Toelichting bij COM(2004)594-1 - Ondertekening van de overeenkomst met Denemarken houdende uitbreiding tot Denemarken van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend en van Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. politiek en juridisch kader

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de aanneming door de Raad van Verordening (EG) nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend ("verordening Dublin II") en van Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van 'Eurodac' voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin ("Eurodac-verordening").

Denemarken is echter partij bij de Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend ("Overeenkomst van Dublin"), die op 15 juni 1990 te Dublin werd ondertekend.

Op 19 januari 2001 heeft de Gemeenschap een overeenkomst gesloten met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. In artikel 12 van deze overeenkomst is bepaald dat Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst en dat de voorwaarde voor deze deelneming zal worden vastgesteld door de Gemeenschap, Noorwegen en IJsland, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst.

Denemarken heeft verzocht internationale overeenkomsten met de Gemeenschap te sluiten die zijn betrekkingen met de andere lidstaten moeten regelen door de overname van de bestaande communautaire instrumenten.

In haar mededeling van april 2002 heeft de Commissie, die instemde met de mogelijkheid om uitzonderlijk en als overgangsmaatregel in bepaalde gevallen specifieke internationale overeenkomsten met Denemarken te sluiten, niettemin voorwaarden voor dergelijke overeenkomsten vastgelegd, met name inzake de bevoegdheid van het Hof van Justitie en de verplichtingen van Denemarken bij zijn externe betrekkingen op de betrokken gebieden. Bij zijn besluit van 6 mei 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om met het Koninkrijk Denemarken te onderhandelen over een overeenkomst houdende uitbreiding tot Denemarken van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend en van Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van 'Eurodac' voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin, en om met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen te onderhandelen over een protocol uit hoofde van artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. De Raad achtte het belangrijk om parallel met het protocol bij de overeenkomst met Noorwegen en IJsland een overeenkomst met Denemarken te sluiten, teneinde de bevoegdheid van het Hof van Justitie ten aanzien van Denemarken te waarborgen, zowel wat de uitlegging als wat de toepassing van de betrokken overeenkomsten en verordeningen betreft, en de wederzijdse verplichtingen in het kader van internationale overeenkomsten te regelen.

De onderhandelingen met het oog op de sluiting van de overeenkomst zijn in juni 2003 begonnen en de tekst is op 8 juni 2004 geparafeerd.

Wat de Gemeenschap betreft, vormt artikel 63, punt 1, onder a), in samenhang met artikel 300 van het EG‑Verdrag de rechtsgrond van de overeenkomst.

De bijgevoegde voorstellen vormen de juridische instrumenten voor de ondertekening en sluiting van de overeenkomst. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen (artikel 251 op grond van artikel 67, lid 5, eerste streepje, van het EG-Verdrag). Overeenkomstig artikel 300, lid 3, van het EG-Verdrag moet het Europees Parlement formeel over de sluiting van de overeenkomst worden geraadpleegd.

II. resultaten van de onderhandelingen

De Commissie is van mening dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen bereikt zijn en dat de ontwerpovereenkomst aanvaardbaar is voor de Gemeenschap.

De uiteindelijke inhoud van deze overeenkomst kan als volgt worden samengevat:

- De overeenkomst bestaat uit in totaal 11 artikelen. Zij omvat tevens een bijlage, die er een integrerend deel van uitmaakt.

- Door de overeenkomst worden de bepalingen betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor een asielverzoek dat in Denemarken of in een andere lidstaat wordt ingediend door een onderdaan van een derde land van toepassing op Denemarken.

- Door de overeenkomst wordt aan het Hof van Justitie de rol toevertrouwd de eenvormige uitlegging en toepassing van de door de overeenkomst en de verordeningen bestreken bepalingen te waarborgen.

- De overeenkomst geeft het Hof van Justitie onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de rechtbanken van de andere lidstaten de bevoegdheid kennis te nemen van prejudiciële vragen die door Deense rechters worden gesteld over de uitlegging van de bepalingen van de overeenkomst.

- De overeenkomst geeft het Hof van Justitie de bevoegdheid om op verzoek van Denemarken uitspraak te doen over vragen betreffende de uitlegging van de bepalingen die door de overeenkomst worden bestreken, op dezelfde wijze en met dezelfde gevolgen als ten aanzien van de andere lidstaten, de Raad of de Commissie over vragen betreffende de uitlegging van de verordeningen die uit hoofde van artikel 63 van het EG-Verdrag zijn vastgesteld.

- De inbreukprocedures zoals deze bij het EG-Verdrag zijn vastgesteld, zijn van toepassing.

- Door de overeenkomst wordt Denemarken ertoe verplicht elke wijziging van de verordeningen waarnaar de overeenkomst verwijst alsmede de maatregelen ter uitvoering daarvan te aanvaarden.

- In de overeenkomst zijn de wederzijdse verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen vastgesteld voor het geval dat een overeenkomstsluitende partij een internationale overeenkomst wenst te sluiten die invloed heeft op de bepalingen die door de overeenkomst worden bestreken.

- De overeenkomst bevat een bepaling die Denemarken ertoe verplicht jaarlijks aan de operationele kosten die verband houden met de installatie en de activiteit van de centrale eenheid van Eurodac een bedrag bij te dragen dat overeenkomt met het percentage van zijn bruto nationaal product ten opzichte van het bruto nationaal product van alle lidstaten.

- In de overwegingen van de overeenkomst is vastgesteld dat deze voor de betrekkingen tussen Denemarken en de andere lidstaten in de plaats treedt van de Overeenkomst van Dublin.

- De overeenkomst bevat bepalingen betreffende de beëindiging ervan.

III. Conclusies

Rekening houdend met bovengenoemde resultaten, stelt de Commissie voor dat de Raad:

- besluit dat de overeenkomst namens de Gemeenschap wordt ondertekend en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon (personen) aan te wijzen die naar behoren is (zijn) gemachtigd de overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen;

- na raadpleging van het Europees Parlement zijn goedkeuring hecht aan de bijgevoegde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken houdende uitbreiding tot Denemarken van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend en van Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van 'Eurodac' voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin.