Toelichting bij COM(2001)279-1 - Specifiek programma 2002-2006 voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 2001 de Raad en het Europees Parlement verzocht om vóór juni 2002 het door de Commissie voorgestelde kaderprogramma voor onderzoek 2002-2006 vast te stellen. Tijdens de bijeenkomsten te Lissabon, Feira en Nice had de Europese Raad reeds zijn steun uitgesproken voor het plan voor een Europese onderzoekruimte.

Daarbij heeft de Raad er met name op aangedrongen dat, in het kader van een reeks duidelijk omschreven prioriteiten, ten volle gebruik zou worden gemaakt van de nieuwe instrumenten die dit kaderprogramma de mogelijkheden moeten geven om de Europese onderzoekruimte tot stand te brengen, overeenkomstig de doelstelling van het programma.

Op 21 februari 2001 i heeft de Commissie het voorstel voor het kaderprogramma ingediend, waarna een begin kon worden gemaakt met de bespreking en behandeling van het voorstel in de Raad en het Europees Parlement. Tijdens een informele bijeenkomst op 2 en 3 maart te Uppsala, vond een eerste gedachtewisseling over het voorstel plaats tussen de ministers van Onderzoek, en in de Raad werd de behandeling van het voorstel in gang gezet.

Het Europees Parlement heeft reeds drie keer over het voorstel kunnen debatteren - bij de laatste gelegenheid naar aanleiding van de antwoorden die de Commissie op een uitvoerige vragenlijst had gegeven.

Door op dit moment de voorstellen voor de specifieke programma's - waardoor het kaderprogramma moet worden uitgevoerd - te presenteren, wil de Commissie het in de instellingen geïnitieerde debat stimuleren en in zo groot mogelijke openheid laten verlopen.

Met datzelfde doel presenteert de Commissie gelijktijdig een mededeling over de mogelijke uitvoeringsvoorwaarden voor artikel 169 van het Verdrag; voorgesteld wordt namelijk om de Gemeenschap op basis van dit artikel deel te laten nemen aan programma's die door verscheidene lidstaten gezamenlijk worden uitgevoerd, tegen de algemene achtergrond van het netwerken van de nationale onderzoekprogramma's.

De Commissie zal binnenkort overigens voorstellen indienen inzake de voor het kaderprogramma geldende 'Regels voor deelneming en verspreiding'.

Van de elementen in de huidige voorstellen aan de hand waarvan men zich een beter beeld kan vormen van de voorgestelde opzet, inhoud en uitvoeringsvoorwaarden van het nieuwe kaderprogramma, moeten met name worden genoemd:

- de indeling in specifieke programma's;

- de nieuwe instrumenten en hun werking;

- de beoogde wetenschappelijke en technologische inhoud ;

- de activiteiten die meer in het bijzonder in het kader van EURATOM zijn gepland.

1.

De opzet


Voor de uitvoering van het kaderprogramma wordt een indeling in vijf specifieke programma's voorgesteld:

- Voor het EG-kaderprogramma:

- Een specifiek programma ' Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte ' voor de twee groepen van activiteiten 'Integratie van het onderzoek' en 'Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte ' uit het voorstel voor het kaderprogramma;

- Een specifiek programma 'Structureren van de Europese onderzoekruimte ';

- Een specifiek programma voor de activiteiten van het GCO.

- Voor het EURATOM-kaderprogramma:

- Een specifiek programma voor alle werkzaamheden onder contract op de gebieden kernsplijting en kernfusie;

- Een specifiek programma voor de activiteiten van het GCO.

Deze structuur is rechtstreeks afgeleid van die van het kaderprogramma en vormt een getrouwe afspiegeling van het daaraan ten grondslag liggende beleidsplan. Doordat is gekozen voor een eenvoudige en leesbare vorm, is een samenhangende uitvoering mogelijk van de verschillende categorieën van geplande activiteiten, waarin recht wordt gedaan aan de centrale doelstelling - de totstandbrenging van een Europese onderzoekruimte - alsmede de specifieke aspecten daarvan.

