Toelichting bij SEC(2007)620 - Intrekking van Beschikking 2004/917/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond

Artikel 104 van het Verdrag bepaalt dat de lidstaten buitensporige tekorten moeten vermijden en voorziet in een procedure voor de vaststelling en correctie van dergelijke tekorten. Deze buitensporigtekortprocedure (BTP) wordt nader gepreciseerd in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten i, die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact. Ingevolge artikel 104, lid 2, van het Verdrag moet de Commissie op basis van de volgende twee criteria nagaan of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline: a) of het voorziene of feitelijke overheidstekort de referentiewaarde van 3% van het bbp overschrijdt (tenzij de verhouding tussen het tekort en het bbp in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert, of de overschrijding van de referentiewaarde slechts van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de referentiewaarde blijft); b) of de overheidsschuld de referentiewaarde van 60% van het bbp overschrijdt (tenzij de schuldquote in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert).

Overeenkomstig het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten worden de voor de toepassing van de BTP benodigde gegevens door de Commissie verstrekt. In het kader van de toepassing van dit protocol moeten de lidstaten de Commissie ingevolge artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad tweemaal per jaar, vóór 1 april en vóór 1 oktober, in kennis stellen van gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen i,[3].

Omdat het overheidstekort in Griekenland in 2003 3,2% van het bbp en de overheidsschuld 103% van het bbp bedroeg, heeft de Commissie op 19 mei 2004 de BTP ten aanzien van dat land ingeleid met de goedkeuring van een verslag als bedoeld in artikel 104, lid 3, van het Verdrag i. Op 5 juli 2004 besloot de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, op aanbeveling van de Commissie dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond i. Tegelijkertijd richtte de Raad, eveneens op aanbeveling van de Commissie, krachtens artikel 104, lid 7, aanbevelingen i tot Griekenland om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2005 te verhelpen. Op 18 januari 2005 stelde de Raad op aanbeveling van de Commissie en overeenkomstig artikel 104, lid 8, vast dat binnen de voorgeschreven periode geen effectief gevolg aan de ingevolge artikel 104, lid 7, aan Griekenland gerichte aanbevelingen was gegeven i. Op 17 februari 2005 besloot i de Raad, overeenkomstig artikel 104, lid 9, op aanbeveling van de Commissie Griekenland aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig achtte om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen, en verlengde hij de termijn voor de correctie met één jaar, tot 2006.

In zijn beschikking uit hoofde van artikel 104, lid 9, besloot de Raad: 'Griekenland maakt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in 2006 een eind aan de thans bestaande buitensporigtekortsituatie, en wel door: i) strikt de hand te houden aan de door het parlement goedgekeurde begroting 2005, en ii) in 2006 structurele aanpassingsmaatregelen ten uitvoer te leggen die leiden tot een correctie van het tekort met ten minste 0,6 procentpunt van het bbp. Voorts verlangde de Raad dat Griekenland verdere actie zou ondernemen om 'de factoren die naast het vorderingentekort bijdragen tot de verandering in het schuldniveau te achterhalen en in de hand te houden, zodat de brutoschuldquote van de overheid in aansluiting op de correctie van het buitensporige tekort snel genoeg kan afnemen en de referentiewaarde in een bevredigend tempo kan benaderen." Griekenland moest van de Raad uiterlijk op 21 maart 2005 een verslag indienen over de besluiten die het met het oog op de aanbevelingen had genomen en moest daarna nog regelmatig over zijn vorderingen verslag uitbrengen.

Bovendien riep de Raad Griekenland op "de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de begroting duurzaam wordt geconsolideerd en daarmee op middellange termijn een situatie tot stand wordt gebracht waarin de overheidsfinanciën vrijwel in evenwicht zijn of een overschot vertonen; daartoe wordt na de correctie van het buitensporige tekort het conjunctuurgezuiverde tekort jaarlijks met ten minste 0,5% van het bbp teruggedrongen."

Tabel 1: Aanpassing die op 17 februari 2005 door de Raad is onderschreven

[zie origineel document voor tabel]

% van bbp, tenzij anders aangegeven

Overheidssaldo mutatie in conjunctuurgezuiverd saldo mutatie in structureel saldo Bruto-overheidsschuld p.m.: Reële bbp-groei (%) -5,5 ca. 112 3, -3,6 +1,7 ca. 112 3, tekort <3 ten minste +0,6 ca. 110 3,

Opmerking : Structureel saldo = conjunctuurgezuiverd saldo zonder eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

Bronnen : Kennisgeving van de Raad aan Griekenland uit hoofde van artikel 104, lid 9, daarbij citerend uit de najaarsprognose 2004 van de diensten van de Commissie.

