Toelichting bij SEC(2007)619 - Intrekking van Beschikking 2003/89/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Duitsland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND

Artikel 104 van het Verdrag bepaalt dat de lidstaten buitensporige tekorten dienen te vermijden en voorziet in een procedure voor de vaststelling en correctie van dergelijke tekorten. Deze buitensporigtekortprocedure (BTP) wordt nader gepreciseerd in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad 'over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten' i, die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact. Overeenkomstig artikel 104, lid 2, van het Verdrag dient de Commissie op basis van de volgende twee criteria na te gaan of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline: a) of het voorziene of feitelijke overheidstekort de referentiewaarde van 3% van het BBP overschrijdt (tenzij hetzij het tekortcijfer in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert, hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de referentiewaarde blijft); en b) of de overheidsschuld de referentiewaarde van 60% van het BBP overschrijdt (tenzij de schuldquote in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert).

Overeenkomstig het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten worden de voor de toepassing van de BTP benodigde gegevens door de Commissie verstrekt. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad i,[3] de Commissie tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, in kennis te stellen van gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Op grond van het feit dat het overheidstekort en de overheidsschuld in Duitsland in 2002 respectievelijk 3,8% en 60,9% van het BBP bedroegen, heeft de Commissie op 19 november 2002 de BTP ten aanzien van dat land ingeleid met de goedkeuring van een verslag als bedoeld in artikel 104, lid 3, van het Verdrag i. Op 21 januari 2003 besloot de Raad op aanbeveling van de Commissie dat er in Duitsland een buitensporig tekort bestond (artikel 104, lid 6, van het Verdrag) i. Tegelijkertijd richtte de Raad, eveneens op aanbeveling van de Commissie, overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen tot Duitsland om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2004 te verhelpen i.

Op 18 november 2003 oordeelde de Commissie dat de door Duitsland genomen maatregelen ontoereikend waren en beval zij de Raad aan dienovereenkomstig te besluiten en Duitsland ertoe aan te manen maatregelen te nemen om het buitensporige tekort te verhelpen (conform respectievelijk artikel 104, lid 8, en artikel 104, lid 9). In haar aanbeveling stelde de Commissie voor de uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort te verlengen tot 2005. Op 25 november 2003 besloot de Raad de aanbevelingen van de Commissie niet te bekrachtigen, maar hechtte hij in plaats daarvan zijn goedkeuring aan conclusies waarin Duitsland werd aanbevolen het buitensporige tekort uiterlijk in 2005 te verhelpen en waarin werd gesteld dat in het licht van de door Duitsland gedane toezeggingen de BTP voorlopig werd opgeschort. Op 13 juli 2004 werden deze conclusies door het Europees Hof van Justitie nietig verklaard i.

Op 14 december 2004 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een mededeling aan de Raad, waarin werd geconcludeerd dat in het licht van de unieke omstandigheden waartoe de conclusies van de Raad van 25 november 2003 en het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2004 aanleiding hadden gegeven, diende te worden uitgegaan van 2005 als relevante uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort. De Commissie oordeelde destijds dat Duitsland goed op weg was om zijn buitensporige tekort tegen 2005 te corrigeren en dat derhalve geen verder stappen in het kader van de BTP behoefden te worden ondernomen, al werd erop gewezen dat de begrotingssituatie van het land kwetsbaar bleef i. In zijn conclusies van 18 januari 2005 heeft de Raad zich bij de conclusies van de Commissie aangesloten en bevestigd dat hij 'bereid is om in samenwerking met de Commissie in voorkomend geval stappen te ondernemen in het kader van de BTP'.

Uit feitelijke gegevens van de Commissie (Eurostat) op basis van een voorlopige kennisgeving door Duitsland in februari 2006 bleek dat het overheidstekort in 2005 boven de 3% van het BBP is gebleven. Op 14 maart 2006 heeft de Raad overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 op aanbeveling van de Commissie onmiddellijk een beschikking i vastgesteld waarin Duitsland overeenkomstig artikel 104, lid 9, van het Verdrag werd aangemaand maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig werd geacht om de buitensporigtekortsituatie ' zo spoedig mogelijk doch uiterlijk in 2007 ' te verhelpen. De Raad heeft met name het volgende aanbevolen: ' In 2006 en 2007 bewerkstelligt Duitsland een cumulatieve verbetering van zijn conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, van ten minste één procentpunt. ' De Raad verzocht Duitsland uiterlijk op 14 juli 2006 een verslag in te dienen over de maatregelen die werden getroffen om zich naar zijn beschikking te voegen en daarna periodieke voortgangsverslagen over te leggen. Tevens heeft de Raad er bij Duitsland op aangedrongen " de nodige maatregelen [te nemen] om ervoor te zorgen dat de begrotingsconsolidatie in de richting van een middellangetermijndoelstelling van een begroting die in structurele termen in evenwicht is, wordt volgehouden; daartoe (…) [moet] na de correctie van het buitensporige tekort het structurele tekort jaarlijks met ten minste 0,5% van het BBP [worden] teruggedrongen ".

