Toelichting bij SEC(2007)723 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2006-2010

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ALGEMENE ACHTERGROND

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Bij de hervorming van het pact in 2005 werd het nut ervan bij het verankeren van begrotingsdiscipline erkend, maar werd tevens versterking van de doeltreffendheid en de economische onderbouwing, alsook waarborging van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn beoogd.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten bij de Raad en de Commissie stabiliteits- of convergentieprogramma's moeten indienen, alsook jaarlijkse actualiseringen daarvan (lidstaten die de gemeenschappelijke munt al hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's in en lidstaten die deze nog niet hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) convergentieprogramma's in). Het eerste stabiliteitsprogramma van Oostenrijk is in november 1998 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 18 januari 1999 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door hogervermeld Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

1.

Achtergrond


2.

VOOR DE BEOORDELING VAN HET GEACTUALISEERDE PROGRAMMA


De Commissie heeft het op 29 maart 2007 ingediende meest recente geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk onderzocht en een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen (zie het kader voor de belangrijkste beoordelingspunten).

Om de achtergrond te schetsen waartegen de begrotingsstrategie in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma wordt beoordeeld, bevatten de volgende punten een overzicht van:

1. de economische en budgettaire resultaten over de afgelopen tien jaar;

2. de meest recente beoordeling van de positie van het land overeenkomstig het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact (samenvatting van het advies van de Raad over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma);

3. de beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van september 2006.

3.

2.1. Recente economische en budgettaire resultaten


In de afgelopen tien jaar werd de economische ontwikkeling in Oostenrijk gekenmerkt door een gestage groei die iets hoger lag dan het gemiddelde in het eurogebied en door het uitblijven van grote verstoringen. De hoofdzakelijk exportgeleide reële BBP-groei is in de periode 2001-2003 sterk vertraagd onder invloed van de verzwakking van de economie op mondiaal niveau, en met name in het eurogebied. Dankzij zijn geografische ligging kon Oostenrijk sterk profiteren van de steeds nauwere banden met Midden- en Oost-Europa, en met name van de toetreding van zijn buurlanden tot de EU. De Oostenrijkse werkloosheidsgraad en inflatie behoren tot de laagste in het eurogebied. Wegens zijn van oudsher consensusgericht en sterk gecentraliseerd loonvormingsbeleid is Oostenrijk erin geslaagd zijn loonkosten per eenheid product sneller te verlagen dan gemiddeld bij de leden van het eurogebied het geval was, hetgeen de concurrentiepositie van het land aanzienlijk ten goede is gekomen.

Wat de openbare financiën betreft, heeft Oostenrijk de voorbije tien jaar een aantal ernstige consolidatie-inspanningen geleverd, waardoor het hoge begrotingstekort van de overheid vanaf het midden van de jaren negentig werd teruggedrongen en in 2001 een begrotingsevenwicht werd bewerkstelligd. In latere jaren is echter opnieuw een gering tekort ontstaan. Teneinde het overheidstekort te reduceren, zijn ingrijpende hervormingen van de overheidsdiensten, de pensioenen en de gezondheidszorg doorgevoerd, maar de situatie op deze terreinen is nog steeds voor verbetering vatbaar.

4.

2.2. Beoordeling in het advies van de Raad over het vorige programma


Op 14 februari 2006 heeft de Raad advies uitgebracht over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma voor de periode 2005-2008. De Raad heeft 'de ambitieuze structurele aanpassing die voor de programmaperiode is voorgenomen' toegejuicht, maar Oostenrijk gevraagd 'ervoor te zorgen dat de middellangetermijndoelstelling van het programma aan het einde van de in de actualisering genoemde periode wordt bereikt door nadere maatregelen vast te stellen en ten uitvoer te leggen die de voor de twee laatste programmajaren geplande begrotingsconsolidatie ondersteunen.'

5.