Op 6 april 2005 keurde de Commissie op basis van het geactualiseerde Griekse stabiliteitsprogramma van maart 2005 en de openbare verbintenis van de Griekse autoriteiten van 29 maart om in de ontwerpbegroting voor 2006 het tekort onder 3% van het bbp te brengen, die samen werden beschouwd als het in de beschikking van de Raad verlangde uitvoeringsverslag, een mededeling aan de Raad i goed, waarvan de conclusie luidde dat de tot dat tijdstip door Griekenland genomen besluiten in overeenstemming waren met de beschikking van de Raad en dat er op dat moment geen verdere stappen in het kader van de BTP nodig waren. Tijdens zijn vergadering van 12 april 2005 sloot de Raad zich bij deze beoordeling aan.

Artikel 104, lid 12, van het Verdrag bepaalt dat een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort, op aanbeveling van de Commissie, moet worden ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

1.

2. Recente tekortontwikkelingen


Volgens de gegevens die de Commissie (Eurostat) naar aanleiding van het door Griekenland in april 2007 ingevolge Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad ingediende verslag i en van de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie verstrekte, bedroeg het nominale overheidstekort in 2006 2,6% van het bbp i. Dit cijfer omvat tijdelijke ontvangsten ter hoogte van 0,6% van het bbp, namelijk betalingen en uitgestelde betalingen door banken in ruil voor de overname van pensioenverplichtingen door de sociale zekerheid. Dit resultaat is in overeenstemming met de beschikking van de Raad uit hoofde van artikel 104, lid 9, betreffende de vermindering van het nominale tekort tot onder de referentiewaarde van 3% in 2006 en met het in het geactualiseerde Griekse stabiliteitsprogramma van december 2005 gestelde doel.

De belangrijkste maatregelen in 2006 waren, aan de ontvangstenzijde, de bestrijding van belastingontwijking, een hervorming van de onroerendezaakbelasting en hogere accijnzen voor brandstoffen en tabak. Daarnaast zijn er in de tweede helft van het jaar nog een aantal andere maatregelen genomen om de ontvangsten te vergroten teneinde de uitvoering van de begroting voor 2006 te waarborgen, namelijk: een verhoging van het voorheffingstarief voor de inkomstenbelasting voor ondernemingen en banken, een verdere stijging van de brandstof- en tabaksaccijnzen en een hogere belasting op de facturen voor mobiele telefoonverbindingen. Aan de uitgavenzijde ging het bij de belangrijkste maatregelen om een indamming van de uitgaven aan salarissen en van de operationele uitgaven, een nieuw kader voor publiekrechtelijke ondernemingen en entiteiten (DEKO), dat ten doel heeft de overheidsuitgaven te rationaliseren en de toekenning van middelen efficiënter te maken, en nieuwe wetgeving betreffende publiek-private partnerschappen, waardoor het gemakkelijker wordt in kleine of grootschalige infrastructuurprojecten te investeren zonder de begroting onder druk te zetten. De aanvankelijk begrote tijdelijke ontvangsten ter hoogte van 0,4% van het bbp werden als tekort verminderend beschouwd. Deze ontvangsten bleken evenwel niet verenigbaar te zijn met het ESR 1995, zodat ze in de door Eurostat in april 2007 verstrekte gegevens over het tekort buiten beschouwing bleven. Daardoor zou het tekort met hetzelfde bedrag zijn toegenomen. De geringere tijdelijke ontvangsten werden evenwel volledig gecompenseerd door een opwaartse herziening van de swaps i,[13].

De ontvangsten en de uitgaven droegen in bijna gelijke mate bij aan de nominale aanpassing van het bbp met bijna 3 procentpunten ten opzichte van het tekort van 5½% over 2005. De totale ontvangsten namen met 1½ procentpunten van het bbp toe, waarbij de indirecte belastingen ½% van het bbp uitmaakten. De resterende 1 procentpunt betreft de toename van de sociale premies en de andere ontvangsten, waaronder kapitaaloverdrachten (EU-overdrachten). De totale uitgaven namen af met 1¼ procentpunten van het bbp, vooral door lagere primaire uitgaven (½% van het bbp) en lagere rentelasten (¼% van het bbp). De kapitaaluitgaven waren ook ongeveer ½ procentpunt van het bbp lager. Het structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo zonder eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) was 2¼ procentpunten van het bbp beter, wat in overeenstemming is met de beschikking van de Raad.

Over het geheel genomen was het tekort in 2006 3½ procentpunten van het bbp lager dan in 2003, het basisjaar voor de inleiding van de BTP, en 5¼ procentpunten van het bbp lager dan in 2004, toen het tekort met 7,9% van het bbp zijn dieptepunt bereikte. De desbetreffende verbeteringen in het primaire saldo bedroegen respectievelijk 2¾ en bijna 4½ procentpunten van het bbp. Ondanks de begrotingsaanpassing in deze periode was er sprake van een flinke reële groei van het bbp. Afgemeten aan de geschatte mutatie van het structurele saldo verbeterde het overheidssaldo dankzij een begrotingsinspanning van 4½ procentpunten van het bbp tussen 2004 en 2006. Wanneer het effect van de lagere rentelasten buiten beschouwing wordt gelaten, beloopt de begrotingsinspanning nog 3¾ procentpunten van het bbp. Deze cijfers liggen ruim boven de aanpassing die in de beschikking van de Raad uit hoofde van artikel 104, lid 9, was aanbevolen, wat ook wel moest gezien de opwaartse herziening van de tekortgegevens sinds de beschikking van de Raad werd goedgekeurd.

