Toelichting bij COM(2004)755 - Sluiten van een overeenkomst betreffende O&O-samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen Euratom en de regering van China

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

NL

1.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN


Brussel, 16.11.2004

COM(2004) 755 definitief


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

betreffende het sluiten van een overeenkomst betreffende O&O-samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) en de regering van de Volksrepubliek China

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

betreffende het sluiten van een overeenkomst betreffende O&O-samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) en de regering van de Volksrepubliek China

Bij besluit van 11 juni 2003 heeft de Raad de Commissie richtsnoeren verstrekt voor onderhandelingen met de Chinese autoriteiten over een samenwerkingsovereenkomst tussen Euratom en China, die voornamelijk betrekking heeft op onderzoek en ontwikkeling maar ook bepalingen kan bevatten inzake eventuele handel in nucleair materiaal.

Tijdens de onderhandelingssessie van midden oktober in Beijing hebben de Chinese autoriteiten opnieuw hun, voordien al twee keer geformuleerd standpunt herhaald, namelijk dat deze overeenkomst volledig en uitsluitend betrekking moet hebben op de wetenschappelijke en technische samenwerking tussen China en de Gemeenschap. Op die basis werd er een overeengekomen tekst opgesteld.

Deze op wederzijds belang gebaseerde ontwerp-overeenkomst heeft tot doel elk van de partijen toegang te verlenen tot de onderzoeksactiviteiten van de andere partij. Onder de overeenkomst vallen alle onderzoeksgebieden die worden genoemd in het Euratom-kaderprogramma1.

De overeenkomst omvat met name de mogelijkheid voor elke partij om voor O&O-doeleinden faciliteiten van de andere partij te gebruiken. Dit is in het bijzonder interessant voor de Gemeenschap waarvan de nucleaire onderzoeksfaciliteiten stilaan verouderen terwijl China nieuwe en krachtige installaties ontwerpt en bouwt.

Deze overeenkomst bevat bepalingen met betrekking tot non-proliferatie en het toezicht op nucleair materiaal, fysieke beveiliging, nucleaire veiligheid en voorwaarden voor de heroverbrenging van nucleair materiaal.

De overeenkomst strookt met de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen China en bepaalde lidstaten.

Bij de vaststelling van het onderhandelingsmandaat zijn de Raad en de Commissie overeen gekomen dat de Commissie de Raad op informele wijze op de hoogte houdt van de gang van zaken bij de onderhandelingen, op basis van de teksten die worden besproken. Op woensdag 27 oktober 2004 is de ontwerp-overeenkomst dan ook gepresenteerd op de vergadering van de Raad.

De Raad wordt verzocht de tekst van de overeenkomst goed te keuren en de Commissie te machtigen de overeenkomst te ondertekenen in naam van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, in overeenstemming met artikel 101, tweede lid, van het Euratom verdrag.

BIJLAGE

Overeenkomst betreffende O&O-samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) en de regering van de Volksrepubliek China

DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (EURATOM),

hierna 'de Gemeenschap' te noemen,

2.

enerzijds, en


DE REGERING VAN DE VOLKSREPUBLIEK CHINA,

hierna 'China' te noemen,

anderzijds,

hierna de 'partijen' te noemen;

VERLANGENDE een langdurige en stabiele samenwerking, welke China, de Gemeenschap en haar lidstaten bij het vreedzame en niet-explosieve gebruik van kernenergie op basis van wederzijds voordeel en wederkerigheid tot voordeel kan strekken, verder te ontwikkelen;

OVERWEGENDE de Overeenkomst voor handel en economische samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Volksrepubliek China van 1985 en vaststellende dat op een aantal wetenschappelijke en technologische gebieden tevens actieve samenwer­king en uitwisseling van informatie heeft plaatsgevonden in het kader van de in 1998 onder­tekende Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Volksrepubliek China;

OVERWEGENDE het belang van wetenschap en technologie voor hun economische en maatschappelijke ontwikkeling en verlangende een formeel kader op te zetten voor samen­werking op het gebied van wetenschappelijk en technologisch onderzoek waardoor de uit­voering van samenwerkingsactiviteiten op gebieden van gemeenschappelijk belang bij het vreedzame gebruik van kernenergie wordt uitgebreid en versterkt en de toepassing van de resultaten van die samenwerking zodanig wordt bevorderd dat hun sociaal en economisch belang daardoor wordt gediend;

OVERWEGENDE dat samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Gemeenschap en China een extra stimulans voor onderzoek op gebieden van gemeen­schappelijk belang en voor economische samenwerking zou moeten vormen;

OVERWEGENDE dat de Gemeenschap en China momenteel op het gebied van het vreed­zame gebruik van kernenergie onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten ontplooien en dat deelname aan elkaars onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op basis van wederkerigheid wederzijdse voordelen zal opleveren;

OVERWEGENDE met name dat zowel de Gemeenschap als China bereid zijn hun samen­werking op het gebied van beheerste kernfusie binnen het kader van de onderhavige Overeenkomst te versterken en, indien passend, in het kader van een specifieke overeenkomst;

OPNIEUW de krachtige steun van de regering van China, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten aan de nucleaire non-proliferatie en de versteviging en efficiënte toepassing van de bijbehorende veiligheidscontrole- en uitvoercontrolestelsels waaronder samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen China en de Gemeenschap plaats dient te vinden, bevestigend;