Tabel 1: Aanpassing die op 14 maart 2006 door de Raad is onderschreven

[zie origineel document voor tabel]

% van het BBP, tenzij anders aangegeven

Overheidssaldo -3, tekort iets > tekort duidelijk <

1.

Verandering in het structurele saldo Cumulatieve verbetering van ten minste een procentpunt


p.m.: Reële BBP-groei (%) 0, 1, dichtbij

Noot : structureel saldo = conjunctuurgezuiverd saldo ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

Bron : aanmaning van de Raad aan Duitsland overeenkomstig artikel 104, lid 9, waarin is uitgegaan van de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie en rekening is gehouden met latere evaluaties (zoals de tussentijdse prognoses van de diensten van de Commissie van 21 februari 2006).

Na de indiening van het uitvoeringsverslag door Duitsland op 5 juli 2006 heeft de Commissie op 19 juli 2006 haar goedkeuring gehecht aan een mededeling waarin aan de Raad werd medegedeeld dat Duitsland maatregelen had genomen waarmee voldoende vooruitgang was geboekt in de richting van de correctie van het buitensporige tekort binnen de door de Raad vastgestelde termijn en dat het op dat moment niet noodzakelijk was dat verdere stappen in het kader van de BTP werden ondernomen i. Op zijn vergadering van 10 oktober 2006 sloot de Raad zich bij dit standpunt aan.

Overeenkomstig artikel 104, lid 12, van het Verdrag wordt een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op aanbeveling van de Commissie ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

2.

2. TEKORTONTWIKKELINGEN TOT 2006


De Raad heeft zijn beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Duitsland gebaseerd op het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van december 2002, waarin ervan uit werd gegaan dat het overheidstekort in 2002 3,7% van het BBP bedroeg. Uit zijn economische evaluatie trok de Raad de conclusie dat Duitsland in de late jaren negentig, toen het land een periode van vrij krachtige economische groei doormaakte, weinig vorderingen heeft gemaakt bij de begrotingsconsolidatie, waardoor niet veel budgettaire manoeuvreerruimte overbleef om een conjunctuurverzwakking op te vangen. Verwacht werd dat de overheidsschuld zou toenemen tot 60,9% van het BBP in 2002 en daarmee iets boven de referentiewaarde van 60% van het BBP zou uitkomen.

Het tekort is zelfs toegenomen van 3,7% van het BBP in 2002 tot 4,0% in 2003 en vervolgens teruggelopen tot 3,2% in 2005. In die periode bestond er onvoldoende budgettaire manoeuvreerruimte om een gemiddelde reële BBP-groei van 0,5% per jaar op te vangen. Bovendien woog een reeks in 1999/2000 goedgekeurde en tot 2005 doorgevoerde belastingverlagingen op de begroting. De ontvangstenquote liep terug van 44,4 % in 2002 tot 43,5 % in 2005. Aan de uitgavenzijde werden slechts met enige vertraging compenserende maatregelen genomen. De maatregelen die in dezelfde periode een grote bijdrage tot de daling van de uitgavenquote van 48,1% tot 46,8% hebben geleverd, waren een beperking van de stijging van de ambtenarensalarissen (die vergezeld ging van een inkrimping van het personeelsbestand), de hervorming van het stelsel van de gezondheidszorg in 2004 en een vermindering van subsidies en investeringen, maar ook het feit dat de pensioenuitgaven werden getemperd door de lage loonstijgingen in de particuliere sector. Duitsland heeft slechts een gering beroep gedaan op eenmalige maatregelen i. Hoewel het conjunctuurgezuiverde saldo was afgenomen van 3½% van het BBP in 2002 tot 2¼% in 2005, bleef het nominale begrotingstekort in 2005 hoger dan 3% van het BBP (zie tabel 2).