Tekortquotes worden na de publicatie van de eerste resultaten in de voorjaarskennisgeving gewoonlijk naar boven of naar beneden bijgesteld. Voor de lidstaten van de EU zijn herzieningen normaal, maar in de regel vrij klein en gemiddeld niet veel hoger of lager dan nul. Voor Griekenland waren de forse herzieningen in de rekeningen van de overheid sinds 2004 (zie kader), aangebracht naar aanleiding van de reserves van Eurostat inzake de gemelde gegevens, het resultaat van maatregelen ter verbetering van de verzameling en verwerking van statistieken over de overheidsfinanciën, zoals vereist in de aanbeveling van de Raad van 5 juli 2004 en de beschikking van 17 februari 2005. Dankzij deze maatregelen besloot Eurostat de door Griekenland in oktober 2006 en april 2007 gemelde cijfers over het overheidstekort en de overheidsschuld te valideren. Hoewel toekomstige herzieningen van het Griekse overheidstekort gezien het verschil tussen het thans gemelde tekort en de referentiewaarde voor het tekort niet kunnen worden uitgesloten, is het vrij onwaarschijnlijk dat een toekomstige herziening van de rekeningen van de overheid de tekortquote over 2006 boven 3% van het bbp zal brengen. Dit wordt nog minder waarschijnlijk wanneer de door Griekenland in oktober 2006 en april 2007 gemelde herziene bbp-reeksen later in het jaar door Eurostat worden gevalideerd.

2.

3. Tekortprognoses voor 2007 en latere jaren


In de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie wordt het overheidstekort voor 2007 op 2,4% van het bbp geraamd i, terwijl het reële bbp met 3¾% toenam. Dit omvat aanvullende, permanente bezuinigingsmaatregelen ten bedrage van ongeveer ¼% van het bbp, alsmede aanvullende eenmalige ontvangsten ter hoogte van hetzelfde bedrag, beide zoals aangekondigd door het ministerie van Financiën op de afsluitingsdatum voor de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie i. Volgens het geactualiseerde Griekse stabiliteitsprogramma van december 2006 luidde de doelstelling voor het tekort voor 2007 officieel ook 2,4% van het bbp. Hierbij was evenwel geen rekening gehouden met bovenbedoelde maatregelen. In totaal belopen de eenmalige ontvangsten in de voorjaarsprognose 2007 ongeveer ½% van het bbp, terwijl ze in het stabiliteitsprogramma ontbraken. Zonder deze eenmalige ontvangsten zou het tekort over 2007 volgens de voorjaarsprognose met 2,9% van het bbp nog steeds onder de referentiewaarde liggen. Bij onveranderd beleid zal het tekort in 2008 licht stijgen, tot 2¾% van het bbp, maar zonder verdere eenmalige ontvangsten. De tekortprognoses wijzen op een geloofwaardige, duurzame correctie van het buitensporige tekort.

Ondanks de in april aangekondigde aanvullende permanente en eenmalige maatregelen is de voorjaarsprognose voor het tekort voor 2007 gelijk aan, maar niet beter dan het in het stabiliteitsprogramma gestelde doel. Met name ziet het ernaar uit dat het effect van deze nieuwe maatregelen wordt tenietgedaan door (i) voorzichtiger groeihypotheses in de voorjaarsprognose en (ii) het feit dat de permanente maatregelen in het stabiliteitsprogramma volgens de Commissie ontoereikend zijn om de daling van de eenmalige ontvangsten van 0,6% van het bbp in 2006 tot (afgezien van de in april aangekondigde ontvangsten) ½% in 2007 volledig te compenseren.

De belangrijkste in de begroting 2007 voorziene maatregelen zijn, wat de ontvangsten betreft, een hervorming van de inkomstenbelasting voor personen en een verdere stijging van de brandstofaccijnzen in 2007, terwijl de autoriteiten hun strijd tegen belastingontwijking willen blijven intensiveren. Aan de uitgavenzijde zal de jaarlijkse toename van de primaire uitgaven volgens de prognose achterblijven bij die van het nominale bbp, wat, naast een verdere verlaging van de rentekosten, ertoe zal leiden dat de totale uitgaven als aandeel in het bbp zullen teruglopen. Dit zal worden vergemakkelijkt door een tragere groei van de totale overheidsuitgaven voor salarissen (ongeveer 25% van de totale primaire uitgaven), die volgens de begroting niet meer dan 6% zal bedragen, alsmede door een aanzienlijke vermindering van de intermediaire overheidsuitgaven (vooral administratieve kosten en aankopen).