OPNIEUW de steun van de regering van China, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten aan de doelstellingen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA, hierna 'de Organisatie' genoemd) en haar veiligheidscontrolesysteem en hun wens universele toetreding tot het Verdrag van 1 juli 1968 inzake de niet-verspreiding van kernwapens (hierna 'het non-proliferatieverdrag' genoemd) te bevorderen, bevestigend;

VASTSTELLENDE dat veiligheidscontrole in de Gemeenschap wordt toegepast op grond van hoofdstuk VII van het Euratom-Verdrag en veiligheidscontroleovereenkomsten tussen de Gemeenschap, haar lidstaten en de IAEA;

OVERWEGENDE dat een juridisch kader tot stand dient te komen voor de bevordering van de samenwerking op het gebied van alle mogelijke vreedzame toepassingen van kernenergie, met name gericht op de huidige tot wederzijds voordeel strekkende mogelijkheden;

ERKENNENDE dat China, de Gemeenschap en haar lidstaten een vergelijkbaar hoog­ontwikkeld niveau hebben bereikt wat betreft het vreedzame gebruik van kernenergie en de veiligheid waarin wordt voorzien door hun onderscheiden wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake gezondheid, veiligheid, vreedzame toepassingen van kernenergie en milieubescherming;

OVERWEGENDE dat deze Overeenkomst voor samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie binnen het ruimere verband van de globale samenwerking tussen China en de Gemeenschap te situeren is,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

Doel

Het algemene doel van deze Overeenkomst is de samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang bij het vreedzame, niet-explosieve en niet-militaire gebruik van kernenergie aan te moedigen en gemakkelijker te maken, teneinde de algemene samenwerkingsrelatie tussen de Gemeenschap en China te versterken.

Het hoofddoel van de Overeenkomst is het bevorderen van wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en China en met name het enerzijds voor Chinese onderzoeksinstellingen gemakkelijker maken om deel te nemen aan onderzoeksprojecten die in het kader van de desbetreffende communautaire onderzoeksprogramma’s worden uitge­voerd en er anderzijds voor zorgen dat onderzoeksinstellingen uit de Gemeenschap en haar lidstaten aan Chinese projecten op vergelijkbare onderzoeksgebieden kunnen deelnemen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze Overeenkomst:

1. wordt onder ‘partijen’ verstaan de regering van China en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie; onder ‘partij’ een van genoemde ‘partijen’;

2. wordt onder ‘de Gemeenschap’ verstaan zowel:


3.

a. de rechtspersoon die bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) is opgericht, als


b. de grondgebieden waarop het Euratom-Verdrag van toepassing is;

3. wordt onder ‘samenwerkingsactiviteit’ verstaan een activiteit die de partijen in het kader van deze Overeenkomst ondernemen of ondersteunen, met inbegrip van gemeenschappelijk onderzoek;

4. wordt onder ‘informatie’ verstaan wetenschappelijke of technische gegevens, resultaten of onderzoeks- en ontwikkelingsmethoden die voortvloeien uit gemeenschappelijk onderzoek, alsmede alle andere gegevens die door de deelnemers aan de samenwerkingsactiviteit en, waar nodig, door de partijen zelf, noodzakelijk worden geacht;

5. heeft ‘intellectuele eigendom’ de betekenis als gedefinieerd in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom, gedaan te Stockholm op 14 juli 1967;

6. wordt onder ‘gemeenschappelijk onderzoek’ verstaan met of zonder financiële steun van één of beide partijen uitgevoerde onderzoeks- of technologische ontwikkelingswerkzaam­heden, waarbij wordt samengewerkt door deelnemers uit zowel de Gemeenschap als China en die schriftelijk als gemeenschappelijk onderzoek zijn aangemerkt door de partijen of hun wetenschappelijke en technologische organisaties en instellingen die de wetenschappelijke onderzoeksprogramma's ten uitvoer leggen dan wel, in geval van financiering door slechts één partij, door die partij en de deelnemers aan dat project;

7. wordt onder ‘deelnemers’ of ‘onderzoeksinstellingen’ verstaan alle natuurlijke of rechtspersonen, onderzoekscentra of enigerlei andere in de Gemeenschap of in China gevestigde rechtspersoon of onderneming die bij samenwerkingsactiviteiten betrokken is, met inbegrip van de partijen zelf;

8. wordt onder ‘resultaten van intellectuele activiteit’ verstaan informatie en/of intellectuele eigendom;

9. wordt onder 'nucleair materiaal' verstaan:


a. “splijtgrondstoffen”, d.w.z. uraan met de isotopenverhouding die in de natuur wordt aangetroffen, uraan verarmd in de isotoop 235, thorium, alle hierboven genoemde stoffen in de vorm van metalen, legeringen, chemische verbindingen of concentraten, elk ander materiaal dat één of meer van de hierboven genoemde materialen bevat in concentraties die door de Raad van Beheer van de Organisatie worden vastgesteld ingevolge artikel XX van het statuut van de Organisatie van 26 oktober 1956 (hierna 'het statuut' genoemd) en waarvan de bevoegde instanties van beide partijen elkaar schriftelijk in kennis hebben gesteld dat zij deze aanvaarden, alsmede alle andere materialen die door de Raad van Beheer van de Organisatie ingevolge artikel XX van het statuut worden vastgesteld en waarvan de bevoegde instanties van de partijen elkaar schriftelijk in kennis stellen dat zij deze aanvaarden;

b. “speciale splijtstoffen“, d.w.z. plutonium, uraan-233, uraan verrijkt in de isotoop 233 of 235, elk materiaal dat één of meer van de bovengenoemde materialen bevat en elk ander materiaal dat door de Raad van Beheer van de Organisatie ingevolge artikel XX van het statuut wordt vastgesteld en waarvan de bevoegde instanties van beide partijen elkaar schriftelijk in kennis stellen dat zij deze aanvaarden. De term “speciale splijtstoffen” omvat geen “splijtgrondstoffen”;

10. wordt onder 'gevoelig nucleair materiaal' verstaan afgescheiden plutonium (met inbegrip van plutonium in gemengd-oxidesplijtstof) of uraan dat is verrijkt tot meer dan 20 % in de isotoop 235 en/of uraan-233.