Kenmerkend voor de nieuwe structuur is dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de onderzoekactiviteiten en onderzoekcoördinatieactiviteiten, en anderzijds de activiteiten die gericht zijn op het structureren op Europees niveau van verscheidene hoofdaspecten van de onderzoekactiviteit.

In beide gevallen kan een samenhangende uitvoering met name worden gewaarborgd door de instelling van één programmacomité, dat naar gelang van de betrokken gebieden in verschillende samenstellingen functioneert.

Vanwege het specifieke karakter van de GCO-activiteiten is zowel voor het EG-kader als voor het EURATOM-kader een apart specifiek programma gerechtvaardigd.

Op basis en aan de hand van de gegevens in bijlage II van het voorstel voor het kaderprogramma, is de relatie met de verschillende activiteiten waarin het Verdrag voorziet zowel qua inhoud als in budgettair opzicht gewaarborgd.

2.

De nieuwe instrumenten


De bijdrage van het nieuwe kaderprogramma aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte is in de eerste plaats gebaseerd op de steunverleningsmiddelen die voor de uitvoering ervan zijn voorzien, in het bijzonder de drie nieuwe instrumenteen, namelijk de topnetwerken, de geïntegreerde projecten en de deelname van de Gemeenschap aan gezamenlijk uitgevoerde programma's.

De invoering van deze nieuwe instrumenten, waarop de Raad en het Europees Parlement in hun resoluties over de Europese onderzoekruimte positief hebben gereageerd, beantwoordt aan de noodzaak van een verdere ontwikkeling van de steunverleningsmiddelen van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek, zoals die in diverse rapporten over het communautair onderzoekbeleid, met name het recente vijfjaarlijkse evaluatieverslag van het kaderprogramma, is benadrukt.

Sinds de indiening van het voorstel voor het kaderprogramma is verder nagedacht over deze steunverleningsinstrumenten. Over het functioneren ervan hebben talrijke contacten en diepgaande besprekingen plaatsgevonden tussen de diensten van de Commissie, de nationale instanties, de gebruikers van de programma's en andere betrokkenen en verantwoordelijke personen in onderzoekorganisaties, universiteiten en het bedrijfsleven.

In dit verband moeten met name de twee seminars worden genoemd, die op 19 en 20 april 2001 over dit thema werden gehouden i.

Op basis van de resultaten van deze uitvoerige gedachtewisseling zijn de basisprincipes en de algemene voorwaarden voor de werking van de nieuwe instrumenten geformuleerd. Ze zijn opgenomen in bijlage III van de voorstellen voor de specifieke programma's en betreffen met name:

- de doelstellingen die in het bijzonder met elk van de instrumenten afzonderlijk worden nagestreefd;

- de aard van de betrokken activiteiten;

- de algemene voorwaarden inzake oprichting, functioneren en ontwikkeling van partnerschappen;

- de algemene voorwaarden inzake ondersteuning door de Gemeenschap.

Op basis van deze uitgangspunten en voorwaarden moeten de nieuwe instrumenten een doelmatige bijdrage kunnen leveren aan de beoogde doelstelling, namelijk een diepgaande integratie van de onderzoekactiviteiten in Europa, met inachtneming van de voorwaarden van zelfstandig functioneren en flexibiliteit die kenmerkend zijn voor de steunverleningsmiddelen waarin het nieuwe kaderprogramma voorziet.

Deze steunverleningsmiddelen worden gebruikt in combinatie met maatregelen waardoor het totale in Europa aanwezige onderzoek- en innovatiepotentieel ten volle kan worden benut, onder andere door deelname van het MKB aan de betrokken activiteiten aan te moedigen.

