Toelichting bij COM(2006)752-4 - Sluiting van het Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij het Schengenacquis

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. INLEIDING

Op 26 oktober 2004 ondertekenden de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat een Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (hierna de “Schengenovereenkomst met Zwitserland” genoemd)1.

Deze overeenkomst anticipeerde op een eventuele deelneming van Liechtenstein aan het Schengenacquis en in artikel 16 ervan wordt bepaald dat de toetreding van Liechtenstein tot de overeenkomst wordt opgenomen in een protocol, waarin de rechten en verplichtingen van elke overeenkomstsluitende partij worden vastgesteld.

Bij brief van 12 oktober 2001 gaf Liechtenstein reeds te kennen dat het naast Zwitserland overeenkomstsluitende partij wenst te worden bij een eventuele overeenkomst inzake deelneming aan het Schengen‑ en Dublinacquis omdat er tussen Liechtenstein en Zwitserland reeds sinds decennia vrij verkeer van personen bestaat. Liechtenstein werd echter niet betrokken bij de onderhandelingen met Zwitserland omdat er tussen de Europese Gemeenschap en Liechtenstein geen overeenkomst bestaat betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden.

De Europese Gemeenschap en Liechtenstein sloten later een dergelijke belastingovereenkomst, die sinds juli 2005 van kracht is.

Bij brief van 10 juni 2005 bevestigde Liechtenstein dat het betrokken wenst te worden bij het Schengen‑ en Dublin/Eurodac‑acquis.

Nadat de Raad de Commissie daartoe op 27 februari 2006 had gemachtigd, werden er met Liechtenstein en Zwitserland onderhandelingen gevoerd. Op 21 juni 2006 werden deze onderhandelingen afgerond, waarna het ontwerp‑protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Schengenovereenkomst met Zwitserland werd geparafeerd2.

Aangezien de Schengenovereenkomst met Zwitserland, waartoe Liechtenstein toetreedt, elementen bevat van zowel de eerste als de derde pijler, stelt de Commissie voor de werkwijze te volgen die ook voor de ondertekening en vaststelling van de Schengenovereenkomst met Zwitserland is gehanteerd. De Commissie stelt dus voor het protocol vast te stellen bij twee afzonderlijke akten: een akte op basis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (artikel 62, artikel 63, punt 3, artikel 66 en artikel 95) en een akte op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie (de artikelen 24 en 38).

Wat het besluit op basis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreft, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen, aangezien voor maatregelen in de zin van artikel 63, punt 3, onder a), een unanieme beslissing van de lidstaten is vereist. Overeenkomstig artikel 300, lid 3, van het EG‑Verdrag moet het Europees Parlement worden geraadpleegd over de sluiting van het protocol.

II. RESULTATEN VAN DE ONDERHANDELINGEN

De Commissie is van mening dat de doelstellingen die de Raad in de onderhandelingsrichtsnoeren had geformuleerd, zijn bereikt en dat het ontwerp‑protocol aanvaardbaar is voor de Gemeenschap.

De uiteindelijke inhoud van het protocol kan als volgt worden samengevat:

Liechtenstein treedt toe tot de Schengenovereenkomst met Zwitserland en heeft dezelfde rechten en verplichtingen als Zwitserland. Liechtenstein moet het volledige Schengenacquis en de ontwikkeling ervan aanvaarden, met als enige afwijking de afwijking die ook aan Zwitserland werd verleend (artikel 7, lid 5, van de Schengenovereenkomst met Zwitserland):

indien bepalingen van een nieuw Schengenbesluit of een nieuwe Schengenmaatregel tot gevolg hebben dat de lidstaten niet langer gemachtigd zijn de uitvoering van een verzoek om wederzijdse rechtshulp in strafzaken of de erkenning van een bevel tot huiszoeking en/of inbeslagneming van bewijsmiddelen vanuit een andere lidstaat aan de voorwaarden van artikel 51 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst te onderwerpen, hoeft Liechtenstein deze bepalingen niet om te zetten in zijn interne rechtsorde, voorzover deze bepalingen van toepassing zijn op verzoeken of bevelen tot huiszoeking en inbeslagneming die betrekking hebben op onderzoeken of vervolgingen van delicten op het gebied van de directe belastingen, die indien zij in Liechtenstein zijn gepleegd naar Liechtensteins recht niet strafbaar zouden zijn met een vrijheidsstraf3.

Afgezien van deze afwijking, wordt het protocol beëindigd indien Liechtenstein de toekomstige ontwikkelingen van het Schengenacquis niet aanvaardt.

Liechtenstein wordt lid van het gemengd comité, kan in het gemengd comité zijn standpunt uiteenzetten en kan dit comité voorzitten.

De tenuitvoerlegging van het Schengenprotocol is gekoppeld aan de tenuitvoerlegging van het Dublin/Eurodac‑protocol en aan de tenuitvoerlegging van de respectieve Schengenovereenkomsten tussen Liechtenstein en Denemarken en tussen Liechtenstein en Noorwegen en IJsland.

Voor Liechtenstein is een specifieke regeling vastgesteld betreffende de termijn die nodig is voor de tenuitvoerlegging van een ontwikkeling van het Schengenacquis wanneer Liechtenstein moet voldoen aan grondwettelijke verplichtingen (18 maanden) en betreffende de financiële bijdrage van Liechtenstein aan de administratieve kosten van werkgroepen van de Raad die bijeenkomen in de vorm van het gemengd comité. Het totaalbedrag van deze administratieve kosten is in de Schengenovereenkomst met Zwitserland vastgesteld op 8 100 000 EUR, waarvan Liechtenstein 0,071% ten laste moet nemen. Daarnaast moet Liechtenstein, net als Zwitserland, in verhouding tot zijn BBP bijdragen aan de operationele kosten in verband met de tenuitvoerlegging van het Schengenacquis. Bijgevolg heeft de deelneming van Liechtenstein aan het Schengenacquis geen financiële gevolgen voor de EU.

Gezien de bestaande samenwerking met Zwitserland op het gebied van visumbeleid en veiligheid, die het gebruik van gemeenschappelijke gegevensbanken omvat, kan Liechtenstein de technische infrastructuur van Zwitserland gebruiken om toegang te krijgen tot het Schengeninformatiesysteem en het Visuminformatiesysteem.

III. CONCLUSIES

Rekening houdend met bovenstaande overwegingen, stelt de Commissie voor dat de Raad:

- besluit dat het protocol namens de Europese Unie en namens de Europese Gemeenschap wordt ondertekend, en de voorzitter van de Raad machtigt de persoon aan te wijzen die naar behoren is gemachtigd om het protocol namens de Europese Unie en namens de Europese Gemeenschap te ondertekenen;

- na raadpleging van het Europees Parlement, namens de Europese Unie en namens de Europese Gemeenschap, zijn goedkeuring hecht aan het bijgevoegde Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.