Tegen de achtergrond van een voorspelde reële BBP-groei van 1,4% in 2006 werd in het in februari 2006 ingediende stabiliteitsprogramma gemikt op een tekort van 3,3% van het BBP in 2006. In het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van november 2006 hadden de Duitse autoriteiten het tekort op 2,1% van het BBP geraamd, terwijl uit de door de Commissie (Eurostat) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 na de kennisgeving van Duitsland vóór 1 april 2007 verstrekte gegevens bleek dat het tekort in 2006 feitelijk 1,7% van het BBP bedroeg en daarmee ver onder de referentiewaarde lag i,[13].

Ongeveer de helft van deze onverwachte verbetering van het overheidssaldo komt voor rekening van conjuncturele factoren (de werkelijke BBP-groei bedroeg 2,7%). Ook het structurele tekort is er evenwel op vooruitgegaan, namelijk van 2½% van het BBP in 2005 tot 1½% van het BBP in 2006. Het betere feitelijke structurele tekort is eveneens grotendeels terug te voeren op de ontvangsten. De directe belastingen, en met name de winstbelastingen, hebben veel meer opgebracht dan de economische ontwikkelingen lieten vermoeden. Dit had tot gevolg dat de belastingen als percentage van het BBP in 2006 ruim ½ procentpunt hoger lagen dan in 2005. De hogere belastingquote is derhalve niet toe te schrijven aan recente discretionaire fiscale beleidsmaatregelen, maar is veeleer ten dele het gevolg van betalingen van achterstallige belastingen en vooruitbetalingen van directe belastingen, hetgeen tot op zekere hoogte toe te schrijven is aan de vrij lage directe-belastingquote uit het verleden.

Daarnaast is in 2006 strikt de hand gehouden aan de overheidsuitgaven, die met slechts 0,6% en dus iets minder sterk dan gepland zijn toegenomen. De uitgavenbeperking in 2006 is het gevolg van de sinds 2002 genomen bovenbeschreven maatregelen, en dan vooral die met betrekking tot de ambtenarensalarissen en subsidies, die in 2006 effect bleven sorteren. Bovendien heeft het krachtige economische herstel tot een vermindering van de arbeidsmarktuitgaven geleid. Aangezien de uitgavenbeperking reeds grotendeels was meegenomen in de uitgavenquote van circa 46% waarop in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van februari 2006 werd gemikt, was de verdere daling tot 45,7% voornamelijk terug te voeren op het hoger dan verwachte BBP.

Kortom, het nominale tekort is een jaar voor de door de Raad vastgestelde uiterste termijn tot ver onder de referentiewaarde van het Verdrag gedaald. Daarnaast had de Raad gevraagd in 2006 en 2007 een cumulatieve verbetering van het structurele saldo van ten minste één procentpunt te bewerkstelligen. In 2006 alleen al is het structurele saldo met bijna één procentpunt verbeterd.

3.

3. TEKORTPROGNOSES VOOR 2007 EN LATERE JAREN


Tegen de achtergrond van een verwachte krachtige reële BBP-groei van 2,5% in 2007 zal het tekort volgens de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie verder teruglopen tot 0,6% van het BBP indien het huidige beleid wordt voortgezet. In hun geactualiseerde stabiliteitsprogramma van november 2006 waren de Duitse autoriteiten uitgegaan van een tekort van 1,6% van het BBP. In het licht van het verbeterende macro-economische klimaat en het lager dan verwachte tekort voor 2006 werd de tekortprognose in de kennisgeving van april 2007 in neerwaartse zin bijgesteld tot 1,2% van het BBP.