2.3. Beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van september 2006


Het uitvoeringsverslag van het nationale hervormingsprogramma van Oostenrijk in het kader van de vernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid is op 25 september 2006 ingediend. In het nationale hervormingsprogramma van Oostenrijk worden zeven strategische prioriteitsgebieden aangestipt: houdbaarheid van de openbare financiën, O&O en innovatie, infrastructuur, internationaal concurrentievermogen, milieu, arbeidsmarkt en onderwijs en opleiding.

Uit de beoordeling door de Commissie van dit programma (goedgekeurd als onderdeel van het jaarlijkse voortgangsverslag van december 2006 i ) blijkt dat Oostenrijk goede vorderingen maakt bij de tenuitvoerlegging van zijn nationale hervormingsprogramma, met name op micro-economisch gebied. Gezien de onderkende sterke en zwakke punten is Oostenrijk aanbevolen actie te ondernemen op de volgende terreinen: werkgelegenheid, en met name levenslang leren, belastingvoordeelstelsels en opleiding en kwalificaties van jongeren. Daarnaast werd het onder meer ook belangrijk geacht dat Oostenrijk, zoals gepland, in 2008 een begrotingsevenwicht bereikt.

Kader: Belangrijkste beoordelingspunten Overeenkomstig artikel 5, lid 1, (voor stabiliteitsprogramma´s) en artikel 9, lid 1, (voor convergentieprogramma´s) van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad wordt beoordeeld: of de economische hypothesen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn; de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van de lidstaat en of het aanpassingstraject richting de MTD passend is; of de met het oog op de naleving van dit aanpassingstraject genomen of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de MTD gedurende de cyclus te halen; bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting de MTD: of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd en in economisch slechte tijden juist een minder zware inspanning toelaatbaar is, en – voor de lidstaten van het eurogebied en het WKM II – of de lidstaat een jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met 0,5% van het BBP als benchmark nastreeft om zijn MTD te bereiken; bij de bepaling van het aanpassingstraject richting de MTD (voor de lidstaten die deze doelstelling nog niet hebben bereikt) en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de MTD (voor landen die de doelstelling wel hebben bereikt): de uitvoering van grote structurele hervormingen die op lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben (mede doordat zij de potentiële groei verhogen) en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn hebben (met dien verstande dat een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de referentiewaarde van 3% van het BBP gewaarborgd moet zijn en dat een terugkeer naar de MTD binnen de programmaperiode wordt verwacht), waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat; of het economisch beleid van de betrokken lidstaat strookt met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de macro-economische hypothesen wordt gekeken naar de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie en wordt ook gebruikgemaakt van de algemeen aanvaarde methode voor de raming van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi. De consistentie met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wordt getoetst aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de overheidsfinanciën, zoals opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. Voorts worden beoordeeld: de ontwikkeling van de schuldquote en de vooruitzichten voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, waaraan volgens het verslag van de Raad van 20 maart 2005 over de verbetering van de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact 'bij het toezicht op de begrotingssituatie voldoende aandacht' zou moeten worden geschonken. In een mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 wordt de aanpak voor de toetsing van de houdbaarheid op lange termijn uiteengezet i; de mate van integratie met het nationale hervormingsprogramma van de lidstaten in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. In zijn begeleidende nota van 7 juni 2005 aan de Europese Raad over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2005-2008 heeft de Raad (Ecofin) verklaard dat de nationale hervormingsprogramma´s moeten stroken met de stabiliteits- en convergentieprogramma´s; de inachtneming van de gedragscode i, die voor de stabiliteits- en convergentieprogramma´s onder meer een gemeenschappelijke structuur en een reeks gegevenstabellen voorschrijft.

- Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2006-2010

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

4. Op [9 juli 2007] heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2006-2010 behandeld. Na de algemene verkiezingen in oktober 2006 is in januari 2007 een nieuwe regering gevormd, die op 29 maart 2007 de begroting voor de beide jaren 2007 en 2008 bij het Parlement heeft ingediend. Op dezelfde dag is ook het geactualiseerde stabiliteitsprogramma ingediend, met andere woorden tweeënhalf maanden na de in de gedragscode voor Oostenrijk vastgestelde termijn van 15 december.