Deze opmerkingen gelden vooral voor de topnetwerken en de geïntegreerde projecten. De deelname van de Gemeenschap aan gezamenlijk uitgevoerde nationale programma's, uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag, draagt een ander karakter en moet daarom afzonderlijk worden behandeld. Het doel van de mededeling die de Commissie daarover gelijktijdig met de onderhavige voorstellen indient, is de noodzakelijke politieke discussie over deze wijze van uitvoering van het kaderprogramma op gang te brengen.

3.

De wetenschappelijke en technologische inhoud


Naast de op structurering en integratie van de inspanningen gerichte opzet, is de concentratie van de middelen op een beperkt aantal duidelijk omschreven prioriteiten een ander hoofdkenmerk van het nieuwe kaderprogramma, zoals reeds werd benadrukt door de Europese Raad van Stockholm.

Dit komt tot uiting in de voorstellen voor de specifieke programma's, waarin de in het voorstel voor het kaderprogramma gegeven aanwijzingen met betrekking tot de doelstellingen, de bestreken gebieden en de specifieke thema's die binnen elk van die gebieden aan de orde komen, worden ingevuld, uitgewerkt en gepreciseerd.

De precieze onderzoekonderwerpen waarvoor activiteiten worden ondernomen, zullen bij de opstelling van de werkprogramma's en de activiteitenprogramma's van de topnetwerken en de geïntegreerde projecten worden vastgesteld.

Voor de doelstellingen, de inhoud en de uitvoeringsregelingen van de activiteiten die uit hoofde van de specifieke programma's moeten worden uitgevoerd, is vooraf een beoordeling verricht. In dat verband is er in het bijzonder naar gestreefd om, waar dat mogelijk en nuttig is, controleerbare en meetbare doelstellingen te definiëren, volgens de lijnen die in het voorstel voor het kaderprogramma zijn aangegeven.

Naast de activiteiten met betrekking tot de grote prioritaire onderzoekthema's, omvat het specifieke programma 'Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte' diverse categorieën van nieuwe of in nieuwe vorm uit te voeren activiteiten.

Het betreft :

- Activiteiten onder de noemer 'Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie', om tegemoet te komen aan de behoeften van het communautair beleid en aan nieuwe onvoorziene behoeften.

Deze worden uitgevoerd op basis van een meerjaren-programmeringsprocedure van de activiteiten op grond van een jaarlijkse evaluatie- en selectieronde van de gekozen onderzoekthema's.

- Ondersteunende activiteiten voor het netwerken van nationale onderzoekprogramma's en voor de coördinatie van de werkzaamheden en het beleid op het gebied van onderzoek. Hiervoor zullen lichte en flexibele mechanismen worden gebruikt.

De internationale samenwerking vormt een belangrijke dimensie van het kaderprogramma. Op dit gebied worden activiteiten in verschillende vormen ondernomen: in het specifieke programma 'Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte' gebeurt dat enerzijds door de openstelling van de topnetwerken en de geïntegreerde projecten voor onderzoekers en entiteiten uit derde landen, en anderzijds door bepaalde specifieke activiteiten; in het programma 'Structureren van de Europese onderzoekruimte' door middel van steun voor de internationale mobiliteit van Europese onderzoekers en onderzoekers uit derde landen.

In het kader van de activiteiten ter versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte worden ondersteunende activiteiten ondernomen voor de samenwerking met organisaties voor Europese wetenschappelijke en technologische samenwerking en tussen deze organisaties onderling. Deze organisaties zullen overigens volledige toegang krijgen tot alle activiteiten van de programma's.

Bij de beschrijving van de inhoud van het programma 'Structureren van de Europese onderzoekruimte' worden de uitvoeringsvoorwaarden en de mogelijke thema's van de op structurering gerichte activiteiten gepreciseerd, onder andere op het gebied van innovatie, de activiteiten met betrekking tot economische en technologische informatie die moeten worden geïntensiveerd, de verschillende vormen van steun ten behoeve van de mobiliteit, de 'geïntegreerde initiatieven' op het gebied van infrastructuren en de thema's en modaliteiten van de activiteiten met betrekking tot de verhoudingen tussen wetenschap en samenleving.

