. vertaalvereisten zouden beperkt zijn tot de ingevolge het EOV vastgestelde vereisten, onverminderd evenredige overgangsregelingen die voorzien in bijkomende vertalingen op tijdelijke basis, zonder juridische waarde en louter voor informatieve doeleinden;

13. geen vereiste om een vertaling bij nationale octrooibureaus in te dienen en geen betaling van publicatietaksen;

14. geen noodzaak om te betalen voor vertegenwoordiging op nationaal niveau.

Op dit moment zouden de validatiekosten voor een Europees octrooi van gemiddelde lengte in drie, zes en dertien lidstaten en de gehele Unie als volgt bedragen:

- indien de octrooihouder bescherming aanvraagt in slechts drie lidstaten – Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk – gelden er geen validatievereisten en dienen er geen validatiekosten te worden gemaakt ingevolge de inwerkingtreding van de overeenkomst van Londen;

- indien de octrooihouder bescherming aanvraagt in zes lidstaten kunnen de validatiekosten variëren van 3 000 EUR tot 4 500 EUR afhankelijk van de gekozen lidstaten en van het feit of de betrokken lidstaten de overeenkomst van Londen hebben geïmplementeerd;

- de valideringskosten zouden meer dan 12 000 EUR bedragen wanneer bescherming in dertien geselecteerde lidstaten wordt aangevraagd, voor bescherming op het niveau van de Unie zouden de valideringskosten 22 000 EUR à 26 000 EUR bedragen.

De vertaalkosten ingevolge de vereenvoudigde vertaalregelingen van nauwere samenwerking zouden ongeveer 680 EUR per octrooi bedragen[39], onverminderd evenredige bijkomende vertaalvereisten louter voor informatieve doeleinden die nodig zouden kunnen worden geacht gedurende een overgangsperiode. Dit komt overeen met de huidige gemiddelde kosten van de vertaling van de conclusies in de twee werktalen van het EOB buiten de taal van de procedure (artikel 14, lid 6, EOV).

De validatiekosten voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten zouden aldus identiek zijn aan de huidige kosten van bescherming in de lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst van Londen en geheel geen vertaalvereisten meer stellen (Duitsland, Frankrijk, VK en Luxemburg)[40].

Bijkomende validatiekosten zouden alleen voorkomen in gevallen waarin de octrooihouder uitbreiding van de octrooibescherming tot niet-deelnemende lidstaten zou aanvragen. Als gevolg van nauwere samenwerking zouden door de gebruikers in de hele Unie aanzienlijke kostenbesparingen worden gerealiseerd. Niettegenstaande het werkelijke aantal deelnemende lidstaten zouden alle aanvragers profiteren van de verlaging van de kosten van octrooiering als gevolg van de vereenvoudigde vertaalvereisten. Zeker is dat hoe meer lidstaten deelnemen, hoe grotere kostenbesparingen mogen worden verwacht.