Artikel 3

Beginselen

De samenwerkingsactiviteiten worden uitgevoerd op basis van onderstaande beginselen:

1. wederzijds voordeel gebaseerd op een algeheel evenwichtige verdeling van de voordelen;

2. wederzijdse toegang tot de onderzoeks- en technologische ontwikkelingsactiviteiten van elke partij;

3. tijdige uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de werkzaamheden van deelnemers aan samenwerkingsactiviteiten;

4. effectieve bescherming van intellectuele eigendom en billijke deling van intellectuele eigendomsrechten.

Artikel 4

Samenwerkingsgebieden

De samenwerking op grond van deze Overeenkomst kan betrekking hebben op alle onderzoeks- en technologische ontwikkelingsactiviteiten, hierna ‘O&O’ genoemd, die in het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie zijn opgenomen overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en op alle soortgelijke O&O-activiteiten in China op de overeenkomstige wetenschappelijke en technologische gebieden.

De samenwerking op grond van deze Overeenkomst wordt uitgevoerd binnen het kader van de respectieve bevoegdheden van de partijen en heeft betrekking op de volgende gebieden:

a) stralingsbescherming en stralingscontrole;

b) veiligheidscontrole;

c) nucleaire veiligheid en nucleaire technologie;

d) innovatieve concepten;

e) nucleaire metrologie en referentiematerialen;

f) nucleaire geneeskunde;

g) ontmanteling van nucleaire installaties;

h) beheer van radioactief afval;

i) beheerste kernfusie;

k) onderwijs en opleiding op het gebied van kernenergie;

l) andere samenwerkingsgebieden die de Partijen onderling overeenkomen.

Artikel 5

Wijze van samenwerking

1. Onverminderd de toepasselijke wetten, voorschriften en beleidslijnen bevorderen de par­tijen zoveel mogelijk de deelname van deelnemers aan samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst, met het doel vergelijkbare mogelijkheden te bieden voor deel­name aan hun wetenschappelijke en technologische onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

2. De samenwerkingsactiviteiten kunnen de volgende vormen aannemen:


a. enerzijds deelneming van Chinese onderzoeksinstellingen aan O&O-projecten van de kader­programma’s van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor onderzoeks- en oplei­dingsactiviteiten inzake kernenergie en anderzijds deelneming van in de Gemeenschap ge­vestigde onderzoeksinstellingen aan Chinese projecten op vergelijkbare O&O-gebieden; een dergelijke deelname is aan de bij iedere partij geldende regels en procedures onderworpen;

b. pooling van O&O-projecten die reeds worden uitgevoerd in overeenstemming met de voor de O&O-programma's van iedere partij geldende procedures;

c. bezoeken en uitwisselingen van wetenschappers en technische deskundigen;

d. gezamenlijk organiseren van wetenschappelijke seminars, conferenties, symposia en workshops alsmede deelname van deskundigen aan deze activiteiten;

e. uitwisseling, gezamenlijk gebruik en overdracht van monsters, materialen, instrumenten en apparatuur voor experimentele doeleinden;

f. uitwisselingen van informatie over gebruiken, wetten, voorschriften en programma's die relevant zijn voor de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst;

g. alle andere vormen van samenwerking als aanbevolen door het overeenkomstig artikel 12 van deze Overeenkomst opgerichte stuurcomité, wanneer deze met de bij elke partij gehan­teerde beleidslijnen en procedures in overeenstemming worden geacht. De gezamenlijke O&O-projecten worden uitgevoerd wanneer de deelnemers een programma voor technologiebeheer hebben uitgewerkt, zoals aangegeven in bijlage B bij deze Overeenkomst.

Overdracht van nucleair materiaal in het kader van de samenwerking als bedoeld in dit artikel geschiedt overeenkomstig de desbetreffende internationale verplichtingen van de partijen en de lidstaten van de Gemeenschap met betrekking tot het vreedzame gebruik van kernenergie.

Artikel 6

Goederen die onder de Overeenkomst vallen

1. Nucleair materiaal dat rechtstreeks dan wel via een derde land tussen China en de Gemeenschap wordt overgedragen, is aan deze Overeenkomst onderworpen zodra het onder de territoriale bevoegdheid van de ontvangende partij is gebracht, op voorwaarde dat de leverende partij de ontvangende partij schriftelijk van de voorgenomen overdracht in kennis heeft gesteld en de ontvangende partij schriftelijk heeft bevestigd dat de betrokken goederen aan deze Overeenkomst zullen worden onderworpen en dat de voorgestelde ontvanger, indien deze niet de ontvangende partij is, een gemachtigde persoon zal zijn die onder de territoriale bevoegdheid van de ontvangende partij valt.