Volgens berekeningen van de diensten van de Commissie is net als het voorafgaande jaar zowat de helft van de verbetering van het overheidssaldo van structurele aard. Tal van maatregelen, waarvan het merendeel begin 2006 was aangenomen, hebben tot de consolidatie bijgedragen. De verhoging van het normale BTW-tarief van 16% tot 19% zou tot een verhoging van de ontvangsten met ongeveer 1% van het BBP moeten leiden. De pensioenbijdrage is opgetrokken van 19,5% tot 19,9% en de zorgverzekeraars zullen hun bijdragen naar verwachting met gemiddeld ½ procentpunt verhogen. Daar staat tegenover dat de bijdrage aan de werkloosheidsverzekering is teruggeschroefd van 6,5% tot 4,2%, zodat de totale sociale lasten zullen verminderen. Evenals in 2006 lijken de winstbelastingen een gunstige ontwikkeling te zullen vertonen. In weerwil van de positieve economische omgeving groeien de veel ontvangsten opleverende belastinggrondslagen, zoals lonen en salarissen, iets minder dynamisch dan het nominale BBP, zodat de belastingdruk vermoedelijk zal afnemen, ondanks de BTW-verhoging. De uitgavenquote zou met meer dan één procentpunt teruglopen, wederom als gevolg van een beperking van de stijging van de ambtenarensalarissen en een vermindering van de arbeidsmarktgerelateerde uitgaven onder invloed van reeds uitgevoerde maatregelen, zoals de verkorting van de uitkeringsperiode voor oudere uitkeringsgerechtigden, en gunstige arbeidsmarktontwikkelingen. De overheidsinvesteringen zouden evenwel opnieuw aantrekken omdat er op alle overheidsniveaus van een betere begrotingssituatie sprake is. Aangezien er geen beroep zal worden gedaan op eenmalige maatregelen, wordt verwacht dat het structurele tekort met ¾ procentpunt zal dalen in vergelijking met het voorafgaande jaar.

In de veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft, zou het overheidstekort volgens de diensten van de Commissie in 2008 verder afnemen tot 0,3% van het BBP, al zal deze daling vrijwel uitsluitend toe te schrijven zijn aan een gunstig blijvend conjunctuurklimaat. Het consoliderende effect dat van de reeds van kracht zijnde maatregelen blijft uitgaan, zal ruimschoots worden geneutraliseerd door de geplande hervorming van de vennootschapsbelasting, waarvoor de regering in maart 2007 een wetsvoorstel heeft ingediend. In het eerste jaar zou deze maatregel een budgettair effect van meer dan 0,3% van het BBP sorteren.

Kortom, het buitensporige tekort lijkt in 2006 op een structurele wijze te zijn verholpen. De verbetering van het structurele saldo als percentage van het BBP zou in 2007 ¾ procentpunt bedragen, hetgeen zou neerkomen op een cumulatieve verbetering van 1½ procentpunt in 2006 en 2007. Duitsland lijkt derhalve te voldoen aan het verzoek van de Raad om in 2006 en 2007 een cumulatieve verbetering van het structurele saldo van ten minste één procentpunt te bewerkstelligen.

Volgens de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie zou er zich bij ongewijzigd beleid van de Duitse autoriteiten in 2008 geen verdere verbetering van het structurele saldo voordoen, terwijl de Raad in zijn aanmaning overeenkomstig artikel 104, lid 9, Duitsland had verzocht ervoor te zorgen dat de begrotingsconsolidatie in de richting van een middellangetermijndoelstelling (MTD) van een begroting die in structurele termen in evenwicht is, wordt volgehouden door na de correctie van het buitensporige tekort het structurele tekort jaarlijks met ten minste 0,5% van het BBP terug te dringen . In zijn advies van 27 februari 2007 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van november 2006 i merkte de Raad op dat er met het programma niet naar werd gestreefd de MTD binnen de (in 2010 eindigende) programmaperiode te bereiken. De Raad heeft Duitsland verzocht: ' te profiteren van de economisch 'goede tijden" en in 2008 een omvangrijker structurele aanpassing te verrichten, onder meer door eventuele extra inkomsten te gebruiken om het tekort terug te dringen, en verder werk te maken van de budgettaire consolidatie richting de MTD voor de jaren daarna, door de uitgaven strak in de hand te houden en er tegelijk voor te zorgen dat de budgettaire consolidatie door de aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting niet in gevaar komt. "

4.

4. SCHULDONTWIKKELINGEN EN -PROGNOSES


De overheidsschuld is opgelopen van 60,3% van het BBP in 2002 tot 67,9% in 2005, maar is in 2006 gestabiliseerd. De snelle stijging van de schuldquote sinds de inleiding van de buitensporigtekortprocedure in 2002 is vooral toe te schrijven aan een ongunstig 'sneeuwbaleffect', waarmee wordt bedoeld dat de schuldquote automatisch stijgt omdat de rente de groei van het nominale BBP overtreft. Pas in 2006, toen er van een krachtige BBP-groei sprake was, werd het 'sneeuwbaleffect' ruimschoots gecompenseerd door de stijging van het primaire overschot. Tussen 2002 en 2006 werd de schuldtoename afgeremd door een reductie van de financiële activa (met name vreemd en eigen vermogen dat de overheid aan andere sectoren had verstrekt), hetgeen gemiddeld tot een negatieve stock-flow adjustment leidde.