Bij de uitvoering van de specifieke programma's wordt ten volle rekening gehouden met de regionale dimensie van het Europese onderzoek, en met de rol van regio's in het innovatieproces.

4.

EURATOM-activiteiten


Door hun aard en vanwege hun specifieke rechtsgrondslag hebben de activiteiten op EURATOM-gebied een speciaal karakter. Op nucleair gebied speelt de problematiek van de Europese onderzoekruimte bovendien in een specifieke vorm.

Op het gebied van kernsplijting lijkt de Europese onderzoekruimte gemakkelijker te realiseren dan op de overige gebieden van wetenschap en technologie, vanwege de beperkte omvang van de betrokken wetenschappelijke en industriële gemeenschap en de traditionele samenwerkingsverbanden die in deze kringen bestaan.

Op kernfusiegebied is de Europese onderzoekruimte al grotendeels realiteit dankzij een geïntegreerd Europees programma met betrekking tot kernfusie door magnetische opsluiting.

In het voorstel voor een specifiek programma voor de werkzaamheden onder contract op het gebied van nucleair onderzoek worden de in het corresponderende deel van het voorstel voor het EURATOM-kaderprogramma genoemde elementen verder ontwikkeld en nader verduidelijkt.

Op het gebied van kernsplijting is in het voorstel voor het kaderprogramma een thematisch gebied aangewezen: de behandeling en opslag van afval. De activiteiten op dit gebied kunnen worden uitgevoerd met behulp van twee van de nieuwe instrumenten die op de prioritaire thematische gebieden van het programma 'Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte' van het EG-kaderprogramma worden gebruikt, namelijk de topnetwerken en de geïntegreerde projecten.

De rest van de activiteiten op het gebied van kernsplijting heeft betrekking op andere aspecten van de nucleaire veiligheid: stralingsbescherming, onderzoek naar innoverende concepten, en de opleiding op het gebied van kernenergie. Deze activiteiten kunnen worden uitgevoerd in de vorm van projecten van beperkte omvang en het netwerken van de nationale activiteiten, met de mogelijkheid om zo nodig gebruik te maken van de nieuwe instrumenten.

Op het gebied van de thermonucleaire fusie worden in het voorstel voor het specifieke programma de in het voorstel voor het EURATOM-kaderprogramma geformuleerde richtsnoeren verder uitgewerkt en gepreciseerd, op basis van de resultaten van de bijeenkomst van ministers die op 19 januari 2001 werd gehouden en waarvoor met name een door de diensten van de Commissie opgesteld werkdocument het uitgangspunt vormde i.

In het voorstel worden de voorgestelde prioriteiten voor de in de periode 2002-2006 te ondernemen activiteiten nader gepreciseerd, overeenkomstig de 'reactorgeöriënteerde' communautaire werkzaamheden op dit gebied, waarvan handhaving wenselijk werd geacht: deelname aan Next Step en gebruik van de JET-installaties.

Voor de concretisering van deze oriëntatie moeten keuzes worden gemaakt. Om het effect van de communautaire inspanningen op dit gebied te versterken, wordt voorgesteld - geheel in de geest van de Europese onderzoekruimte - om de middelen te concentreren op de multilaterale activiteiten waarbij de actoren van het Europese onderzoek bij elkaar worden gebracht in gemeenschappelijke projecten, zoals dat bijvoorbeeld al gebeurt met JET en binnenkort met ITER, als tot de bouw van die nieuwe machine besloten wordt.

De algehele coördinatie op Europees niveau, die zijn nut overtuigend heeft bewezen, wordt daarbij gehandhaafd, waarbij de lidstaten echter een groter deel op zich zullen nemen van de minder 'reactorgeoriënteerde' en minder met Next Step verband houdende activiteiten.

