Toelichting bij COM(2010)151 - Voorstel, namens de EU, tot wijziging van de bijlagen A en C bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen is in werking getreden op 17 mei 2004. Het verdrag beoogt de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen. Op basis van het voorzorgsbeginsel biedt het verdrag een kader voor de beëindiging van de productie, het gebruik, de invoer en de uitvoer van thans eenentwintig prioritaire persistente organische verontreinigende stoffen, de veilige hantering en verwijdering daarvan alsook de beëindiging of vermindering van onopzettelijke lozingen van bepaalde persistente organische verontreinigende stoffen.

2. Verordening (EG) nr. 850/2004 voorziet in de omzetting in EU-wetgeving van de verbintenissen die zijn vastgelegd in het bij Besluit 2006/507/EG van de Raad i goedgekeurde Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (hierna 'het Verdrag van Stockholm' genoemd) en in het bij Besluit 259/2004/EG van de Raad i goedgekeurde Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.

3. In artikel 8, lid 1, van het Verdrag van Stockholm is bepaald dat elke partij bij het Secretariaat een voorstel mag indienen voor de opname van een chemische stof in bijlage A, B of C. Het voorstel moet de in bijlage D vermelde informatie bevatten. De procedure voor de goedkeuring van wijzigingen aan de bijlagen is vastgelegd in artikel 22 van het Verdrag van Stockholm.

4. Volgens beschikbare wetenschappelijke informatie en onderzoeksverslagen en rekening houdend met de in bijlage D bij het Verdrag van Stockholm vastgestelde controlecriteria, vertonen hexachloorbutadieen, pentachloorfenol en chloornaftalenen kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen.

5. De productie, het in de handel brengen, het gebruik of de onbedoelde uitstoot van deze stoffen zijn in de Unie al opgehouden of sterk verminderd, maar er kan niet worden uitgesloten dat zij in andere landen nog worden geproduceerd, gebruikt of in aanzienlijke mate onbedoeld worden uitgestoten. Omdat deze chemische stoffen zich over grote afstanden in het milieu kunnen verspreiden zijn de op nationaal of op het niveau van de Unie getroffen maatregelen niet toereikend om een hoge mate van milieu- en gezondheidsbescherming te waarborgen en is grootschaliger actie noodzakelijk.

6. De machtiging tot het openen van onderhandelingen wordt krachtens artikel 218, lid 2, VWEU verleend door de Raad.

B. AANBEVELING

In het licht van het bovenstaande beveelt de Commissie het volgende aan:

Met het oog op de inleiding van de beoordelingsprocedures die aanleiding geven tot besprekingen over eventuele wijzigingen aan de bijlagen A en C bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen, machtigt de Raad de Commissie om namens de Europese Unie het voorstel om de desbetreffende bijlagen bij het Verdrag van Stockholm te wijzigen door aan bijlage A en/of C de volgende stoffen toe te voegen, tijdig bij het Uitvoerend Secretariaat van het Verdrag in te dienen voor bespreking in de volgende vergadering van de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen in oktober 2010:

- hexachloorbutadieen (CAS-nummer: 87-68-3),

- pentachloorfenol (CAS-nummer: 87-86-5),

- chloornaftalenen (een groep van 75 chloornaftalenen die één tot acht chlooratomen bevatten).

De Commissie ziet er samen met de lidstaten op toe dat informatie die relevant is ter ondersteuning van de voorstellen, wordt voorgelegd aan de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad, de voorzitter