5. In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal vertragen van een conjuncturele piek van 3,1% in 2006 tot gemiddeld 2½% gedurende de rest van de programmaperiode. Afgaande op de momenteel beschikbare informatie lijkt dit scenario tot 2008 op enigszins voorzichtige groeihypothesen gebaseerd, daar de groei volgens recente gegevens iets krachtiger kan uitvallen. Wat de laatste jaren van de programmaperiode betreft, lijken de prognoses aannemelijk, ook al liggen de groeipercentages iets hoger dan het door de diensten van de Commissie berekende gemiddelde potentiële groeicijfer. De in het programma gehanteerde inflatieprognoses lijken realistisch.

6. In 2006 beliep het overheidstekort 1,1% van het BBP, terwijl in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma van een doelstelling van 1,7% van het BBP is uitgegaan. Dat de doelstelling is overtroffen, is het gevolg van een beter dan verwachte conjunctuurontwikkeling. Hoewel de ontvangstenquote iets is gedaald in vergelijking met een jaar eerder, bleek zij toch ruim een procentpunt hoger te liggen dan het streefcijfer. De sterker dan verwachte BBP-groei heeft ertoe bijgedragen dat de uitgavenquote is teruggelopen ten opzichte van het voorafgaande jaar. Zij lag evenwel meer dan ½ procentpunt hoger dan het streefcijfer, hetgeen erop wijst dat de begroting niet zo strikt is uitgevoerd als gepland.

7. De begrotingsstrategie is er hoofdzakelijk op gericht over de hele conjunctuurcyclus bezien een begrotingsevenwicht te bewerkstelligen, door de vruchten te plukken van de administratieve hervorming en tegelijkertijd voor diverse bestedingscategorieën de uitgaven te verhogen. Dit laatste komt tot uiting in het feit dat de begrotingsconsolidatie in vergelijking met de vorige actualisering tot de laatste jaren van de programmaperiode wordt uitgesteld. In de actualisering wordt voorspeld dat de begrotingssituatie van de overheid zal omslaan van een tekort van 1,1% van het BBP in 2006 in een overschot van 0,4% in 2010. De consolidatie, waarvan het zwaartepunt in de laatste twee jaar van de programmaperiode ligt, zal volgens de plannen overwegend aan de uitgavenzijde plaatsvinden, waarbij vooral de sociale uitgaven zullen worden beteugeld en een aantal specifieke uitgaven geleidelijk zullen worden afgebouwd. In de nieuwe actualisering wordt de voorgenomen aanpassing verder naar de toekomst verschoven dan in het vorige programma, tegen de achtergrond van een algemeen genomen gunstiger macro-economisch scenario.

8. Het uitstel van de begrotingsaanpassing komt ook tot uiting in het overeenkomstig de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen), dat slechts zeer geleidelijk verbetert: het tekort van circa 1% van het BBP in 2006 slaat pas aan het einde van de programmaperiode om in een miniem overschot. Volgens het programma wordt het profiel van de aanpassing ongunstig beïnvloed door de aankoop van militair materieel tussen 2007 en 2009, die, anders dan in de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie, in de actualisering als een tekortverhogende eenmalige maatregel wordt aangemerkt. Evenals in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma wordt in het voorliggende programma als middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie een structureel begrotingsevenwicht nagestreefd. Volgens het programma zou de MTD echter pas in 2009 bijna worden bereikt en in 2010 iets worden overtroffen, in plaats van reeds in 2008 zoals in de vorige actualisering was aangegeven. Aangezien de MTD ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1½% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De MTD ligt binnen de marge die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot het eurogebied en het WKM II behoren, en houdt afdoende rekening met de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn.

