Toelichting bij COM(2010)195 - Toewijzing van geannuleerde middelen voor projecten van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en eerdere EOF's ten behoeve van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in Sudan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De regering van Sudan heeft besloten de herziene Overeenkomst van Cotonou niet te ratificeren vanwege artikel 11, lid 6, op grond waarvan de partijen bij de Overeenkomst van Cotonou "[ernaar] streven maatregelen te nemen ten behoeve van de bekrachtiging en tenuitvoerlegging van het Statuut van Rome en daarmee samenhangende instrumenten". In maart 2009 heeft het Internationale Strafhof een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen de Sudanese president Omar al-Bashir op grond van twee aanklachten wegens oorlogsmisdrijven en vijf aanklachten wegens misdaden tegen de menselijkheid.

Doordat Sudan het verdrag niet heeft geratificeerd, heeft het land geen toegang tot middelen die anders beschikbaar zouden zijn gesteld in het kader van het nationale indicatieve programma van het tiende EOF, waarvoor 297 miljoen euro beschikbaar was, waarvan 258 miljoen euro aan programmeerbare middelen (A-portefeuille) en 39 miljoen euro voor onvoorziene behoeften (B-portefeuille), die nu aan de reserve van het tiende EOF zijn toegevoegd.

De Europese Unie meent echter dat de huidige politieke situatie in Sudan en de dramatische humanitaire crises in Darfur en Zuid-Sudan grote betrokkenheid van de EU vereisen, onder meer door de verstrekking van cruciale hulp aan de Sudanese bevolking. Aangezien in april 2010 verkiezingen worden gehouden en in januari 2011 een referendum over afscheiding van het zuiden zal plaatsvinden, moet de Europese Unie alles in het werk stellen om de vrede en stabiliteit in Sudan te bevorderen, onder andere in Zuid-Sudan en Darfur, en om de democratische hervormingen in het hele land te stimuleren. Doordat de middelen van het tiende EOF niet beschikbaar zijn, heeft de EU aanzienlijk minder capaciteit om de bevolking te ondersteunen en het land te helpen stabiliseren, wat ook gevolgen kan hebben voor de rest van de regio. De lidstaten hebben daarom de Europese Commissie verzocht nieuwe werkwijzen te bedenken om de middelen ten goede te laten komen aan de Sudanese bevolking.

Bijgevolg stelt de Europese Commissie voor om een deel van de geannuleerde middelen die in het kader van het negende EOF en eerdere EOF's voor andere landen en regio's bestemd waren, hiervoor te gebruiken. Momenteel is in totaal 186,67 miljoen euro geannuleerd. Aanvankelijk was het de bedoeling om een verzoek te doen voor het gebruik van deze middelen op basis van het voorstel van de Commissie van 2010 voor de prestatie-evaluatie van het tiende EOF door de Raad[1]. Op grond van artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord van het tiende EOF kunnen geannuleerde middelen van het negende EOF of eerdere EOF's echter op ieder moment worden gebruikt als de Raad daartoe met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluit. Een dergelijk besluit vormt een uitzondering op de zogenaamde uitdovingsclausule waarop dit artikel betrekking heeft, omdat middelen uit eerdere EOF's worden gebruikt. Deze middelen moeten worden toegewezen op basis van een evaluatie van de behoeften, die samen met de in Sudan vertegenwoordigde EU-lidstaten moet worden uitgevoerd, en van een financieringsbesluit van de Europese Commissie.

Na overleg met de lidstaten tijdens de Groep ACS in januari en februari 2010 stelt de Commissie daarom voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan het besluit in de bijlage, waarmee 150 miljoen euro van de geannuleerde middelen voor projecten van het negende EOF en eerdere EOF's wordt gebruikt voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in Sudan.