Toelichting bij COM(2005)131-1 - Ondertekening van een protocol bij de overeenkomst tussen de EG, IJsland en Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van Die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. politiek en juridisch kader

Op 19 januari 2001 heeft de Europese Gemeenschap een overeenkomst gesloten met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. In artikel 12 van deze overeenkomst is bepaald dat Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst en dat de voorwaarden voor deze deelneming zullen worden vastgesteld door de Gemeenschap, Noorwegen en IJsland, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, heeft Denemarken immers niet deelgenomen aan de aanneming door de Raad van Verordening (EG) nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend ("verordening Dublin II") en van Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van 'Eurodac' voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin ("Eurodac-verordening"). Denemarken is echter partij bij de overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend ("overeenkomst van Dublin"), die op 15 juni 1990 te Dublin is ondertekend.

Op 16 februari 2001 heeft Denemarken verzocht om deelneming aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen.

Bij besluit van 6 mei 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend, zoals bedoeld in artikel 12 van deze overeenkomst.

De onderhandelingen over de sluiting van het protocol bij de overeenkomst met Noorwegen en IJsland zijn afgerond met de parafering van de tekst op 12 januari 2005.

Bijgaande voorstellen zijn de juridische instrumenten voor de ondertekening en de sluiting van het protocol. Wat de Gemeenschap betreft, vormt artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, de rechtsgrondslag van het besluit inzake de ondertekening, terwijl artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea, de rechtsgrondslag is van het besluit inzake de sluiting. Dit betekent dat de Raad een besluit neemt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en dat het Europees Parlement over de sluiting van het protocol wordt geraadpleegd.

II. resultaten van de onderhandelingen

De Commissie is van mening dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen bereikt zijn en dat het ontwerp-protocol aanvaardbaar is voor de Gemeenschap. Het protocol bestaat in totaal uit 6 artikelen en omvat tevens een bijlage, die er een integrerend deel van uitmaakt.

De uiteindelijke inhoud van het protocol kan als volgt worden samengevat:

- Door het protocol worden de bepalingen van de “verordening Dublin II” en van de “Eurodac-verordening” alsmede de maatregelen ter uitvoering daarvan van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds het Koninkrijk Denemarken en anderzijds de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen. Dit geldt ook voor toekomstige wijzigingen of nieuwe uitvoeringsmaatregelen.

- Het protocol verleent IJsland en Noorwegen het recht memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het Hof van Justitie wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van een bepaling van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken.

- Het protocol voorziet in een bemiddelingsprocedure ingeval enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen het oneens zijn over de uitlegging of toepassing van het protocol.

- Het protocol bevat bepalingen betreffende de beëindiging ervan.

III. Conclusies

Rekening houdend met bovengenoemde resultaten, stelt de Commissie voor dat de Raad:

- besluit dat het protocol namens de Gemeenschap wordt ondertekend en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon/personen aan te wijzen die naar behoren is/zijn gemachtigd om de overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen;

- na raadpleging van het Europees Parlement, zijn goedkeuring hecht aan het protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend.