Toelichting bij COM(2004)572 - In de handel brengen van een koolzaadproduct (Brassica napus L., lijn GT73), genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor het herbicide glyfosaat, overeenkomstig richtlijn 2001/18/EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. In overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2001/18/EG hebben de Nederlandse instanties een kennisgeving ontvangen (referentie C/NL/98/11) betreffende het in de handel brengen van een koolzaadproduct (Brassica napus L., lijn GT73), genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor het herbicide glyfosaat.

2. Overeenkomstig artikel 14 van de richtlijn heeft de Nederlandse bevoegde instantie haar beoordelingsrapport van de kennisgeving toegezonden aan de Commissie, die tot de conclusie is gekomen dat er geen redenen bestaan om het in de handel brengen van GT73-koolzaad te weigeren.

3. De Commissie heeft het beoordelingsrapport doorgezonden naar alle andere lidstaten; sommige lidstaten hielden vast aan hun bezwaren tegen het genoemde rapport in termen van moleculaire karakterisering, allergeniciteit, monitoring en identificatie/detectie van het product; hierdoor is de Commissie, in overeenstemming met artikel 18 van Richtlijn 2001/18/EG, verplicht een besluit te nemen in overeenstemming met de procedure die is vastgesteld in artikel 30, lid 2, van de richtlijn, waarop de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

4. In overeenstemming met artikel 5, lid 2, van Besluit 1999/468/EG is een ontwerp van de te nemen maatregelen ter fine van advies bij het krachtens artikel 30 van Richtlijn 2001/18/EG opgerichte comité ingediend.

5. Aangezien het Comité geen advies heeft uitgebracht, dient de Commissie, in overeenstemming met artikel 5, lid 4, van Besluit 1999/468/EG, onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen en brengt zij het Europees Parlement op de hoogte.

6. In artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG is bepaald dat de Raad, waar nodig in het licht van een dergelijk standpunt, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt binnen een termijn die, overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG, is vastgesteld op drie maanden. Indien de Raad binnen die termijn van drie maanden met gekwalificeerde meerderheid te kennen geeft zich tegen het voorstel te verzetten, neemt de Commissie het voorstel opnieuw in behandeling; indien de Raad echter bij afloop van die termijn het voorgestelde uitvoeringsbesluit niet heeft aangenomen of niet te kennen heeft gegeven zich ertegen te verzetten, wordt het voorgestelde uitvoeringsbesluit door de Commissie vastgesteld.