Toelichting bij SEC(2007)138 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2006-2010

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ALGEMENE ACHTERGROND

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Bij de hervorming van het pact in 2005 werd het nut ervan bij het verankeren van begrotingsdiscipline erkend, maar werd tevens versterking van de doeltreffendheid en de economische onderbouwing, alsook waarborging van de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn beoogd.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten bij de Raad en de Commissie stabiliteits- of convergentieprogramma's moeten indienen, alsook jaarlijkse actualiseringen daarvan (lidstaten die de gemeenschappelijke munt al hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's in en lidstaten die deze nog niet hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) convergentieprogramma's in). Het eerste stabiliteitsprogramma van Finland is in september 1998 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 12 oktober 1998 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door bovengenoemd Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

1.

Achtergrond voor de beoordeling van het geactualiseerde programma


De Commissie heeft het op 30 november 2006 ingediende meest recente geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland onderzocht en een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen (zie het kader voor de belangrijkste beoordelingspunten).

Om de achtergrond te schetsen waartegen de begrotingsstrategie in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma wordt beoordeeld, bevatten de volgende punten een overzicht van:

1. de economische en budgettaire resultaten over de afgelopen tien jaar;

2. de meest recente beoordeling van de positie van het land overeenkomstig het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact (samenvatting van het advies van de Raad over de vorige actualisering van het stabiliteitprogramma);

3. de beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van oktober 2006.

2.

Recente economische en budgettaire resultaten


In de afgelopen tien jaar heeft de Finse economie uitstekend gepresteerd. Het conjuncturele herstel na de recessie aan het begin van de jaren negentig werd versterkt door de herstructurering van de economie en de opkomst van de ICT-sector, die grotendeels verantwoordelijk is voor de opmerkelijke productiviteitsstijgingen. De gemiddelde economische groei heeft ruim boven het gemiddelde van het eurogebied gelegen, terwijl de inflatie op een laag niveau is gebleven. De sterke expansie van de economie is gepaard gegaan met een vastberaden consolidatie van de begroting, waardoor de overheidsfinanciën weer een fors overschot vertonen. In de aanloop naar de EMU is Finland erin geslaagd een lage inflatie te koppelen aan een op stabiliteit gericht macro-economisch beleid dat het concurrentievermogen waarborgt. Daardoor konden de goede economische resultaten worden vastgehouden.

3.

Beoordeling in het advies van de Raad over het vorige programma


Op 24 januari 2006 heeft de Raad over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma voor de periode 2005-2009 advies uitgebracht. De Raad was van oordeel dat de begrotingssituatie over het geheel genomen gezond was te noemen en dat de begrotingsstrategie een goed voorbeeld van begrotingsbeleid was zoals het pact dat beoogde.

4.

Beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van oktober 2006


Het uitvoeringsverslag van het nationale hervormingsprogramma van Finland in het kader van de vernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid is op 12 oktober 2006 ingediend. In het Finse nationale hervormingsprogramma worden als belangrijkste uitdagingen/prioriteiten aangemerkt: houdbaarheid van de overheidsfinanciën, verbetering van concurrentievermogen en productiviteit en verbetering van de werking van de arbeidsmarkt. Uit de beoordeling van de Commissie van dit programma (goedgekeurd als onderdeel van het jaarlijkse voortgangsverslag van december 2006 i ) blijkt dat Finland zeer goede vorderingen maakt bij de tenuitvoerlegging van zijn nationale hervormingsprogramma.

Gezien de geboekte vooruitgang is er bij Finland op aangedrongen zich op de volgende terreinen te concentreren: concurrentie en productiviteit op dienstengebied, wervingsprocedures voor bedrijven, lokale loononderhandelingen en knelpunten op de arbeidsmarkt.