Volgens de prognoses zal het tekort in 2007 nominaal gezien ¼ procentpunt van het bbp onder dat van 2006 liggen. Deze aanpassing zal naar verwachting bijna volledig te danken zijn aan de op de peildatum voor de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie aangekondigde permanente maatregelen. De totale ontvangsten zullen volgens de prognose minder dan ¼ procentpunt dalen; hogere indirecte belastingen zullen de geringere ontvangsten uit overnames van pensioenfondsen en in mindere mate uit de directe belastingen, als gevolg van de lagere inkomstenbelasting voor personen, slechts ten dele compenseren. De totale uitgaven zullen volgens de prognose met ½ procentpunt van het bbp afnemen, vooral door een daling van de rentelasten, de consumptie van de overheid en de bruto-investeringen in vaste activa. De structurele verbetering zal dan ongeveer ¼% van het bbp bedragen, zodat het structurele tekort in 2007 op ongeveer 3¾% uitkomt.

Volgens de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie ligt het aanpassingstempo in 2007 onder de in de beschikking van de Raad uit hoofde van artikel 104, lid 9, gespecificeerde minimale structurele verbetering met 0,5% van het bbp voor de periode na de correctie en is dit tempo niet in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact. In zijn advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van december 2006 i merkte de Raad op dat met het programma niet werd beoogd de middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie (voor Griekenland een structureel evenwichtige situatie) binnen de programmaperiode (eindigend in 2009) te behalen i. De Raad voegde hieraan toe dat in de jaren na de correctie van het buitensporige tekort het uit het programma blijkende tempo van de aanpassing richting de MTD met name na 2007 moet worden opgevoerd, zodat de hand wordt gehouden aan het stabiliteits- en groeipact.

3.

4. SCHULDONTWIKKELINGEN EN -PROGNOSES


In de periode 2003-2006 zijn de ontwikkelingen in het overheidssaldo en de algemene prestaties van de economie niet volledig tot uiting gekomen in de ontwikkeling van de brutoschuldquote. Terwijl de nominale bbp een stevige groei doormaakte (gemiddeld meer dan 7½% per jaar, meer dus dan het EU-gemiddelde over een aantal jaren), de rentelasten daalden en de primaire saldi verbeterden, daalde de schuldquote tussen 2003 en 2006 met slechts 3¾ procentpunten.

De groei van het nominale bbp was de voornaamste motor achter de schuldvermindering en deed het schuld vergrotende effect van de rentelasten meer dan teniet. Het gecombineerde effect van de groei van het nominale bbp en de rentelasten (sneeuwbaleffect) droeg bij aan de vermindering van de schuld met 8¾ procentpunten van het bbp. Het primaire saldo droeg tot 2005 met 3 procentpunten van het bbp bij aan de vergroting van de schuld, maar zorgde in 2006 voor het eerst sinds 2003 voor een overschot, dat met ongeveer 2 procentpunten bijdroeg aan de vermindering van de schuldquote.

Belangrijke schuld vergrotende stock-flow adjustments (SFA) van in totaal ongeveer 4¼ procentpunten tussen 2004 en 2006 belemmerden echter een snellere schuldvermindering ondanks privatiseringsopbrengsten ter hoogte van 1½% van het bbp. Maar de laatste jaren zijn de SFA veel kleiner dan een paar jaar eerder. Bovendien is er nu veel meer gedetailleerde informatie over ieder element van de SFA en zijn de statistische discrepanties kleiner, wat bijdraagt aan de kracht van de gemelde gegevens. In 2004 waren de schuld vergrotende SFA van 1% van het bbp hoofdzakelijk het gevolg van de accumulatie van de deposito's van de centrale overheid bij de banken; in 2005 had de schuldemissie voor zover deze het tekort te boven ging, vooral betrekking op de afwikkeling van achterstallige gezondheidszorguitgaven. In 2006 vloeiden de SFA van 2,3% van het bbp met name voort uit een verdere accumulatie van deposito's bij de banken (0,6% van het bbp), het feit dat een groot deel van de ontvangsten met betrekking tot bovengenoemde overheveling van pensioenverplichtingen naar de sociale zekerheid nog niet was geïnd (0,5% van het bbp) i, nog uitstaande betalingen uit de EU-begroting (0,6% van het bbp), betalingen met betrekking tot de aankoop van militaire uitrusting die bij levering het tekort zullen doen toenemen (0,4% van het bbp), de verkoop van aandelen (-1,4% van het bbp), statistische discrepanties (0,6% van het bbp) en een aantal kleinere variabelen i.

Het geactualiseerde stabiliteits- en groeipact van Griekenland van december 2006 mikt op een geleidelijke, significante versnelling van de verlaging van de schuldquote met 12¾ procentpunten tussen 2006 en 2009. Het gecombineerde effect van grotere primaire overschotten (met 7¼ procentpunten) en een schuld verlagend sneeuwbaleffect (voor een zelfde bedrag, dankzij de sterke groei van het nominale bbp) zou daarbij de belangrijkste drijvende kracht zijn. Het geactualiseerde programma voorziet ook een significante daling van de schuld verlagende SFA, die voor de periode 2007-2009 1¾ procentpunten van het bbp zal bedragen. In zijn advies over het programma merkte de Raad op dat, gezien de gunstige groeiprognoses en de risico's voor de tekortdoelstellingen, de schuldquote na 2007 wellicht een minder gunstige ontwikkeling te zien zal geven dan waarop in het programma wordt gerekend. Hij voegde hieraan toe dat de schuldquote desondanks in de programmaperiode voldoende lijkt af te nemen in de richting van de referentiewaarde.