9. De aan de begrotingsprognoses in het programma verbonden risico's lijken elkaar voor 2007 en 2008 min of meer in evenwicht te houden, maar in 2009 en 2010 kunnen de begrotingsresultaten slechter uitvallen dan verwacht, ondanks het feit dat aannemelijke macro-economische hypothesen worden gehanteerd. Er wordt immers van uitgegaan dat de uitgavenquote in de laatste twee programmajaren scherp zal dalen. De geleidelijke afbouw van een aantal specifieke uitgaven, met name voor militair materieel, en de uitgavenbezuinigingen op werkloosheidsuitkeringen en pensioenen als gevolg van de pensioenhervorming van 2004 zouden de daling van de uitgavenquote in de laatste programmajaren in de hand moeten werken. Daar staat tegenover dat tijdens de programmaperiode meer zou worden uitgegeven voor onderwijs, O&O en infrastructuur, terwijl de verwachte efficiëntieverbetering in de overheidsdiensten met onzekerheid omgeven blijft. Tenslotte wordt in het programma gezinspeeld op mogelijke verdere belastingverlagingen, die met behulp van de geplande uitgavenbezuinigingen zouden worden gefinancierd.

10. In het licht van deze risicobeoordeling is het niet uitgesloten dat de begrotingsstrategie van het programma niet volstaat om de MTD in 2010 te verwezenlijken, zoals in het programma wordt aangenomen. Volgens de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie zou het structurele tekort in 2007 en 2008 een toename te zien geven. Toch wordt gedurende de gehele programmaperiode een veiligheidsmarge gehandhaafd die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Het uit het programma blijkende tempo van de aanpassing richting de MTD is ontoereikend en moet vooral in 2007 en 2008 worden opgevoerd om in overeenstemming te zijn met het stabiliteits- en groeipact, dat voorschrijft dat de lidstaten die tot het eurogebied en WKM II behoren, een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo moeten nastreven met 0,5% van het BBP als benchmark, en dat in goede economische tijden een grotere aanpassing moet worden bewerkstelligd, terwijl in slechte economische tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is. Zo is met name tussen 2007 en 2009, wanneer Oostenrijk naar verwachting goede tijden zal doormaken, slechts een beperkte verbetering van het structurele saldo gepland. Deze conclusie blijft ook waar als de aankoop van militair materieel als een tekortverhogende eenmalige maatregel wordt aangemerkt, zoals in het programma het geval is.

11. Volgens de ramingen is de bruto overheidsschuld in 2006 gedaald tot 62,2% van het BBP, waarmee zij echter nog steeds boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP blijft. Volgens het programma zou de schuldquote in 2008 onder de referentiewaarde dalen en vervolgens verder teruglopen tot 56,8% van het BBP in het laatste jaar van de programmaperiode. In het licht van de risicobeoordeling lijkt de schuldquote in de beginjaren van de programmaperiode in een voldoende tempo af te nemen in de richting van de referentiewaarde, die zij volgens de plannen in 2007 zou benaderen.

12. In Oostenrijk gaat van de vergrijzing een veel kleiner langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is. Dit komt met name doordat wordt aangenomen dat de pensioenuitgaven als percentage van het BBP op lange termijn zullen teruglopen als gevolg van de forse uitgavenbeperking die van de pensioenhervorming van 2004 wordt verwacht. De budgettaire uitgangssituatie, die door een structureel primair overschot word gekenmerkt, draagt bij tot het afzwakken van de langetermijngevolgen van de vergrijzing voor de begroting. De risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën zouden mede worden beperkt door de in het programma aangekondigde primaire overschotten op middellange termijn en de stijging van de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers. Alles samen lijkt Oostenrijk weinig risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft.

13. Het stabiliteitsprogramma bevat geen kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het voortgangsrapport van september 2006 van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn. Daarnaast verschaft het niet systematisch informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten of besparingen van de voornaamste hervormingen waarin het nationale hervormingsprogramma voorziet, en in de begrotingsprognoses wordt niet uitdrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma geschetste maatregelen voor de openbare financiën. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën lijken aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. Zo wordt er met name in beide programma's van uitgegaan dat de administratieve hervorming besparingen zal opleveren en dat de uitgaven voor O&O zullen worden opgetrokken.

14. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is gedeeltelijk in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen.

15. Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens i.