2. Nucleair materiaal dat aan deze Overeenkomst is onderworpen, blijft aan deze Overeenkomst onderworpen totdat:


a. de betrokken goederen in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van deze Overeenkomst buiten de territoriale bevoegdheid van de ontvangende partij zijn gebracht;

4.

b. de partijen overeenkomen dat de betrokken goederen niet langer aan deze Overeenkomst onderworpen dienen te zijn; of


c. in geval van nucleair materiaal, in overeenstemming met de bepalingen inzake de beëindiging van de veiligheidscontrole in de in artikel 8, lid 1, van deze Overeenkomst genoemde overeenkomsten wordt vastgesteld dat het nucleaire materiaal is verbruikt of zodanig is verdund dat het niet langer bruikbaar is voor enige nucleaire activiteit die vanuit het oogpunt van de veiligheidscontrole relevant is, of praktisch niet-terugwinbaar is geworden.

3. De bevoegde instanties van de partijen stellen procedures vast, en wijzigen deze zonodig, met het oog op de effectieve tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze Overeenkomst en met name de krachtens de leden 1 en 2 vereiste schriftelijke kennisgevingen en bevestigingen.

Artikel 7

Vreedzaam gebruik

1. De samenwerking in het kader van deze Overeenkomst vindt uitsluitend plaats met het oog op vreedzame en niet-explosieve doeleinden.

2. Ingevolge deze Overeenkomst overgedragen nucleair materiaal wordt uitsluitend voor vreedzame doeleinden gebruikt en niet voor enigerlei explosiemiddel of voor onderzoek naar of ontwikkeling van een dergelijk explosiemiddel.

Artikel 8

Nucleaire veiligheidscontrole

De samenwerking in het kader van deze Overeenkomst vereist in voorkomend geval de toepassing van veiligheidscontrole door de Gemeenschap en aanvaarding van de toepassing van veiligheidscontrole door de Organisatie. Ingevolge deze Overeenkomst overgedragen nucleair materiaal is derhalve in de Gemeenschap onderworpen aan de veiligheidscontrole die door de Gemeenschap krachtens het Euratom-Verdrag wordt toegepast en aan de veiligheidscontrole die door de Organisatie wordt toegepast op grond van de volgende veiligheidscontroleovereenkomsten, die kunnen worden herzien of vervangen:

1. de Overeenkomst van 5 april 1973 tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Finland, de Helleense Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Gemeenschap en de Organisatie ter uitvoering van artikel III, de leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (hierna 'de Veiligheidscontroleovereenkomst voor de niet-kernwapenlidstaten van de Gemeenschap' genoemd), als aangevuld bij een Aanvullend Protocol van 22 september 1998 (INFCIRC/193);

2. de Overeenkomst van 6 september 1976 tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Gemeenschap en de Organisatie inzake de toepassing van veiligheidscontrole in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (hierna 'de Veiligheidscontroleovereenkomst voor het Verenigd Koninkrijk' genoemd), als aangevuld bij een Aanvullend Protocol van 22 september 1998; en

3. de Overeenkomst van 27 juli 1978 tussen Frankrijk, de Gemeenschap en de Organisatie inzake de toepassing van veiligheidscontrole in Frankrijk (hierna 'de Veiligheidscontroleovereenkomst voor Frankrijk' genoemd), als aangevuld bij een Aanvullend Protocol van 22 september 1998;

4. de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek China en de IAEA (INFCIRC/369), die op 18 september 1989 in werking is getreden en is aangevuld bij een Aanvullend Protocol dat in maart 2002 in werking is getreden.

De tenuitvoerlegging van de toepasselijke bepalingen van de Overeenkomst legt de lidstaten geen andere verplichtingen op dan die welke voortvloeien uit de toepassing van de bovengenoemde overeenkomsten door de IAEA of die welke, in voorkomend geval, uit hun bilaterale overeenkomsten voortvloeien.

Artikel 9

Fysieke beveiliging

1. Met betrekking tot ingevolge deze Overeenkomst overgedragen nucleair materiaal treffen de regering van China, de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap en in voorkomend geval de Europese Commissie fysieke beveiligingsmaatregelen die voldoen aan de criteria die zij afzonderlijk hebben vastgesteld. Partijen erkennen bovendien dat de in IAEA-document INFCIRC/225/rev.4 (‘fysieke beveiliging van nucleair materiaal en nucleaire installaties’) vervatte aanbevelingen, die van tijd tot tijd kunnen worden bijgewerkt, nuttige richtsnoeren vormen voor het tot stand brengen van systemen voor de fysieke beveiliging van nucleair materiaal dat bij gebruik, opslag en doorvoer onder deze Overeenkomst valt.

2. Met betrekking tot het internationale vervoer van nucleair materiaal dat aan deze Overeenkomst is onderworpen handelen China, de lidstaten van de Gemeenschap en in voorkomend geval de Gemeenschap in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, welk verdrag op 8 februari 1987 (INFCIRC/274/Rev 1) in werking is getreden en waarbij zij partij zijn.

Artikel 10

Nucleaire veiligheid

De bepalingen van het “Verdrag inzake nucleaire veiligheid” (CNS – IAEA-document INFCIRC/449) waarbij China, EURATOM en haar lidstaten verdragsluitende partijen zijn, zijn van toepassing. De partijen bij de Overeenkomst en de lidstaten kunnen geen extra verplichtingen worden opgelegd buiten die welke uit het CNS voortvloeien.