Kader: Belangrijkste beoordelingspunten Overeenkomstig artikel 5, lid 1, (voor stabiliteitsprogramma´s) en artikel 9, lid 1, (voor convergentieprogramma´s) van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad wordt beoordeeld: of de economische hypothesen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn; de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van de lidstaat en of het aanpassingstraject richting de MTD passend is; of de met het oog op de naleving van dit aanpassingstraject genomen of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de MTD gedurende de cyclus te halen; bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting de MTD: of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd en in economisch slechte tijden juist een minder zware inspanning toelaatbaar is, en - voor de lidstaten van het eurogebied en het WKM II – of de lidstaat een jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met 0,5% van het BBP als benchmark nastreeft om zijn MTD te bereiken; bij de bepaling van het aanpassingstraject richting de MTD (voor de lidstaten die deze doelstelling nog niet hebben bereikt) en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de MTD (voor lidstaten die de doelstelling wel hebben bereikt): de uitvoering van grote structurele hervormingen die op lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben (mede doordat zij de potentiële groei verhogen) en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn hebben (met dien verstande dat een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de referentiewaarde van 3% van het BBP gewaarborgd moet zijn en dat een terugkeer naar de MTD binnen de programmaperiode wordt verwacht), waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat; of het economisch beleid van de betrokken lidstaat strookt met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de macro-economische hypothesen wordt gekeken naar de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie en wordt ook gebruikgemaakt van de algemeen aanvaarde methode voor de raming van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi. De consistentie met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wordt getoetst aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën, zoals opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. Voorts worden beoordeeld: de ontwikkeling van de schuldquote en de vooruitzichten voor de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, waaraan volgens het verslag van de Raad van 20 maart 2005 over de verbetering van de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact 'bij het toezicht op de begrotingssituatie voldoende aandacht' zou moeten worden geschonken. In een mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 wordt de aanpak voor de toetsing van de houdbaarheid op lange termijn uiteengezet i; de mate van integratie met het nationale hervormingsprogramma van de lidstaten in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. In zijn begeleidende nota van 7 juni 2005 aan de Europese Raad over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2005-2008 heeft de Raad (Ecofin) verklaard dat de nationale hervormingsprogramma´s moeten stroken met de stabiliteits- en convergentieprogramma´s; de inachtneming van de gedragscode i, die voor de stabiliteits- en convergentieprogramma´s onder meer een gemeenschappelijke structuur en een reeks gegevenstabellen voorschrijft.

- Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2006-2010

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

4. Op [27 februari 2007] heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2006-2010 behandeld.

5. In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal vertragen van een conjuncturele top van 4½% in 2006 tot gemiddeld 2½% gedurende de rest van de programmaperiode. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario te berusten op plausibele groeihypothesen, die voor 2006 en 2010 evenwel aan de voorzichtige kant zijn. De inflatieprognoses lijken realistisch.

6. Het overheidsoverschot voor 2006 wordt in de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie en in de huidige actualisering geraamd op 2,9% van het BBP, tegen een streefcijfer van 1,6% van het BBP in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma. Dit komt met name door het doorwerkend effect van het meevallende resultaat over 2005 en door de verrassend hoge groei in 2006 waardoor de overheidsontvangsten werden opgestuwd, terwijl de uitgaven onder controle bleven.

7. De budgettaire middellangetermijnstrategie in het programma is er vooral op gericht de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen en de financiën van de centrale overheid bij een normale economische groei in evenwicht te houden. Voor het nominale en het primaire saldo wordt gerekend op een licht neerwaartse trend: tot 2010 vertonen beide een daling van een ½% van het BBP. De daling van de uitgavenquote, die te danken is aan de budgettaire uitgavenplafonds bij de overheid en aan de hervormingsinitiatieven voor de publieke sector, weegt niet volledig op tegen de daling van de ontvangstenquote als gevolg van de tot 2007 geleidelijk doorgevoerde belastingverlagingen. Hoewel de begrotingsstrategie in vergelijking met de vorige actualisering ongewijzigd is gebleven, zijn de budgettaire doelstellingen voor elk jaar met 1% van het BBP naar boven bijgesteld in verband met het doorwerkend effect van het meevallende resultaat over 2005 en met de vooruitzichten op een hogere groei.

8. Het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) blijft gedurende de gehele programmaperiode stabiel op een overschot van bijna 3% van het BBP. De in het programma gepresenteerde middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie is een in de gehele programmaperiode vast te houden structureel overschot van 2% van het BBP. In het vorige programma werd nog niet expliciet een MTD genoemd, maar in het advies van de Raad werd op grond van de in dat programma geprognosticeerde structurele overschotten uitgegaan van een overschot van 1½% van het BBP. Aangezien de MTD ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1¼% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge biedt die ruim genoeg is om een buitensporig tekort te voorkomen. De MTD ligt binnen de marge die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot de eurozone en tot WKM II behoren, en is duidelijk ambitieuzer dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is. Volgens het programma ligt de MTD ligt ruim boven het vereiste minimumniveau omdat de overheidsfinanciën op lange termijn houdbaar moeten blijven en de gevolgen van de vergrijzing in Finland al vroeg merkbaar zullen worden.

9. De risico's voor de begrotingsprognoses van het programma lijken elkaar min of meer in evenwicht te houden. De macro-economische hypothesen van het programma, alsook de prognoses van de belastingontvangsten zijn plausibel. Bij de prognoses van de belastingontvangsten staan tegenover de risico´s die uit de samenstelling van de groei voortvloeien, conservatieve hypothesen van de belastingelasticiteiten. Terwijl de uitgaven van de centrale overheid aan een bovengrens zijn gebonden, brengen bepaalde ontwikkelingen in de uitgaven van de decentrale overheid een aantal risico´s mee.