Volgens de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie is het tempo van de schuldverlaging iets trager dan in het stabiliteitsprogramma en zal bij gelijkblijvend beleid in 2008 97½% bedragen. Gezien deze schuldontwikkeling lijkt de schuldquote voldoende af te nemen in de richting van de referentiewaarde.

4.

5. OVERWEGINGEN OVER DE STATISTISCHE KWALITEIT VAN DE GRIEKSE GEGEVENS


Volgens de aanbeveling van de Raad van 5 juli 2004 en zijn beschikking van 17 februari 2005 moest Griekenland de verzameling en verwerking van gegevens over de overheidssector verbeteren.

Het nationaal bureau voor de statistiek van Griekenland (ESYE) nam een aantal maatregelen om de kwaliteit van de aan de Commissie gemelde gegevens over het tekort en de schuld te verbeteren. Dit betrof met name een nieuwe enquête voor het tijdig verzamelen van kwartaalgegevens over de sociale zekerheid, de lagere overheid en de centrale overheidsinstellingen met uitzondering van de staat; de vorige enquête vond jaarlijks plaats en de resultaten waren pas na twee of drie jaar beschikbaar. Bovendien werden de resultaten van het financiële gedeelte van de enquête systematisch vergeleken met door de Bank van Griekenland verzamelde bankstatistieken. Ook maakte het ESYE een uitvoeriger analyse van kapitaalinjecties in overheidsbedrijven om deze in overeenstemming met de Eurostat-criteria correct bij het tekort of als financiële transactie te registreren. De registratie van de gezondheidszorguitgaven geschiedt niet meer op kasbasis, maar op transactiebasis. Voorts bracht het ESYE zijn registratieprocedure voor militaire uitgaven, overdrachten uit de EU-begroting, belastingen en overdrachten binnen de overheid in overeenstemming met de voorstellen van Eurostat. Ook diverse andere technische aanbevelingen van Eurostat – die zijn opgenomen in het verslag van de methodologische bezoeken – werden door de Griekse autoriteiten ten uitvoer gelegd. Deze verbeteringen leidden tot een aanzienlijke vermindering van de statistische discrepanties voor 2002-2005. Als gevolg (23 oktober 2006) daarvan trok Eurostat zijn voorbehoud ten aanzien van de kwaliteit van de Griekse cijfers over het overheidstekort en de overheidsschuld in en valideerde het die cijfers. Deze validatie werd in april 2007 bekrachtigd. Hoewel er nog steeds onverklaarde discrepanties zijn, zijn deze nu aanzienlijk kleiner dan in het verleden.

5.

Kader: herziening van de Griekse begroting sinds 2004


In september 2004, twee maanden nadat de Raad had besloten dat er in Griekenland sprake was van een buitensporig tekort, presenteerden de Griekse autoriteiten in een nieuwe kennisgeving herziene gegevens die erop wezen dat het overheidstekort al sinds 2000 meer dan 3% van het bbp bedroeg. Met name werden de tekorten voor 2000-2003 telkens met meer dan 2 procentpunten van het bbp naar boven bijgesteld (zie tabel). Ook werden de schuldcijfers met meer dan 7 procentpunten van het bbp verhoogd. De prognoses voor 2004 behelsden een opwaartse bijstelling van het tekort- en het schuldcijfer met respectievelijk 2,3% en 14% van het bbp i.

Deze herziening van de gegevens werd uitgevoerd op basis van door de Griekse autoriteiten op verzoek van Eurostat verstrekte nieuwe informatie voor 2000-2003 en berustte op een getrouwere toepassing van het boekhoudkundig raamwerk in het ESR 1995. Na een zorgvuldig onderzoek van de gemelde gegevens valideerde Eurostat de nieuwe cijfers voor 2000-2003 op 23 september 2004 i.

In de kennisgeving van maart 2005 werden de gegevens nogmaals herzien, met name de tekorten voor 2002 en 2003. De belangrijkste redenen hiervoor waren (i) het feit dat de nog te betalen gezondheidszorguitgaven niet goed geregistreerd waren toen ze betaalbaar werden, en (ii) de neerwaartse herziening van de overschotten van de sociale zekerheid met 0,1% in 2002 en 0,2% in 2003. De schuldcijfers voor 2002 en 2003 werden ook enigszins naar beneden bijgesteld, vooral wegens de herclassificatie van een waarborgfonds in de socialezekerheidssector. Eurostat valideerde de in maart 2005, september 2005 en april 2006 gemelde gegevens niet, ook al werden de gemelde tekort- en schuldcijfers herhaaldelijk bijgesteld i.