Artikel 11

Heroverdrachten

1. Ingevolge deze Overeenkomst overgedragen nucleair materiaal wordt niet verder overgedragen naar een bestemming buiten de territoriale bevoegdheid van de ontvangende partij, uitgezonderd een bestemming binnen de territoriale bevoegdheid van de leverende partij, tenzij de ontvangende partij waarborgen worden verstrekt dat op passende wijze aan de voorwaarden van bijlage A bij deze Overeenkomst wordt voldaan, of, wanneer deze waarborgen niet worden verstrekt, voorafgaande schriftelijke toestemming van de leverende partij is verkregen.

2. Onverminderd lid 1 wordt ingevolge deze Overeenkomst overgedragen gevoelig nucleair materiaal, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de leverende partij, niet verder overgedragen naar een bestemming buiten de territoriale bevoegdheid van de partijen, uitgezonderd een bestemming binnen de territoriale bevoegdheid van de leverende partij, tenzij het, in geval van overdrachten van gevoelig nucleair materiaal van China naar de Gemeenschap, wordt onderworpen aan de toepasselijke bilaterale overeenkomst voor samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen China en het ontvangende derde land of, in geval van overdrachten van de Gemeenschap naar China, het ontvangende derde land is opgenomen op een door de Gemeenschap op te stellen lijst en de ontvangende partij de leverende partij van dergelijke heroverdrachten in kennis heeft gesteld.

Artikel 12

Coördinatie en vergemakkelijking van samenwerkingsactiviteiten

1. Voor de coördinatie en vergemakkelijking van samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze Overeenkomst wordt namens China zorg gedragen door het Ministerie van Wetenschap en Technologie en namens de Gemeenschap door de diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, welke instanties optreden als uitvoerende organen.

2. De uitvoerende organen richten een stuurcomité voor O&O-samenwerking op, hierna 'stuurcomité' te noemen, dat toeziet op het beheer van deze overeenkomst; dit comité bestaat uit een gelijk aantal officiële vertegenwoordigers van beide partijen; het stelt zijn eigen reglement van orde vast.

3. Het stuurcomité heeft onder meer tot taak:


a. de verschillende samenwerkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 4, alsmede die welke in het kader van O&O-ontwikkelingssamenwerking zouden worden ontplooid, te bevorderen en hierop toezicht uit te oefenen;

b. ingevolge artikel 5.2, eerste streepje, voor het komende jaar van alle voor O&O-samenwerking in aanmerking komende sectoren die prioritaire sectoren of subsectoren van gemeenschappelijk belang aan te wijzen waarin samenwerking wordt nagestreefd;

c. ingevolge artikel 5.2, tweede streepje, aan de wetenschappers van beide partijen voorstellen te doen met betrekking tot de pooling van hun projecten, daar waar deze projecten onderling complementair zijn en er sprake van wederzijds voordeel zou zijn;

d. aanbevelingen te doen op grond van artikel 5.2, zevende streepje;

e. de partijen te adviseren over de wijze waarop de samenwerking kan worden uitgebreid en verbeterd overeenkomstig de in deze Overeenkomst neergelegde beginselen;

f. te beoordelen of de Overeenkomst efficiënt functioneert en ten uitvoer wordt gelegd;

g. drie-jaarlijks aan de partijen verslag uit te brengen over de stand, het bereikte niveau en de doeltreffendheid van de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst.

4. Het stuurcomité komt in de regel eenmaal per jaar bijeen en baseert zich hierbij op een in onderling overleg vastgesteld tijdschema; de vergaderingen vinden afwisselend in de Gemeenschap en in China plaats. Op verzoek van één of beide partijen kunnen buitengewone vergaderingen worden belegd.

5. De door of namens het stuurcomité gemaakte kosten komen ten laste van de partij waartoe de leden behoren. Andere kosten dan reis- en verblijfkosten die rechtstreeks uit de vergaderingen van het stuurcomité voortvloeien, komen ten laste van de partij die als gastheer optreedt.

Artikel 13

Financiering

1. De samenwerkingsactiviteiten zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van toegewezen middelen en onderworpen aan de van toepassing zijnde wetten en voorschriften, beleids­lijnen en programma's van de partijen. Kosten die door de deelnemers aan samenwerkings­activiteiten worden gemaakt, mogen geen aanleiding geven tot enigerlei overdracht van middelen tussen de partijen.

2. Wanneer specifieke samenwerkingsprogramma's van één der partijen voorzien in financiële steun aan deelnemers van de andere partij, zijn dergelijke subsidies, financiële of andere bijdragen van de ene partij aan de deelnemers van de andere partij ter ondersteuning van deze activiteiten vrij van belasting en douanerechten, zulks in overeenstemming met de wetten en voorschriften van toepassing op het grondgebied van elke partij.

Artikel 14

Toelating van personeel en experimenteerapparatuur

Elke partij treft alle redelijke maatregelen en stelt alles in het werk om, binnen de op het grondgebied van elke partij geldende wetten en voorschriften, de toegang tot, het verblijf op en het vertrek uit haar grondgebied te vergemakkelijken voor bij de samenwerkings­activiteiten in het kader van deze Overeenkomst betrokken c.q. gebruikte personen, materiaal, gegevens, monsters, instrumenten en apparatuur voor experimentele doeleinden. In het bijzonder zullen goederen die op het grondgebied van een van de partijen geïmporteerd worden in het kader van deze Overeenkomst, vrijgesteld worden van douaneheffingen en rechten.

