Toelichting bij COM(2010)753 - Ondertekening Europees Verdrag over rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang (betaaltelevisie)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Op 20 november 1998 hebben de Raad en het Europees Parlement Richtlijn 98/84/EG betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang[1] aangenomen.

2. Deze Richtlijn heeft een gemeenschappelijk rechtskader voor de hele Europese Unie geschapen voor de bestrijding van illegale uitrusting die ongeoorloofde toegang verschaft tot betaaltelevisiediensten en voor de effectieve bescherming van deze diensten. Deze bescherming omvat zowel de klassieke televisie- en radio-omroep als uitzendingen via internet.

3. Deze Richtlijn had allereerst ten doel rechtsbescherming te bieden voor alle diensten waarvoor de betaling afhankelijk is van voorwaardelijke toegang , dat wil zeggen dat de toegang tot de beschermde dienst afhankelijk is gemaakt van voorafgaande, individuele toestemming[2]. Deze bescherming houdt concreet in dat elke commerciële activiteit met betrekking tot uitrusting die zonder toestemming van of betaling aan de leverancier toegang tot diensten verschaft of vereenvoudigt, onrechtmatig wordt verklaard en dat sancties worden vastgesteld.

4. De diensten worden dus rechtmatig door de leveranciers beschikbaar gesteld door middel van een uitrusting voor voorwaardelijke toegang , dat wil zeggen elke uitrusting of programmatuur die is ontworpen of aangepast om toegang te verschaffen tot een beschermde dienst in een begrijpelijke vorm[3]. Daartegenover wordt als een illegale uitrusting elke uitrusting of programmatuur beschouwd die is ontworpen of aangepast om zonder toestemming van de dienstverrichter in een begrijpelijke vorm toegang te verschaffen tot een beschermde dienst[4].

5. De Richtlijn definieert in dit verband inbreuken in samenhang met illegale uitrusting. Het gaat in de eerste instantie om het vervaardigen, invoeren, verspreiden, verkopen, verhuren of in bezit hebben daarvan en in de tweede instantie om het installeren, vervangen of onderhouden daarvan. Tot slot wordt ook het gebruik maken van commerciële communicatie om uitrusting voor piraterij aan te prijzen als een inbreuk aangemerkt. De bovengenoemde activiteiten worden echter enkel als illegaal aangemerkt wanneer zij op commerciële basis worden verricht.

6. De sancties op deze inbreuken worden geheel en al overgelaten aan de beoordeling van de lidstaten, die daarbij de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht in acht moeten nemen. Zij moeten dan ook 'doeltreffend, afschrikkend en evenredig'[5] aan de gepleegde inbreuk zijn.

7. Bovendien moeten de lidstaten ervoor zorgen dat elke verrichter van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang passende rechtsmiddelen ter beschikking staan om een illegale inbreuk op zijn activiteiten te doen beëindigen (bijvoorbeeld door middel van een rechterlijk bevel) en vergoeding kan krijgen van eventuele schade als gevolg van een inbreuk.

8. In 1999 heeft de Raad van Europa een Europees Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang opgesteld.

9. Een ruime en effectieve bescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang bleek uiterst noodzakelijk. Talrijke Europese staten die geen lid van de Europese Unie zijn, kunnen immers een toevluchtsoord vormen voor de ontwikkeling en verspreiding van uitrusting voor piraterij met betrekking tot diensten gebaseerd op voorwaardelijke toegang, wanneer hun rechtssysteem deze zeer specifieke vorm van piraterij niet strafbaar stelt. Het was dus wenselijk om de bepalingen van Richtlijn 98/84/EG te verruimen en op Europees niveau een gemeenschappelijk en doeltreffend kader te scheppen voor de bescherming van deze diensten.

10. De Raad heeft de Commissie daarom bij besluit van 22 juni 1999[6] gemachtigd om namens de Europese Gemeenschap deel te nemen aan de onderhandelingen over het Verdrag.

11. Met de onderhandelingsrichtsnoeren voor de Commissie werd beoogd ervoor te zorgen dat in het Europese Verdrag definities en maatregelen werden vastgesteld die overeenkomen met die in Richtlijn 98/84/EG en dat de twee rechtsinstrumenten zo veel mogelijk met elkaar overeenstemmen.

12. De onderhandelingen zijn goed geslaagd en het op 24 januari 2001 aangenomen Verdrag is volledig in overeenstemming met Richtlijn 98/84/EG.

13. Het Verdrag neemt immers in hoofdzaak de bepalingen van Richtlijn 98/84/EG over. De systemen gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang zijn zodoende beschermd tegen dezelfde illegale activiteiten als die welke in Richtlijn 98/84/EG worden genoemd.

14. Tussen de beide teksten bestaan enkele minimale tekstuele verschillen. Zo beschouwt het Verdrag niet alleen het vervaardigen van illegale voorzieningen als onrechtmatig, maar ook de productie daarvan. Zo ook worden in het Verdrag de sancties op als illegaal aangemerkte activiteiten duidelijker omschreven, aangezien het Verdrag immers bepaalt dat deze van strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of andere aard zijn. Net als in Richtlijn 98/84/EG moeten de sancties echter evenredig, afschrikkend en doeltreffend zijn. Al met al wijzigen deze tekstuele variaties in het Verdrag van de Raad van Europa in geen enkel opzicht de inhoud en reikwijdte van de communautaire richtlijn.

15. Het Verdrag staat open voor ondertekening door de Europese Unie. Bovendien bepaalt artikel 11, lid 4, van het Verdrag uitdrukkelijk dat partijen die lid zijn van de Europese Gemeenschap in hun onderlinge relaties Gemeenschapsregels toepassen en bijgevolg niet de regels die voortvloeien uit dit Verdrag, behalve voor zover er geen Gemeenschapsregel van toepassing is op het desbetreffende specifieke onderwerp. Deze ontkoppelingsclausule ten gunste van de lidstaten van de Europese Unie waarborgt het primaat van de EU-regels.

16. In het kader van haar op 30 september 2008 goedgekeurde tweede verslag ter evaluering van Richtlijn 98/84/EG[7] heeft de Commissie aangegeven dat de ondertekening van het Verdrag door de Europese Unie meer lidstaten van de Raad van Europa zou moeten aanzetten tot ratificatie zodat diensten gebaseerd op voorwaardelijke toegang ook buiten de grenzen van de EU rechtsbescherming genieten.

17. De Commissie beveelt de Raad derhalve aan om over te gaan tot ondertekening van dit Verdrag, waardoor het toepassingsgebied van het door Richtlijn 98/84/EG geschapen rechtskader zal kunnen worden verruimd en zodoende inbreuken op de beschermde diensten met succes kunnen worden bestreden.