Van 29 mei tot 2 juni en van 27 tot 29 september bracht Eurostat een methodologisch bezoek i aan Griekenland. Dit leidde tot een overeenkomst tussen Eurostat en de Griekse autoriteiten tot opheldering van de hangende vraagstukken, vermeld in de persberichten van Eurostat van 26 september 2005 en 24 april 2006, inzake de registratie van transacties ten aanzien van de EU-begroting, de rekeningen van de sociale zekerheid en de bedragen aan nog te ontvangen en nog te betalen posten voor 2002-2005. Op 29 september 2006 kwam Eurostat met de Griekse autoriteiten een vermindering van de overschotten van andere instellingen van de centrale overheid en de wettelijke socialeverzekeringsinstellingen overeen (correcties voor overdrachten die werden ontvangen uit de gewone begroting in 2002-2005 en een wijziging in de gegevensbronnen in 2005). De herzieningen beliepen ¾ procentpunt van het bbp in 2004 en 2005. Met name de neerwaartse bijstelling van de overschotten van de sociale zekerheid maakten ongeveer ¼% van het bbp per jaar uit. Als gevolg hiervan werden de tekort- en schuldgegevens verder herzien; Eurostat trok zijn reserves ten aanzien van het overheidstekort en de overheidsschuld van Griekenland in en valideerde de gemelde gegevens i.

In de kennisgeving van april 2007 werd het tekort voor 2004 en vooral 2005 verder opwaarts bijgesteld. De toename in 2004 was vooral het gevolg van nieuwe informatie over het moment van registratie van EU-overdrachten en werd deels gecompenseerd door een opwaartse bijstelling van nog te ontvangen belastingontvangsten. De toename in 2005 was vooral een gevolg van een vermindering van de overschotten van de andere instellingen van de centrale overheid.

[afbeelding - zie origineel document]

6.

6. Conclusies


Het overheidstekort is gedaald van een maximum van 7,9% van het bbp in 2004 tot 2,6% in 2006 en is daarmee onder de referentiewaarde van 3% van het bbp gekomen. De maatregelen die aan de vermindering van het tekort over deze periode ten grondslag liggen, zijn hoofdzakelijk van permanente aard, hoewel er in 2006 sprake was van eenmalige maatregelen ter hoogte van 0,6% van het bbp. Het structurele saldo, d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, zonder eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, verbeterde tussen 2004 en 2006 met 4½% van het bbp, wat de aanbeveling van de Raad te boven gaat; dat is terecht gezien de opwaartse herziening van de Griekse tekortcijfers sinds de beschikking van de Raad werd goedgekeurd. Volgens de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie loopt het nominale tekort terug tot 2,4% van het bbp in 2007 (nog met inbegrip van eenmalige maatregelen ter hoogte van 0,5% van het bbp, zodat het tekort, zelfs als deze buiten beschouwing blijven, toch onder 3% blijft) en zal het bij ongewijzigd beleid in 2008 licht toenemen tot 2,7% van het bbp, maar dan zonder eenmalige maatregelen wat opnieuw een marginale verbetering van het structurele saldo betekent. Dit wijst erop dat het tekort op geloofwaardige en duurzame wijze is teruggedrongen tot onder de limiet van 3% van het bbp.

De bruto-overheidsschuld nam af van 108½% van het bbp in 2004 tot 104½% in 2006, terwijl volgens de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie bij ongewijzigd beleid een verdere daling tot ongeveer 97½% van het bbp in 2008 wordt verwacht. De schuldquote lijkt voldoende te dalen in de richting van de referentiewaarde van 60% van het bbp.

De Griekse statistische autoriteiten hebben hun procedures verbeterd, wat tot een aanzienlijke vermindering van de statistische discrepanties en over het algemeen kwalitatief betere gegevens heeft geleid. Dientengevolge heeft Eurostat zijn reserves ten aanzien van de kwaliteit van de gemelde gegevens ingetrokken.

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Griekenland is gecorrigeerd. De Commissie beveelt de Raad bijgevolg aan om zijn beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland in te trekken.

Tabel 3: Begrotingsontwikkelingen 2003-2008

[zie origineel document voor tabel]

Overheidssaldo -6, -7, -5, -2, -2, -2, -2, -1,

- Totale ontvangsten 43, 42, 41, 43, 43, 43, 42, 43,

- Totale uitgaven 49, 49, 47, 46, 45, 45, 45, 45,

waarvan: - rentelasten 5, 5, 4, 4, 4, 4, 4, 4.

- bruto-investeringen in vaste activa 4, 4, 3, 3, 3, 3, 3, 3.