Doordat werd verwacht dat het BBP krachtig zou blijven groeien, werd in de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie voorspeld dat de schuldquote in 2007 zou teruglopen tot 65,4% van het BBP. Als gevolg van de tekortreductie zou de schuldquote in 2008 verder teruglopen tot 63,6% van het BBP. Deze daling is groter dan die waarvan is uitgegaan in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van november 2006, waarin voor 2008 een schuldquote van 66½% wordt voorspeld.

5.

5. CONCLUSIES


Het overheidstekort is teruggelopen van een hoogtepunt 4,0% van het BBP in 2003 tot 1,7% in 2006 en is daarmee ver onder de referentiewaarde van 3% van het BBP uitgekomen. De maatregelen die aan de tekortreductie ten grondslag liggen, hebben voornamelijk een structureel karakter, al werd de begrotingsconsolidatie ook in de hand gewerkt door het conjunctuurherstel. Het structurele saldo (het conjunctuurgezuiverde saldo ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) als percentage van het BBP is in 2006 met bijna één procentpunt verbeterd. Volgens de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie zou het nominale tekort in 2007 dankzij een voor dat jaar verwachte verbetering van het structurele saldo met ¾ procentpunt teruglopen tot 0,6% van het BBP. De voor 2006 en 2007 geraamde structurele verbetering zou derhalve overeenstemmen met een budgettaire inspanning van ten minste één procentpunt, zoals de Raad heeft aanbevolen. Bij ongewijzigd beleid zou het nominale tekort in 2008 op 0,3% uitkomen. Dit wijst erop dat het tekort op een geloofwaardige en duurzame wijze is teruggedrongen tot onder de limiet van 3% van het BBP.

De bruto overheidsschuld is opgelopen van 60,3% van het BBP in 2002 tot een hoogtepunt van 67,9% in 2005, maar is in 2006 gestabiliseerd. Volgens de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie zou de schuldquote teruglopen tot 65,4% van het BBP in 2007 en vervolgens als gevolg van de tekortreductie afnemen tot ongeveer 63½% van het BBP in 2008 (bij ongewijzigd beleid), waardoor zij sneller in de buurt van de referentiewaarde zou komen dan in de recentste actualisering van het stabiliteitsprogramma is voorspeld.

Uit een algehele evaluatie volgt dat de buitensporigtekortsituatie in Duitsland is verholpen. De Commissie beveelt de Raad bijgevolg aan om zijn beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Duitsland in te trekken.

Tabel 2: Begrotingsontwikkelingen 2002-2008

[zie origineel document voor tabel]

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Beschikking 2003/89/EG i van de Raad werd op aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag besloten dat er in Duitsland een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat het overheidstekort in 2002 3,7% van het BBP bedroeg en daarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP aanzienlijk overschreed, terwijl de bruto overheidsschuld naar verwachting op 60,9% van het BBP zou uitkomen, wat iets hoger is dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60%.

Overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten i heeft de Raad op 21 januari 2003 op aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Duitsland gericht waarin het land werd verzocht om zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2004 aan de heersende buitensporigtekortsituatie een einde te maken. De aanbeveling is openbaar gemaakt. Volgens de mededeling van de Commissie van 14 december 2004 i diende in het licht van de unieke omstandigheden waartoe de conclusies van de Raad van 25 november 2003 en het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2004 i aanleiding hadden gegeven, te worden uitgegaan van 2005 als relevante uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort. Op 18 januari 2005 heeft de Raad zich bij dit standpunt aangesloten.

Overeenkomstig het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten worden de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens door de Commissie verstrekt. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten i de Commissie tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Uit feitelijke gegevens van de Commissie (Eurostat) op basis van een voorlopige kennisgeving door Duitsland in februari 2006 bleek dat het buitensporige tekort in 2005 niet was verholpen. Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 en op aanbeveling van de Commissie heeft de Raad op 14 maart 2006 onmiddellijk een beschikking vastgesteld waarin Duitsland overeenkomstig artikel 104, lid 9, van het Verdrag werd aangemaand maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig werd geacht om de buitensporigtekortsituatie zo spoedig mogelijk doch uiterlijk in 2007 te verhelpen. De Raad heeft Duitsland met name verzocht in 2006 en 2007 een cumulatieve verbetering van zijn conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, van ten minste één procentpunt te bewerkstelligen.