10. In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingskoers toereikend om in de gehele programmaperiode ruimschoots te voldoen aan de MTD van het programma. Bovendien verschaft deze koers over de gehele programmaperiode een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. De budgettaire beleidskoers die uit het programma blijkt, strookt volledig met het stabiliteits- en groeipact.

11. Volgens de ramingen is de bruto overheidsschuld in 2006 gedaald tot 39% van het BBP, ruim onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP. Voor de programmaperiode wordt een daling van de schuldquote van 5½ procentpunten verwacht.

12. Van de vergrijzing gaat in Finland een groter langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is, hoewel de pensioenhervormingsmaatregelen ertoe hebben bijgedragen dat de stijging van de pensioenuitgaven als percentage van het BBP in de komende decennia dicht bij het EU-gemiddelde blijft. De langetermijngevolgen van de vergrijzing voor de begroting kunnen dankzij een budgettaire uitgangspositie met een fors structureel overschot voor een aanzienlijk deel worden opgevangen. Voorts zal de stijging van de pensioenuitgaven deels gefinancierd kunnen worden met de omvangrijke activa in het pensioenfonds van de overheid. Door het primaire overschot op middellange termijn op een hoog niveau te houden, zouden de risico´s voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën evenwel nog beter in de hand gehouden kunnen worden. Al met al lijkt Finland weinig risico te lopen wat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën betreft.

13. Het stabiliteitsprogramma bevat een kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het uitvoeringsverslag van oktober 2006 van het nationale hervormingsprogramma in het kader van de budgettaire middellangetermijnstrategie. Daarnaast verschaft het systematisch informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten of besparingen van de voornaamste hervormingen waarin het nationale hervormingsprogramma voorziet, en wordt in de begrotingsprognoses expliciet rekening gehouden met de gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma geschetste maatregelen voor de openbare financiën. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën lijken aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. Met name is het volgens beide programma´s de bedoeling dat maatregelen ten uitvoer worden gelegd om de productiviteit van de centrale en de decentrale overheid op te voeren, en dat ook na de huidige kabinetsperiode wordt vastgehouden aan de budgettaire uitgavenplafonds van de centrale overheid.

14. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen.

15. Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, vertoont het programma enkele lacunes in de verplichte en facultatieve gegevens i.

Al met al is er sprake van een solide budgettaire middellangetermijnsituatie en is de begrotingsstrategie een goed voorbeeld van een begrotingsbeleid waarbij het stabiliteits- en groeipact in acht wordt genomen.

5.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses




Reëel BBP SP nov 2, 4, 3, 2, 2, 2,

(Verandering in %) COM nov 2, 4, 3, 2, n.b. n.b.

SP nov 2, 3, 2, 2, 2, n.b.

HICP-inflatie SP nov 0, 1, 1, 1, 1, 1,

(%) COM nov 0, 1, 1, 1, n.b. n.b.

SP nov 1, 1, 1, 1, 1, n.b.

Output gap SP nov -1, 0, 0, 0, -0, -0,

(% van het potentiële BBP) COM nov -1, 0, 0, -0, n.b. n.b.

SP nov -0, -0, -0, -0, -0, n.b.

Overheidssaldo SP nov 2, 2, 2, 2, 2, 2,

COM nov 2, 2, 2, 2, n.b. n.b.

(% van het BBP) SP nov 1, 1, 1, 1, 1, n.b.

Primair saldo SP nov 3, 4, 4, 4, 4, 3,

(% van het BBP) COM nov 4, 4, 4, 4, n.b. n.b.

SP nov 3, 3, 2, 2, 2, n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo SP nov 3, 2, 2, 2, 2, 2,

(% van het BBP) COM nov 3, 2, 2, 2, n.b. n.b.

SP nov 2, 1, 1, 1, 2, n.b.

Structureel saldo SP nov 3, 2, 2, 2, 2, 2,

(% van het BBP) COM nov 3, 2, 2, 2, n.b. n.b.

SP nov 2, 1, 1, 1, 2, n.b.

Bruto overheidsschuld SP nov 41, 39, 37, 36, 35, 33,

(% van het BBP) COM nov 41, 38, 37, 35, n.b. n.b.

SP nov 42, 41, 41, 40, 40, n.b.

Noten:

1Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

2Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in de voorgaande rijen), ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen.

3Er zijn geen eenmalige en tijdelijke maatregelen in het programma opgenomen.

4Er zijn geen eenmalige en tijdelijke maatregelen in de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie opgenomen.

5 Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 3,2%, 3,1%, 3,0% en 2,9% in de periode 2005-2008.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.
gew3 [afbeelding - zie origineel document]zigd b3 [afbeelding - zie origineel document] Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

europa.eu.int/comm/economy_finance/about
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

europa.eu.int/comm/economy_finance/about