Primair saldo -0, -2, -0, 2, 2, 2, 1, 2,

Eenmalige en tijdelijke maatregelen 0, 0, 0, 0, 0, 0, 0, 0,

Structureel saldo i -6, -8, -6, -3, -3, -2, -3, -2,

Structureel primair saldo i -1, -3, -1, 0, 0, 1, 0, 1,

Bruto-overheidsschuld i 107, 108, 107, 104, 100, 100, 97, 95,

Verandering in de schuldquote (a) = (b) + (c) + (d) -2, 0, - -2, -3, -4, -3, -4,

Bijdragen: - primair saldo (b) 0, 2, 0, -2, -2, -2, -1, -2.

- sneeuwbaleffect (c) -3, -2, -2, -3, -2, - -2, -

- stock-flow adjustment (d) -0, 1, 1, 2, 0, 0, 0, 0.

p.m. Reële bbp-groei (%) 4, 4, 3, 4, 3, 3, 3, 4,

p.m. Output gap 0, 1, 1, 1, 1, 0, 1, 1,

Conjunctuurgezuiverd saldo, zonder eenmalige en tijdelijke maatregelen. i Conjunctuurgezuiverde en structurele saldi en output gaps volgens het programma, zoals berekend door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie. Het programma voor 2007 bevatte niet de in april 2007 aangekondigde eenmalige en permanente maatregelen, elk ter hoogte van ¼ procentpunt van het bbp. De totale ontvangsten en de totale uitgaven zijn gecorrigeerd volgens de geharmoniseerde definities in het ESR 1995. i Bij ongewijzigd beleid. i De verandering in de brutoschuldquote kan als volgt worden uitgesplitst: [afbeelding - zie origineel document] waarbij t een time subscript is, D, PD, Y en SF respectievelijk de omvang van de overheidsschuld, het primaire tekort, het nominale bbp en de stock-flow adjustment zijn, en i en y de gemiddelde kosten van de schuld en de nominale bbp-groei voorstellen. De term tussen haken stelt het sneeuwbaleffect voor. Bronnen: Voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie (COM) en geactualiseerd stabiliteitsprogramma van december 2006.

7.

Aanbeveling voor een


BESCHIKKING VAN DE RAAD

tot intrekking van Beschikking 2004/917/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Beschikking 2004/917/EG van de Raad i werd op aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat het overheidstekort in 2003 3,2% van het bbp bedroeg en daarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het bbp overschreed, terwijl de bruto-overheidsschuld 103% van het bbp beliep, ruim boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het bbp i.

Overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten i heeft de Raad op 6 juli 2004 op aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Griekenland gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk in 2005 aan de buitensporigtekortsituatie een einde te maken. De aanbeveling werd openbaar gemaakt.

Op 19 januari 2005 besloot de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 8, op aanbeveling van de Commissie dat Griekenland geen doeltreffende actie had ondernomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 104, lid 7 i. Op 17 februari 2005 besloot de Raad i op aanbeveling van de Commissie, overeenkomstig artikel 104, lid 9, Griekenland aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig achtte om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen, en verlengde hij de termijn voor de correctie met één jaar, tot 2006.

Volgens artikel 104, lid 12, van het Verdrag moet een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Overeenkomstig het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten ingevolge artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten i de Commissie tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 8 G, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3605/93 na de kennisgeving van Griekenland op 1 april 2007 heeft verstrekt en uit de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

- het overheidstekort is teruggedrongen van 7,9% van het bbp i in 2004 tot 2,6% van het bbp in 2006 en is daarmee onder de referentiewaarde van 3% van het bbp gekomen. Dit is identiek aan het in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van december 2005 gestelde doel;

- de ontvangsten en de uitgaven droegen in bijna gelijke mate bij aan de nominale correctie van het bbp met bijna 3 procentpunten ten opzichte van het tekort van 5½% in 2005. De totale ontvangsten namen met 1½ procentpunt van het bbp toe, waarvan ½ procentpunt voor rekening van de indirecte belastingen komt. De resterende 1 procentpunt betreft de toename van de sociale premies en andere ontvangsten, waaronder kapitaaloverdrachten (EU-overdrachten). De totale uitgaven namen af met 1¼ procentpunt van het bbp, vooral door lagere primaire uitgaven (½% van het bbp) en lagere rentelasten (¼% van het bbp). De kapitaaluitgaven waren ook ongeveer ½ procentpunt van het bbp lager. De eenmalige ontvangsten bedroegen 0,6% van het bbp. De verbetering van het structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, zonder eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) wordt voor 2006 geschat op 2¼% van het bbp;