De periode 2002-2006 moet een overgangsperiode vormen naar een programma dat in het teken staat van de verbintenissen in verband met Next Step. Van de 700 miljoen euro die voor het gehele kernfusieonderzoek wordt voorgesteld, is 200 miljoen bestemd voor de deelname aan de bouw van ITER, waarmee in de tweede helft van de uitvoeringsperiode van het kaderprogramma - dus in 2005-2006 - kan worden begonnen en waarvoor een speciaal besluit moet worden genomen.

De communautaire activiteiten op het gebied van kernfusieonderzoek in de periode 2002-2006 zijn dus voor het merendeel bedoeld om de overgang mogelijk te maken tussen de huidige activiteiten in het kader van de associaties en wat in de toekomst een fysisch en technologisch begeleidingsprogramma voor kernfusie moet worden, wanneer het ITER-project na 2006 op 'kruissnelheid' ligt en als besloten wordt verder te gaan en met de bouw te beginnen.

5.

Een doelmatige uitvoering


Het kaderprogramma 2002-2006, dat is opgezet om de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte te vergemakkelijken, heeft drie fundamentele uitgangspunten: concentratie op een beperkt aantal prioriteiten; een structurerend effect door de sterke relatie met de nationale inspanningen; vereenvoudiging en verlichting van de uitvoeringsvoorwaarden.

De noodzaak van een dergelijke verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van het kaderprogramma en de specifieke programma's is meerdere malen benadrukt, onder andere door de Raad en het Europees Parlement, door het panel dat de vijfjaarlijkse evaluatie van het kaderprogramma verricht en door de Rekenkamer.

De verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden zal in hoofdzaak worden gerealiseerd door de invoering van nieuwe manieren van ondersteuning en nieuwe instrumenten die gericht zijn op de verwezenlijking van de twee doelstellingen: concentratie en versterking van de banden tussen de inspanningen op de verschillende niveaus.

In die optiek zijn de topnetwerken en de geïntegreerde projecten op meer gedecentraliseerde wijze opgezet, zodat de deelnemers autonomer kunnen functioneren en de uitvoering met de nodige flexibiliteit kunnen benaderen. Verder is de opzet van de partnerschappen gericht op verdere ontwikkeling, wat inhoudt dat er gedurende de gehele uitvoeringsperiode nieuwe deelnemers bij kunnen komen en dat de aanvankelijke deelnemers zich kunnen terugtrekken.

De basisprincipes van de nieuwe instrumenten worden beschreven in de bijlagen III van de verschillende voorstellen voor de specifieke programma's. De bijbehorende uitvoeringsregels worden omschreven in de 'Regels voor deelneming en verspreiding'.

Andere aspecten van het beheer van de programma-activiteiten zullen overigens worden 'geëxternaliseerd', met name wat betreft bepaalde aspecten van het beheer van de onderzoekactiviteiten voor het MKB en de activiteiten ter ondersteuning van de mobiliteit.

6.

Een noodzakelijke discussie


De indiening van een voorstel voor een nieuw onderzoek-kaderprogramma van de Unie door de Commissie geeft altijd weer aanleiding tot een brede en intensieve discussie.

Deze discussie, die al volop aan de gang is, moet niet worden verengd - zoals vaak gebeurt - tot een gedachtewisseling over de prioriteiten en de relevante gebieden, aangezien:

- het kaderprogramma 2002-2006 in wezen wordt gekenmerkt door de invoering van nieuwe vormen van steunverlening die aanzienlijke effecten kunnen hebben op de structuur van het Europese onderzoek, dat onder optimale omstandigheden moet kunnen worden verricht;

de uitvoering van het kaderprogramma een grotere betrokkenheid vergt van de verantwoordelijke instanties op het gebied van onderzoek in Europa, op een hoog besluitvormingsniveau, in nationale onderzoekorganisaties, universiteiten en de industrie, naast meer initiatief en een grotere verantwoordelijkheid van de deelnemers.