De algemene conclusie luidt dat er in het programma in een context van gunstige groeivooruitzichten van uit wordt gegaan dat langzaam vooruitgang zal worden geboekt richting de MTD door middel van een vrij laat in de programmaperiode plaatsvindende aanpassing, die gebaseerd is op een niet volledig gespecificeerde uitgavenbeheersing. De verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen na 2008 is aan risico's onderhevig en het is heel goed mogelijk dat de MTD aan het einde van de programmaperiode niet wordt gehaald. De overheidsschuld zou in 2007 de referentiewaarde van 60% van het BBP benaderen en in de daaropvolgende jaren verder afnemen.

Gezien bovenstaande evaluatie wordt Oostenrijk verzocht van de goede economische omstandigheden en het lager dan verwachte tekort in 2006 te profiteren om de aanpassing richting de MTD te vervroegen en te intensiveren, met name door de uitgaven strikt te beheersen en door eventuele onverwachte belastingontvangsten voor consolidatie aan te wenden.

6.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses




Reëel BBP (Verandering in %) SP maart 2, 3, 2, 2, 2, 2,

COM mei 2, 3, 2, 2, n.b. n.b.

SP nov 1, 1, 2, 2, n.b. n.b.

HICP-inflatie (%) SP maart 2, 1, 1, 1, 1, 1,

COM mei 2, 1, 1, 1, n.b. n.b.

SP nov 2, 2, 1, 1, n.b. n.b.

Output gap (% van het potentiële BBP) SP maart -1, -0, 0, -0, 0, 0,

COM mei -1, -0, 0, 0, n.b. n.b.

SP nov -0, -1, -0, -0, n.b. n.b.

Overheidssaldo (% van het BBP) SP maart -1, -1, -0, -0, -0, 0,

COM mei -1, -1, -0, -0, n.b. n.b.

SP nov -1, -1, -0, 0, n.b. n.b.

Primair saldo6 (% van het BBP) SP maart 1, 1, 2, 2, 2, 3,

COM mei 1, 1, 1, 1, n.b. n.b.

SP nov 1, 1, 2, 2, n.b. n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) SP maart -1, -1, -0, -0, -0, 0,

COM mei -1, -1, -1, -1, n.b. n.b.

SP nov -1, -1, -0, 0, n.b. n.b.

Structureel saldo2 (% van het BBP) SP maart -1, -1, -0, -0, -0, 0,

COM mei -1, -1, -1, -1, n.b. n.b.

SP nov -1, -1, -0, 0, n.b. n.b.

Bruto overheidsschuld (% van het BBP) SP maart 63, 62, 61, 59, 58, 56,

COM mei 63, 62, 60, 59, n.b. n.b.

SP nov 63, 63, 61, 59, n.b. n.b.

Noten:

1 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van in het programma voorkomende informatie, uitgaande van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 2,3%, 2,3%, 2,4%, 2,4% en 2,3% in de periode 2006-2010.

2 Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in voorgaande rijen), ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

3 Tekortverhogende eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit het programma (aankoop van legervliegtuigen ter grootte van 0,2% van het BBP in 2007, 0,4% in 2008 en 0,1% in 2009).

4 Anders dan in het programma (zie noot 3), wordt in de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie de aankoop van legervliegtuigen niet als een eenmalige maatregel beschouwd omdat deze aankoop over verschillende jaren is gespreid en geen al te groot opwaarts effect heeft op de totale overheidsuitgaven.

5 Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 2,3%, 2,0%, 2,2% en 2,2% in de periode 2005-2008.

6 De gegevens over het primaire saldo in het programma en in de prognoses van de diensten van de Commissie zijn niet rechtstreeks met elkaar vergelijkbaar omdat IGDFI verschillend worden behandeld. De gegevens in het programma volgen de definities van de gedragscode. Om met de gegevens in het programma te kunnen worden vergeleken, moeten de gegevens van de Commissie over het primaire saldo met ongeveer 0,1 à 0,2% van het BBP opwaarts worden bijgesteld.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); economische voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.

ec.europa.eu/economiy_finance/about/activities

europa.eu.int/comm/economy_finance/about