- volgens de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie zal het tekort in 2007 verder dalen, tot 2,4% van het bbp. Dit is in overeenstemming met de officiële tekortdoelstelling van 2,4% van het bbp die in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van december 2006 is vastgelegd. De prognose van de diensten van de Commissie gaan evenwel ook uit van aanvullende eenmalige ontvangsten ter hoogte van ¼% van het bbp en van permanente bezuinigingsmaatregelen ter hoogte van ¼% van het bbp, beide aangekondigd op de afsluitingsdatum voor de voorjaarsprognose 2007 van de diensten van de Commissie en derhalve nog niet in aanmerking genomen in de officiële doelstelling van december 2006. Desondanks is de voorjaarsprognose 2007 voor het tekort niet beter dan de doelstelling omdat het effect van deze nieuwe maatregelen teniet wordt gedaan door (i) voorzichtiger groeihypotheses, en (ii) het feit dat de voor 2007 geplande permanente maatregelen volgens de Commissie de afname van de eenmalige ontvangsten niet volledig compenseren. Zonder eenmalige ontvangsten komt het tekort met 2,9% van het bbp nog steeds onder de referentiewaarde. Volgens de voorjaarsprognose zal het tekort in 2008 bij ongewijzigd beleid verder afnemen tot 2,7% van het bbp (voor 2008 zijn geen eenmalige ontvangsten in aanmerking genomen). Dit wijst erop dat het tekort op geloofwaardige en duurzame wijze is teruggedrongen tot onder het plafond van 3% van het bbp. Volgens de prognose verbetert het structurele saldo in 2007 met ongeveer ¼ procentpunt van het bbp en bij ongewijzigd beleid in 2008 nog eens marginaal. Dit moet worden gezien tegen de achtergrond van de vorderingen die moeten worden gemaakt in de richting van de middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie, die voor Griekenland de verwezenlijking van een evenwichtige structurele begrotingssituatie is;

- de overheidsschuld is gedaald van 108½% van het BBP in 2004 tot 104½% in 2006. Volgens de voorjaarsprognose 2007 zal de schuldquote in de loop van 2008 verder teruglopen tot ongeveer 97½%, wat nog wel ruim boven de referentiewaarde van 60% van het bbp ligt. De schuldquote kan worden geacht voldoende te dalen in de richting van de referentiewaarde van 60% van het bbp.

De Griekse statistische autoriteiten hebben hun procedures verbeterd, wat leidde tot een aanzienlijke vermindering van de statistische discrepanties en over het algemeen kwalitatief betere gegevens. Dientengevolge heeft Eurostat zijn reserves ten aanzien van de kwaliteit van de gemelde gegevens ingetrokken.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Griekenland gecorrigeerd en dient Beschikking 2004/917/EG derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

8.

Artikel 1


Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Griekenland is gecorrigeerd.

9.

Artikel 2


Beschikking 2004/917/EG wordt hierbij ingetrokken.

10.

Artikel 3


Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

11.

Gedaan te Brussel


Voor de Raad

De Voorzitter

epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page?_pageid=2373,58110711&_dad=portal&_schema=portal.
¼% van het bbp, en tot een eenmalige betaling van achterstallige bijdragen ter hoogte van ongeveer ¾% van het bbp ten gunste van het saldo over 2007. Dit zou kunnen leiden tot een tekort dat dichtbij, maar wel onder 3% ligt. Men mag hierbij evenwel niet uit het oog verliezen dat deze schattingen alleen op de kennisgeving van Griekenland zijn gebaseerd. In oktober 2006 schortte het BNI-comité zijn advies over de door Griekenland ingediende herziene cijfers op. Het zal zijn advies nu later in 2007 geven, wanneer Eurostat zijn grondige analyse van de Griekse gegevens heeft voltooid. Dan pas kan de Commissie vaststellen welk bbp-niveau zij zal aanhouden en kan zij vaststellen welke gevolgen dit voor de Griekse bijdrage aan de EU-begroting zal hebben.
– 2005, European Economy, 3 , en met name Box I.1.
risico’s of potentiële problemen zijn in verband met de kwaliteit van de gegevens, met name wat betreft de methoden, concepten en indelingen die worden toegepast op de gegevens welke de lidstaten verplicht zijn te melden". Het verslag over het methodologische bezoek is te vinden op epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page?_pageid=2373,47631456&_dad=portal&_schema=portal.

112,2

106,6

12.

Bruto-overheidsschuld


Overheidstekort

% van het bbp

Tabel 2: Herziening van de Griekse cijfers tussen de BTP van maart 2004 en de BTP van april 2007

[zie origineel document voor tabel]

13.

2000


14.

2001


15.

2002


16.

2003


17.

2004


18.

2005


19.

2006


20.

2004 maart


-2,0

-1,4

-1,4

-1,7

21.

2004 september


-4,1

-3,7

-3,7

-4,6

22.

2005 maart


-3,6

-4,1

-5,2

-6,1

23.

2005 september


-6,1

-4,9

-5,7

-6,6

24.

2006 april


-4,9

-5,8

-6,9

-4,5

25.

2006 oktober


-5,2

-6,1

-7,8

-5,2

26.

2007 april


-6,2

-7,9

-5,5

-2,6

27.

2004 maart


106,1

104,6

102,6

28.

2004 september


114,0

114,7

112,5

109,9

29.

2005 maart


114,8

109,3

110,5

30.

2005 september


114,4

111,6

108,8

109,3

31.

2006 april


110,7

107,8

108,5

107,5

32.

2006 oktober


110,7

107,8

108,5

107,5

33.

2007 april


107,8

108,5

107,5

104,6