Toelichting bij COM(2005)142 - Standpunt van de EG in de Associatieraad inzake afwijking van de bepalingen betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking, neergelegd in de associatieovereenkomst met Tunesië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND

In het kader van het proces van Barcelona heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend tot uitbreiding van de pan-Europese cumulatie van de oorsprong tot de landen van het Middellandse-Zeegebied, als bijdrage tot de totstandbrenging van het Europees-mediterrane vrijhandelsgebied uiterlijk 2010.

Dankzij de pan-Europees-mediterrane cumulatie van de oorsprong kan bijvoorbeeld in Tunesië vervaardigde kleding voor de uitvoer naar de Gemeenschap preferentiële oorsprong verkrijgen, indien het kledingstuk is vervaardigd uit weefsels die van oorsprong zijn uit de andere landen waarvoor de pan-Europees-mediterrane cumulatie geldt, zoals Turkije.

Een fundamentele voorwaarde voor de toepassing van pan-Europees-mediterrane cumulatie is dat er tussen alle landen in de regio vrijhandelsovereenkomsten met identieke oorsprongsregels moeten zijn gesloten. Tunesië heeft onlangs een vrijhandelsovereenkomst met Turkije gesloten. Pan-Europees-mediterrane cumulatie vereist ook dat de oorsprongsregels van de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de EG en Tunesië worden aangepast. Een voorstel daartoe wordt momenteel in de Raad besproken.

2. AARD VAN HET PROBLEEM

De oorsprongsregel die van toepassing is op de kledingstukken waarvoor een afwijking wordt gevraagd, luidt dat de gebruikte weefsels moeten zijn verkregen uit garen dat al van oorsprong is. Met andere woorden, de regel staat niet toe dat bij de vervaardiging van die kledingstukken weefsels worden gebruikt die niet van oorsprong zijn.

Op grond van de gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 39 van protocol nr. 4 bij de overeenkomst tussen de EG en Tunesië heeft Tunesië op 16 februari 2005 verzocht om een afwijking, zodat bij de vervaardiging van van oorsprong zijnde kledingstukken in Tunesië, voor de uitvoer naar de EU, gebruik kan worden gemaakt van weefsels van oorsprong uit Turkije. Deze afwijking houdt dus een vervroegde verwezenlijking in van de gevolgen van de pan-Europees-mediterrane cumulatie van oorsprong tussen Tunesië, Turkije en de EU.

3. STRUCTUUR VAN DE VOORGESTELDE AFWIJKING

Volgens het voorstel wordt de afwijking verleend:

- ten aanzien van kledingstukken die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 61 en 62 van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen;

- voor een hoeveelheid van 8 040 ton lange broeken en 1 855 ton andere kledingstukken (zie de gedetailleerde tabel in bijlage I);

- tot het pan-Europees-mediterrane protocol inzake oorsprongsregels voor de betrokken partijen, Tunesië, Turkije en de EU, in werking treedt, echter in geen geval voor een langere periode dan één jaar;

- op voorwaarde dat Tunesië kwantitatieve controles verricht op de uitvoer van de betrokken producten en overzichten verstrekt van de hoeveelheden waarvoor certificaten inzake goederenverkeer zijn afgegeven;

- op voorwaarde dat Turkije en Tunesië, in afwachting van de inwerkingtreding van de vrijhandelsovereenkomst die zij onlangs hebben ondertekend, overeenkomen te beginnen met de toepassing van de daarin vervatte oorsprongsregels, met inbegrip van de bepaling inzake administratieve samenwerking.

4. CONCLUSIE

De Raad wordt verzocht zijn goedkeuring te hechten aan bijgaand voorstel voor het standpunt van de Gemeenschap, zodat de Associatieraad EG–Tunesië het besluit houdende afwijking van de oorsprongsregels kan goedkeuren.