Artikel 15

Verspreiding en gebruik van informatie

Voor de in China gevestigde onderzoeksinstellingen die aan communautaire O&O-projecten deelnemen gelden met betrekking tot de eigendom, de verspreiding en het gebruik van informatie en de intellectuele eigendom die uit deze deelneming voortvloeien, de regels voor de verspreiding van de onderzoeksresultaten van de specifieke O&O-programma’s van de Gemeenschap alsmede het bepaalde in bijlage B bij deze Overeenkomst, die een integraal deel van deze Overeenkomst uitmaakt.

De in de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstellingen die aan Chinese O&O-projecten deelnemen hebben, met betrekking tot de eigendom, de verspreiding en het gebruik van informatie en de uit deze deelneming voortvloeiende intellectuele eigendom, dezelfde rechten en plichten als Chinese onderzoeksinstellingen en dienen zich aan het bepaalde in bijlage B bij deze Overeenkomst te houden.

De bepalingen van deze Overeenkomst mogen niet worden gebruikt om commerciële of industriële voordelen te verkrijgen of om zich te mengen in de commerciële of industriële belangen, binnenslands of internationaal, van elk van beide partijen of gemachtigde personen of om zich te mengen in het nucleaire beleid van elk van beide partijen of van de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap of om de bevordering van vreedzame en niet-explosieve toepassingen van kernenergie te belemmeren of om het verkeer van goederen die aan deze Overeenkomst zijn onderworpen, dan wel met het oog daarop zijn aangemeld, binnen de onderscheiden territoriale bevoegdheid van de partijen of tussen de partijen onderling te belemmeren.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid

Onverminderd de toepassing van artikel 15 verbindt elke partij zich tot geheimhouding, ook na de beëindiging of het aflopen van deze Overeenkomst, van alle informatie, feiten of gebeurtenissen die betrekking hebben op de andere partij en niet rechtstreeks in verband staan met het onderwerp van de Overeenkomst en waarmee zij in de loop van de uitvoering ervan bekend zijn geworden.

Artikel 17

Territoriale toepassing

Deze Overeenkomst is van toepassing, enerzijds op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is, op de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van de Volksrepubliek China. Dit vormt geen beletsel voor de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten op open zee, in de ruimte of op het grondgebied van derde landen volgens de regels van internationaal recht.

Artikel 18

Bilaterale nucleaire samenwerkingsovereenkomsten

Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan bestaande bilaterale overeenkomsten tussen individuele lidstaten van de Gemeenschap en China.

Deze Overeenkomst doet verder geen afbreuk aan bestaande overeenkomsten of in een later stadium te sluiten overeenkomsten tussen individuele lidstaten van de Gemeenschap en China met betrekking tot de overdracht van andere nucleaire goederen (apparatuur, niet-nucleair materiaal en gevoelige technologie).

Artikel 19

Inwerkingtreding, beëindiging en regeling van geschillen

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat hun onderscheiden interne procedures voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn voltooid.

2. Deze Overeenkomst geldt voor een periode van 30 jaar en zal daarna van kracht blijven voor perioden van telkens vijf jaar.

3. Deze Overeenkomst kan met instemming van de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat hun onderscheiden interne procedures voor de wijziging van deze Overeenkomst zijn voltooid.

4. Elke partij kan aan het eind van de eerste periode van dertig jaar of aan het eind van elke volgende periode van vijf jaar deze Overeenkomst beëindigen, mits de andere partij daarvan zes maanden tevoren schriftelijk in kennis is gesteld. Het aflopen of de beëindiging van deze Overeenkomst heeft geen invloed op de geldigheid of de looptijd van enige in het kader van de Overeenkomst getroffen regeling, noch op specifieke rechten en verplichtingen die uit hoofde van bijlage B zijn ontstaan.

5. Indien een van beide partijen of een lidstaat van de Gemeenschap te eniger tijd na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst een daad stelt die leidt tot een materiële schending van zijn verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst en met name de verplichtingen op grond van de artikelen 7, 8, 9 en 11, heeft de andere partij het recht verdere samenwerking in het kader van deze Overeenkomst te staken of deze Overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te schorten of te beëindigen.

6. Alle vraagstukken of geschillen in verband met de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst worden door de partijen in onderlinge overeenstemming geregeld.

7. Onverminderd de gehele of gedeeltelijke staking van verdere samenwerking in het kader van deze Overeenkomst of de beëindiging van deze Overeenkomst om enigerlei reden blijven de bepalingen van de artikelen 7, 8, 9, 11, 15 en 16 van deze Overeenkomst van toepassing.

8. Deze Overeenkomst is opgemaakt in 2 exemplaren in 21 talen (de Deense, Duitse, Engelse, Finse, Franse, Griekse, Italiaanse, Nederlandse, Portugese, Spaanse, Zweedse, Tsjechische, Estse, Hongaarse, Litouwse, Letse, Maltese, Poolse, Slowaakse, Sloveense en Chinese taal). De Engelse en Chinese taal zullen beide authentiek zijn.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te ………….., in twee exemplaren in de Engelse en Chinese taal.

Voor de Europese Gemeenschap

voor Atoomenergie
Voor de Regering van de

Volksrepubliek China


BIJLAGE A

1. Goederen waarvan heroverdracht plaatsvindt, worden in het ontvangende derde land uitsluitend voor vreedzame en niet-explosieve doeleinden gebruikt.

2. Wanneer het ontvangende derde land een niet-kernwapenstaat is, wordt alle nucleaire materiaal in dat land nu en in de toekomst onderworpen aan de toepassing van veiligheidscontrole door de Organisatie.

3. Wanneer heroverdracht van nucleair materiaal plaatsvindt, wordt op het nucleaire materiaal in het ontvangende derde land veiligheidscontrole van de Organisatie toegepast.

4. Wanneer heroverdracht van nucleair materiaal plaatsvindt, worden in het ontvangende derde land adequate maatregelen getroffen voor de fysieke beveiliging van het nucleaire materiaal, welke maatregelen ten minste voldoen aan de in artikel 9 van deze Overeenkomst beschreven niveaus.

5. Goederen waarvan heroverdracht heeft plaatsgevonden, worden door het ontvangende derde land niet aan een ander land overgedragen, tenzij het laatstgenoemde land waarborgen biedt die gelijkwaardig zijn aan de in deze bijlage A genoemde.

BIJLAGE B-1

Richtsnoeren inzake de toekenning van intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit gemeenschappelijke onderzoekswerkzaamheden uit hoofde van de Overeenkomst

I. EIGENDOM, TOEKENNING EN UITOEFENING VAN RECHTEN

1. Deze bijlage is van toepassing op gemeenschappelijke onderzoekswerkzaamheden die in het kader van deze Overeenkomst worden verricht, tenzij door de partijen anderszins wordt overeengekomen. De deelnemers ontwikkelen gezamenlijk programma's voor technologie­beheer (PTB’s) met betrekking tot houderschap en gebruik, inclusief publicatie, van informatie en intellectuele eigendom welke uit het gemeenschappelijk onderzoek voort­vloeien, hierna resultaten van intellectuele activiteiten (RIA) genoemd. Deze TMP's worden door de partijen goedgekeurd voordat de specifieke O&O-samenwerkingsovereenkomsten waarop zij betrekking hebben, gesloten worden. De PTB's worden opgezet met inachtneming van de doelstellingen van het gemeenschappelijk onderzoek, de respectieve bijdragen van de deelnemers, de eigenaardigheden van het verlenen van licenties per grondgebied of voor een bepaald toepassingsgebied, de voorwaarden van toepasselijke wetten en andere factoren die door de deelnemers van belang worden geacht. De rechten en verplichtingen in verband met de onderzoekswerkzaamheden van gastonderzoekers in het kader van deze Overeenkomst met betrekking tot RIA worden eveneens in de gemeenschappelijke TMB’s opgenomen.

2. RIA welke uit gemeenschappelijk onderzoek voortvloeien en niet in het PTB zijn geregeld, worden met instemming van de partijen, overeenkomstig de beginselen van het PTB, toegewezen. In geval van betwisting komen de RIA toe aan alle deelnemers aan het gemeenschappelijk onderzoek dat de RIA heeft voortgebracht. Elke deelnemer op wie deze bepaling van toepassing is, heeft dan het recht die RIA zonder geografische beperking voor eigen commerciële doeleinden te gebruiken.

3. Elke partij zorgt ervoor dat de andere partij en haar deelnemers over de rechten op de RIA kunnen beschikken die hun overeenkomstig deze beginselen zijn toegekend.

4. Met inachtneming van de concurrentievoorwaarden op de onder de Overeenkomst vallende gebieden, streeft elke partij ernaar dat de krachtens deze Overeenkomst en de daaruit voortvloeiende regelingen verkregen rechten zodanig worden uitgeoefend, dat met name:

i) de verspreiding en het gebruik van gegevens die in het kader van de Overeenkomst ontstaan zijn, rechtmatig bekend zijn gemaakt of anderszins rechtmatig beschikbaar zijn gesteld, worden aangemoedigd;

ii) de vaststelling en de uitvoering van internationale technische normen worden bevorderd.

II. WERKEN DIE ONDER HET AUTEURSRECHT VALLEN

1. Auteursrechten die aan de partijen of hun deelnemers toebehoren, worden geregeld overeenkomstig de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs 1971).

2. Onverminderd deel III van deze bijlage en tenzij in het PTB anders is overeengekomen, worden onderzoeksresultaten gezamenlijk door de partijen of deelnemers aan dat gemeenschappelijk onderzoek gepubliceerd. Met inachtneming van deze algemene regel gelden de volgende procedures:

a) Indien door een partij of andere deelnemers van die partij wetenschappelijke en technische tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken, video-opnamen of computerprogrammatuur worden gepubliceerd, die het resultaat zijn van gemeenschappelijk onderzoek in het kader van deze Overeenkomst, ontstaat voor de andere partij of andere deelnemers ervan het wereldwijd geldende alomvattende, onherroepelijke recht met vrijstelling van royalty’s om die werken te vertalen, te reproduceren, te bewerken, te verspreiden en openbaar te maken.

b) De partijen streven naar verspreiding op een zo ruim mogelijke schaal van wetenschappelijke geschriften die het resultaat zijn van gemeenschappelijk onderzoek uit hoofde van deze overeenkomst en die door onafhankelijke uitgevers zijn gepubliceerd.

c) Op alle openbaar te verspreiden exemplaren van een werk waarop auteursrechten rusten en dat volgens de bepalingen van deze Overeenkomst tot stand is gekomen, wordt de naam of het pseudoniem van de auteur(s) van het werk vermeld, tenzij naamsvermelding door een of meer auteurs uitdrukkelijk wordt geweigerd. Ook moet op een duidelijk zichtbare plaats worden verwezen naar de medewerking en de steun van de partijen en/of hun vertegenwoordigers en/of organisaties.

III. NIET OPENBAAR TE MAKEN INFORMATIE

5.

1. Schriftelijke niet openbaar te maken informatie


a) Elke partij - of haar deelnemers, naar gelang van het geval - stelt in een zo vroeg mogelijk stadium en bij voorkeur in het PTB vast welke informatie zij geheim wenst te houden met betrekking tot deze Overeenkomst. Daarbij moeten onder meer de volgende criteria worden gehanteerd:

- het geheime karakter van de informatie, d.w.z. dat de gegevens - als geheel of in de gegeven samenstelling van de onderdelen - niet algemeen bekend zijn bij deskundigen en voor hen ook niet gemakkelijk toegankelijk zijn met wettige middelen;

- de feitelijke of mogelijke handelswaarde van de informatie ingevolge het geheime karakter ervan;

- de voorafgaande bescherming van de informatie, in die zin dat door de wettelijk bevoegde persoon onder de gegeven omstandigheden redelijke maatregelen zijn genomen om de geheimhouding van de gegevens te garanderen.

De partijen en hun deelnemers kunnen in bepaalde gevallen overeenkomen dat, tenzij anders aangegeven, bij het gemeenschappelijk onderzoek in het kader van de Overeenkomst verstrekte, uitgewisselde of tot stand gekomen informatie geheel of gedeeltelijk geheim moet blijven.

b) Elke partij ziet erop toe dat volgens deze Overeenkomst als geheim en dus als vertrouwelijk beschouwde informatie op eenvoudige wijze door de andere partij als zodanig kan worden herkend, bijvoorbeeld door een kenteken of een opschrift. Dit geldt ook voor de gehele of gedeeltelijke reproductie van de desbetreffende gegevens.

Een partij die uit hoofde van deze Overeenkomst niet openbaar te maken informatie ontvangt, respecteert het vertrouwelijke karakter van deze gegevens. Deze beperkingen worden automatisch opgeheven, wanneer de gegevens door de eigenaar ongelimiteerd worden bekendgemaakt aan deskundigen op het betreffende gebied.

c) In het kader van deze Overeenkomst door één van de partijen verstrekte geheime informatie mag door de ontvangende partij worden verspreid onder personen die behoren tot of in dienst zijn van de ontvangende partij en andere betrokken departementen of instellingen van de ontvangende partij welke voor de specifieke doeleinden van het lopende gemeenschappelijk onderzoek gemachtigd zijn, mits de geheime gegevens krachtens een schriftelijk akkoord inzake de vertrouwelijkheid worden verspreid en gemakkelijk - zoals boven vermeld - als zodanig kunnen worden herkend.

d) Met voorafgaande schriftelijke toestemming van de partij die de geheime gegevens in het kader van deze Overeenkomst verstrekt, mag de ontvangende partij deze gegevens op een ruimere schaal verspreiden dan anders volgens punt c) is toegestaan. De partijen werken samen procedures uit voor het aanvragen en verkrijgen van voorafgaande schriftelijke toestemming voor de verspreiding op ruimere schaal; elke partij verleent deze goedkeuring voor zover dit in het kader van haar binnenlands beleid en haar nationale voorschriften en wetten mogelijk is.

6.

2. Niet-schriftelijke geheime informatie


Niet op schrift gestelde geheime gegevens of andere vertrouwelijke informatie die worden verstrekt tijdens seminars en andere bijeenkomsten welke in het kader van deze Overeenkomst plaatsvinden, of gegevens verkregen door de indienstneming van personeel, het gebruik van voorzieningen of gemeenschappelijke projecten, worden door de partijen of hun deelnemers behandeld conform de in deze bijlage voor schriftelijke informatie vastgestelde beginselen, mits de ontvanger van dergelijke geheime of anderszins vertrouwelijke gegevens geattendeerd is op het vertrouwelijke karakter van de informatie op het moment dat deze wordt verstrekt.

7.

3. Beheer


Elke partij streeft ernaar dat geheime informatie die zij uit hoofde van deze Overeenkomst ontvangt, wordt beheerd zoals in de Overeenkomst is bepaald. Indien een van de partijen er zich rekenschap van geeft dat zij niet in staat is, of redelijkerwijze verwacht niet in staat te zullen zijn, om de in de punten 1 en 2 vervatte bepalingen inzake niet-verspreiding na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis. De partijen plegen vervolgens overleg om een passende gedragslijn te bepalen.

BIJLAGE B-2

Globale kenmerken van een programma voor technologiebeheer (PTB)

Het PTB is een tussen de deelnemers te sluiten bijzondere overeenkomst over de uitvoering van gemeenschappelijk onderzoek en de respectieve rechten en verplichtingen van de deelnemers. Wat de RIA betreft, heeft het PTB normaliter onder meer betrekking op: houderschap, bescherming, gebruikersrechten voor O&O-doeleinden, exploitatie en verspreiding, met inbegrip van regelingen voor gemeenschappelijke publicatie, de rechten en verplichtingen van gastonderzoekers en arbitrageprocedures. Het PTB kan ook betrekking hebben op voorgrond- en achtergrondinformatie, vergunningen en te leveren prestaties.

1Besluit 2002/668/Euratom van de Raad van 3 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingactiviteiten inzake kernenergie, dat tevens bijdraagt tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte (2002-2006).

NL NL