Overeenkomstig artikel 104, lid 12, van het Verdrag wordt een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 8 G, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3605/93 na de kennisgeving van Duitsland vóór 1 april 2007 heeft verstrekt en uit de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

- nadat het overheidstekort was gestegen van 3,7% van het BBP in 2002 tot 4,0% van het BBP in 2003, werd het teruggedrongen tot 3,7% van het BBP in 2004 en tot 3,2% van het BBP in 2005, en uiteindelijk tot 1,7 % van het BBP in 2006. Dit is lager dan de in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van februari 2006 vastgelegde doelstelling van 3,3% van het BBP en tevens veel minder dan de referentiewaarde voor het tekort van 3% van het BBP, en dat een jaar vóór de door de Raad vastgestelde uiterste termijn;

- in eerdere jaren had er een gunstig conjunctuurklimaat geheerst, maar Duitsland heeft toen onvoldoende budgettaire manoeuvreerruimte geschapen voor het opvangen van de lange periode van trage groei tussen 2002 en 2005, die gekenmerkt werd door een gemiddelde reële BBP-groei van 0,5% per jaar. De begroting kwam verder onder druk te staan door een reeks belastingverlagingen waarvan de uitvoering tot 2005 duurde, terwijl de compenserende maatregelen aan de uitgavenzijde pas met enige vertraging werden doorgevoerd. De consolidatiemaatregelen omvatten onder meer een beperking van de stijging van de ambtenarensalarissen (die vergezeld ging van een inkrimping van het personeelsbestand), de hervorming van het stelsel van de gezondheidszorg in 2004 en een vermindering van subsidies en overheidsinvesteringen, maar ook het feit dat de pensioenuitgaven werden getemperd door de lage loonstijgingen in de particuliere sector. Bovendien hebben de directe belastingen, en met name de winstbelastingen, in 2006 meer opgebracht dan de economische ontwikkelingen lieten vermoeden. Vanaf 2002 verbeterde het conjunctuurgezuiverde saldo zonder dat op noemenswaardige eenmalige maatregelen een beroep is gedaan. Met name in 2006 is het geraamde structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) als percentage van het BBP met bijna één procentpunt van het BBP verbeterd;

- volgens de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie zou het tekort in 2007 verder worden teruggedrongen tot 0,6% van het BBP, onder invloed van de krachtig blijvende BBP-groei en met name de verhoging van het normale BTW-tarief van 16% tot 19% vanaf januari 2007 (er zijn geen eenmalige maatregelen gepland). In de voorjaarskennisgeving van 2007 raamden de Duitse autoriteiten het tekort voor 2007 op 1,2% van het BBP. Bovendien voorspellen de diensten van de Commissie dat het structurele saldo als percentage van het BBP in 2007 met ¾ procentpunt zou verbeteren. Duitsland lijkt derhalve gevolg te hebben gegeven aan de aanbeveling om in 2006 en 2007 een cumulatieve verbetering van het structurele saldo van ten minste één procentpunt te bewerkstelligen. Volgens de voorjaarsprognoses zou het tekort in 2008 bij ongewijzigd beleid verder afnemen tot 0,3% van het BBP. Dit wijst erop dat het tekort op een geloofwaardige en duurzame wijze is teruggedrongen tot onder de limiet van 3% van het BBP. Indien het beleid ongewijzigd blijft, zou het structurele tekort in 2008 slechts een minieme daling vertonen. Deze ontwikkeling moet worden gezien tegen de achtergrond van de vorderingen die moeten worden gemaakt in de richting van de middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie, die voor Duitsland de verwezenlijking van een structureel begrotingsevenwicht is;

- na te zijn toegenomen van 60,3% van het BBP in 2002 tot een hoogtepunt van 67,9% van het BBP in 2005, is de schuldquote in 2006 gestabiliseerd en zou zij volgens de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie teruglopen tot naar schatting ongeveer 65,4% van het BBP en 63½% in 2008 (bij ongewijzigd beleid), waardoor zij sneller in de buurt van de referentiewaarde zal komen dan in de recentste actualisering van het stabiliteitsprogramma is voorspeld.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Duitsland verholpen en dient Beschikking 2003/89/EG derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

6.

Artikel 1


Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Duitsland is gecorrigeerd.

7.

Artikel 2


Beschikking 2003/89/EG wordt hierbij ingetrokken.

8.

Artikel 3


Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te [], [].

9.

Voor de Raad


De Voorzitter

epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page?_pageid=2373,58110711&_dad=portal&_schema=portal.